Page 25 of 88

4-1
DAU01114
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en
wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het weg-
vallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele
inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Brandstof•Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
•Vul zo nodig brandstof bij.
•Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-5–3-7
Motorolie•Controleer het olieniveau in de motor.
•Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
•Controleer de machine op olielekkage.6-9–6-12
Voorrem•Controleer de werking.
•Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
•Controleer de vrije slag van de remhendel.
•Stel zo nodig bij.
•Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
•Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
•Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.3-5, 6-20, 6-23–6-25
Achterrem•Controleer de werking.
•Controleer de vrije slag van het rempedaal.
•Stel zo nodig bij.3-5, 6-21–6-23
Koppeling•Controleer de werking.
•Smeer de kabel als dat nodig is.
•Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
•Stel zo nodig bij.3-4, 6-19–6-20
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 24
Page 26 of 88

4-2
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
Gasgreep•Controleer of de werking soepel is.
•Controleer de vrije slag van de kabel.
•Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.6-15, 6-28
Bedieningskabels•Controleer of de werking soepel is.
•Smeer als dat nodig is.6-27
Aandrijfketting•Controleer of de ketting correct is aangespannen.
•Stel zo nodig bij.
•Controleer de conditie van de ketting.
•Smeer als dat nodig is.6-25–6-27
Wielen en banden•Controleer op schade.
•Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
•Controleer de bandspanning.
•Corrigeer als dat nodig is.6-16–6-19
Rem- en schakelpedalen•Controleer of de werking soepel is.
•Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.6-28
Rem- en koppelingshendels•Controleer of de werking soepel is.
•Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.6-29
Zijstandaard•Controleer of de werking soepel is.
•Smeer zo nodig het scharnierpunt.6-29
Framebevestigingen•Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
•Zet zo nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars•Controleer de werking.
•Corrigeer als dat nodig is.3-1–3-4, 6-34–6-37
Zijstandaardschakelaar•Controleer de werking van het startspersysteem.
•Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.3-12–3-13 ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 25
Page 27 of 88
4-3
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
OPMERKING:
Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig
tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
DWA00033
X@
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en
eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 26
Page 28 of 88

5-1
DAU00372
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU00373
X@
8Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties
en hun werking voordat u gaat rij-
den. Informeer bij een Yamaha
dealer als u de werking van een
schakelaar of functie niet volko-
men begrijpt.
8Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat deze hierin
ook niet lange tijd aaneen draaien.
Uitlaatgassen zijn giftig en het
inademen ervan kan al binnen
korte tijd leiden tot bewusteloos-
heid en dodelijk letsel. Controleer
altijd of er voldoende ventilatie is.
8Controleer of de zijstandaard is
ingetrokken alvorens weg te rij-
den. Als de zijstandaard niet
behoorlijk is ingetrokken, kan
deze de grond raken en zo de
motorrijder afleiden, waardoor u
de macht over het stuur verliest.
DAU04692
Starten van een koude motor
Door het startspersysteem is starten
alleen mogelijk als aan een van de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
8De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
8De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
DW000054
X@
8Controleer voor het starten van de
motor de werking van het starts-
persysteem en volg daarbij de
werkwijze beschreven op pagina
3-13.
8Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de kraanhendel in “ON”.
2. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “#” is gezet.
3. Schakel de versnellingsbak in de
vrijstand.
OPMERKING:
Als de versnellingsbak in de vrijstand
staat, moet het vrijstandcontrolelampje
branden; zo niet, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
ONFUEL
RES
OFF
1ON
1. Pijlteken op “ON”
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 27
Page 29 of 88

