Page 41 of 88

6-9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04616
Motorolie en oliefilterelement
Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst en het oliefilterele-
ment worden gereinigd volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke
ondergrond en houd hem verticaal.
OPMERKING:
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het motorolieniveau.
Wanneer de motorfiets iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.
2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.3. Wacht een paar minuten tot de olie
tot rust is gekomen en controleer
dan het olieniveau via het kijkglas
rechtsonder in het carter.
OPMERKING:
De motorolie moet tussen de merkstre-
pen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merks-
treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbe-
volen soort, bij tot het correcte
niveau.
2
3 1
1. Olieniveau kijkglas
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
Om de motorolie te verversen (met of
zonder reiniging van oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
1
1. Olievuldop
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 40
Page 42 of 88
6-10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
1
1. Aftapplug motorolie
DCA00039
<>
Bij het verwijderen van de olieaftap-
plug komen de o-ring, de veer en de
olie-aanzuigzeef mee. Zorg dat deze
onderdelen niet worden verloren.
12 3
1. Olie-aanzuigzeef
2. Veer
3. O-ring
OPMERKING:
Sla de stappen 4–9 over als het oliefilter-
element niet wordt gereinigd.
4. Verwijder de aftapbout van het olief-
ilterelement om de olie uit het oliefil-
terelement te laten stromen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1
2
3
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Oliefilterdeksel door
3. Bevestigingsbout oliefilterdeksel (×2)
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 41
Page 43 of 88

6-11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
6. Verwijder het oliefilterelement en de
o-ringen.
7. Controleer de o-ring op beschadi-
ging en vervang hem als dat nodig
is.
8. Reinig het oliefilterelement in oplos-
middel en breng dan opnieuw aan.
OPMERKING:
Controleer het oliefilterelement op
beschadiging en vervang het als dat
nodig is.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten en de aftapbout aan te bren-
gen en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1 22
1. Oliefilterelement
2. O-ring (×2)
OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
10. Reinig de olie-aanzuigzeef in oplos-
middel, controleer hem op schade
en vervang als dat nodig is.
11. Breng de olie-aanzuigzeef, de veer,
de o-ring en de olie-aftapplug aan en
zet de aftapplug vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.12. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast. Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Aftapbout oliefilterelement:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kgf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder verwijderen van
oliefilterelement:
1,0 L
Met verwijderen van
oliefilterelement:
1,1 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
1,3 L
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 42
Page 44 of 88

6-12
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DCA00133
<>
8Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppeling)
mogen geen chemische additie-
ven worden toegevoegd. Gebruik
geen olieën met een “CD” diesel-
specificatie of olieën met een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen oliën met
een “ENERGY CONSERVING
II”
of hogere aanduiding.
8Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
13. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
14. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU04216
Reinigen van het
luchtfilterelement en de
aftapslang
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. Reinig het luchtfilterelement
vaker als u in zeer stoffige of vochtige
gebieden rijdt. Verder moet de aftapslang
van het luchtfilter regelmatig worden
gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-5 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel).2. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
1
2
2
1. Luchtfilterdeksel door
2. Schroef (×4)
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 43
Page 45 of 88

6-13
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Haal het sponsmateriaal uit de fra-
mehouder van het luchtfilterelement,
reinig het in oplosmiddel en wring
dan het achtergebleven oplosmiddel
uit.
1
2
1. Sponsmateriaal
2. Framehouder luchtfilterelement
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van het
luchtfilterelement en wring dan de
overtollige olie uit.
OPMERKING:
Het sponsmateriaal moet nat zijn maar
mag niet druipen.
6. Trek het sponsmateriaal over de fra-
mehouder van het luchtfilterelement.
7. Steek het filterelement in het luchtfil-
terhuis.
DC000082
<>
8Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilterhuis
is geplaatst.
8Laat de motor nooit draaien zon-
der dat het luchtfilterelement aan-
wezig is, dat kan leiden tot over-
matige slijtage bij de zuiger en/of
de cilinder.
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
9. Monteer het paneel.
Aanbevolen olie:
Motorolie
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 44
Page 46 of 88

6-14
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang
aan de onderzijde van het luchtfilter-
huis water of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water
in zit, reinig hem grondig en breng
opnieuw aan.
1
1. Luchtfilteraftapslang
DAU00629
Afstellen van de carburateur
De carburateur vormt een belangrijk
onderdeel van de motor en moet zeer
precies worden afgesteld. Laat daarom
de meeste carburateurafstellingen over
aan een Yamaha dealer die over de
benodigde vakkennis en ervaring
beschikt. De afstelling die in het volgende
hoofdstuk is beschreven, wordt echter als
onderdeel van het routineonderhoud
beschouwd en kan wel door de eigenaar
worden uitgevoerd.
DC000094
<>
De carburateur werd op de Yamaha
fabriek ingesteld en uitgebreid getest.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische ken-
nis aanwezig is, kan de werking van de
motor achteruitgaan of wordt de motor
beschadigd.
DAU04757
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel afge-
steld volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema.
De motor moet warm zijn om deze afstel-
ling te verrichten.
OPMERKING:
8De motor is voldoende warm als
deze snel reageert op de gasbedie-
ning.
8Een diagnosetoerenteller is nodig
om deze afstelling uit te voeren.
1. Bevestig de toerenteller aan de bou-
giekabel.
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 45
Page 47 of 88
6-15
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifi-
catie af door de gasklepstelschroef
te verdraaien. Draai de schroef rich-
ting aom het stationair toerental te
verhogen. Draai de schroef richting
bom het stationair toerental te ver-
lagen.
1
ab
1. Gasklepstelschroef
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toeren-
tal niet haalbaar is volgens de hierboven
beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3–5 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
a
a. Vrije slag van de gaskabel
Stationair motortoerental:
1.450–1.650 tpm
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 46
Page 48 of 88

6-16
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00637
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU04401
BandenBandenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
DW000082
X@
8De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
150 kPa
(1,50 kgf/cm2,
1,50 bar)150 kPa
(1,50 kgf/cm2,
1,50 bar)
90 kg–maximale150 kPa
(1,50 kgf/cm2,
1,50 bar)175 kPa
(1,75 kgf/cm2,
1,75 bar)
Maximale belasting* 180kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 47