5-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
4. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-
8 voor de bediening van de choke.)
5. Start de motor door de startknop in
te drukken.
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden
en probeer het dan opnieuw. Iedere start-
poging moet zo kort mogelijk duren om
de accu te sparen. Laat de startmotor
nooit langer dan 10 seconden aaaneen
draaien.
6. Zet na het starten van de motor de
starter (choke) tot halverwege terug.
DCA00045
<>
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van
de motor!
7. Zet de choke uit zodra de motor
warm is.
OPMERKING:
De motor is warm wanneer deze normaal
reageert op de gasbediening terwijl de
choke uit is gezet.
DAU01258
Starten van een warme motor
Volg dezelfde procedure als bij starten
van een koude motor, alleen is het
gebruik van de choke niet nodig als de
motor warm is.1
1. Chokeknop
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 28
Page 30 of 88

5-3
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU00423
Schakelen van versnellingen
Door de versnellingen te schakelen kunt
u het beschikbare motorvermogen dose-
ren bij het wegrijden, optrekken, tegen
een helling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING:
Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enke-
le malen ingetrapt totdat het einde van de
slag bereikt is, waarna het pedaal iets
wordt opgetrokken.
DC000048
<>
8Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnel-
lingsbak in de vrijstand, en sleep
de motorfiets niet over lange
afstanden. De versnellingsbak
wordt alleen afdoende gesmeerd
terwijl de motor draait. Door
onvoldoende smering kan de ver-
snellingsbak worden beschadigd.
8Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om
zo schade aan de motor, de ver-
snellingsbak en de aandrijving te
voorkomen; door hun constructie
zijn deze niet bestand tegen de
schokken die optreden bij belast
schakelen.
DAU02941
Aanbevolen schakelpunten
(alleen voor Zwitserland)
De aanbevolen schakelpunten tijdens
accelereren staan vermeld in de tabel
hierna.
OPMERKING:
Wanneer ineens twee versnellingen tege-
lijk wordt teruggeschakeld, moet in gelijke
mate snelheid worden geminderd (bij-
voorbeeld minderen tot 35 km/u bij terug-
schakelen van de 4e naar de 2e versnel-
ling).
1
N5
4
3
2
1
1. Schakelpedaal
N. Vrijstand
Aanbevolen snelheid
(km/u)
1-ste→2-de
2-de→3-de
3-de→4-de
4-de→5-de23
36
50
60
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 29
Page 31 of 88

5-4
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU04577
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips
om het brandstofverbruik te verlagen:
8Zet de choke zo snel mogelijk uit.
8Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u acce-
lereert.
8Geef geen gas tijdens het terug-
schakelen en voorkom dat de motor
onbelast met een hoog toerental
draait.
8Laat de motor niet langdurig statio-
nair draaien maar zet hem af (bij-
voorbeeld in files, bij stoplichten of
bij spoorwegovergangen).
DAU00436
Inrijden van de motor
De periode tussen de 0 en 1.000 km is de
belangrijkste periode in de levensduur
van de motor. Lees daarom de volgende
informatie aandachtig door.
Omdat de motor splinternieuw is, mag hij
tijdens de eerste 1.000 km niet overmatig
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt.
Rijd tijdens deze periode nooit langdurig
volgas en vermijd ook andere manoeu-
vres die tot oververhitting van de motor
kunnen leiden.
DAU043980–500 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan 1/3 open gedraaid.
500–1.000 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan halverwege open gedraaid.
DCA00118
<>
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd,
moet de motorolie worden ververst en
het oliefilterelement en de olieaanzuig-
zeef worden gereinigd.
1.000 km en verder
De machine kan nu verder normaal wor-
den gebruikt.
DC000049
<>
Als tijdens de inrijperiode motorscha-
de optreedt, vraag dan direct een
Yamaha dealer de machine te controle-
ren.
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 30
Page 32 of 88
5-5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
DAU00457
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af, neem de
sleutel uit het contactslot en draai dan de
benzinekraan naar “OFF”.
DW000058
X@
8De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking
kunnen komen.
8Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
RES
ONFUEL
OFF
1
1. Pijlteken op “OFF”
5RS-9-D1 (Dutch) 8/28/02 12:00 PM Page 31