Page 73 of 130

30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
74
Openen van buitenaf
PORTIEREN
Openen van binnenuit
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HETKOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met de
sleutel (draai de sleutel van Anaar
C ) of met de afstandsbediening.
Ontgrendel het kofferdeksel met de
sleutel (draai de sleutel van Anaar
B ).
De verlichting van de bagage- ruimte gaat automatisch aanzodra het kofferdeksel geopendwordt.
Vergrendelen van binnenuit
Vergrendelen: Druk op de knop A.
Met het vergrendelen van een voor- portier worden tegelijkertijd ook hetportier aan passagierszijde en het
kofferdeksel vergrendeld. Ontgrendelen van binnenuit
Trek aan de knop Aof aan de hand-
greep om het portier te ontgrende- len.
Waarschuwing "portier open" Als bij draaiende motor een portier
niet goed is gesloten, zal een geluidssignaal te horen zijn in com-binatie met een bijbehorende mel-ding of afbeelding op het multifunc-
tionele display. Bovendien gaat tijdens het rijden ,
als de knop van de plafonnier in de stand "verlichting gaat branden alseen portier geopend wordt" staat, deplafonnier knipperen.
Page 74 of 130
30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL75
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zak- ken en laat deze aan het einde vande slag in het slot vallen. Controleerof de motorkap goed vergrendeld is.
MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
trek aan de hendel
aan de linker zijde onder het dash- board. Buitenzijde: druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op. BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met
afgezette
motor te geschieden.
Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keerautomatisch uitspringen. Indien ditwel gebeurt kunnen er storingenoptreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 47 liter.
Page 75 of 130

30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
76
ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Zet tijdens het openen van het dak nooit het contact af.
Zet de auto stil op een horizonta- le ondergrond.
Controleer of het afdekscherm 1
is vastgemaakt (er mogen geenvoorwerpen op geplaatst zijn;eventuele bagage mag het afdek-scherm niet omhoogdrukken).
Controleer of er geen voorwerpenop de hoedenplank geplaatst zijn.
Controleer of het kofferdekselgoed dicht zit.
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Ontgrendel de twee haken 2 vol-
ledig ; deze handeling wordt
bevestigd door een geluidssig-naal.
Trek aan knop 3tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak vol-ledig is geopend.
Tijdens het bedienen van het dakworden eerst de portierruiten en ver-volgens de achterzijruiten automa-
tisch geopend, het kofferdekselwordt geopend en het dak wordtopgevouwen en opgeborgen in de
bagageruimte, waarna het koffer-deksel sluit en de hoedenplankwordt geplaatst. Opmerking: Na het openen of slui-
ten van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: Controleer als het dak niet beweegt of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het kofferdek-
sel goed dicht zit. Als de bewegingvan het dak stopt, klinkt een onon-derbroken geluidssignaal: Als de beweging van het dak wordt onderbroken, klinkt een ononderbro-ken geluidssignaal:
Laat de knop 3los en trek
opnieuw aan deze knop om het openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of na het wassen van uw auto te wach-ten met het openen van het daktot het opgedroogd is.
Page 76 of 130

30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL77
Sluiten van het dak Zet tijdens het sluiten van het dak nooit het contact af.
Controleer of het afdekscherm 1
is uitgetrokken en vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen opgeplaatst zijn; eventuele bagagemag het afdekscherm nietomhoogdrukken).
Controleer of het kofferdekselgoed gesloten is.
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in de standM .
Druk op de knop 3tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak vol-ledig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak wor-den de portierruiten en de achterzij-ruiten automatisch geopend, dehoedenplank wordt weggevouwen,
het kofferdeksel wordt geopend, hetdak wordt uitgevouwen en
geplaatst, waarna het kofferdekselweer wordt gesloten. Vergrendel tenslotte de twee haken 2.
Opmerking: Na het openen of slui-
ten van het dak kunnen de ruitenweer bediend worden. Storing in het systeem: Controleer als het dak niet beweegt of het afdekscherm is uitgetrokken en
vastgemaakt en of het kofferdekselgoed dicht zit. Als de beweging van het dak stopt, klinkt een ononderbroken geluidssig-naal:
Laat de knop 3los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Als tijdens het rijden een ononderbro- ken geluidssignaal klinkt, betekent dit
dat het dak en/of het kofferdeksel nietzijn vergrendeld: Zet de auto stil en trek de hand- rem aan.
Open en sluit het dak volledig;volg hierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Bedien het dak niet wan- neer een bagagerek op hetkofferdeksel bevestigd enbeladen is.
Let erop dat er zich, tijdens hetopenen of sluiten van het dak,geen personen in de buurt van hetbedieningsmechanisme bevinden;hiermee wordt risico op letselvoorkomen. Laat knop 3 nooit langer dan 5 minuten los als het dak nogniet volledig gesloten of geo-pend is. Laat bij gevaar echterde bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewegen. U kunt het openen ofsluiten van het dak hervattenzolang het geluidssignaal tehoren is.
Bij een eventuele elektrische of hydraulische storing kan het dakmet de hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheelmeer kunnen worden geopend ishet automatisch openen of sluitenvan het dak onmogelijk. Nietteminis het mogelijk om het door middelvan een bijzondere procedure tesluiten. Raadpleeg de noodprocedures achterin dit boekje.
Page 77 of 130

30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
78
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht
Automatisch inscha- kelen van de verlich-ting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking: Als het contact is afgezet
en het bestuurdersportier wordt geo- pend, klinkt een geluidssignaal om aante geven dat de verlichting nog brandt.
Mistlampen v——r enmistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht wor-den ingeschakeld door de ring Bnaar
voren te draaien en uitgeschakeld door dering naar achteren te draaien. Het bran-den wordt aangegeven door een verklik-kerlampje op het instrumentenpaneel.
Mistlampen v——r (draai dering 1 stand naar voren).
De mistlampen v——r werken in combina-tie met de parkeerlichten en het dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingescha-keld, worden de mistlampen v——ruitgeschakeld. Zodra het grootlichtweer wordt uitgeschakeld, wordende mistlampen weer ingeschakeld.
Mistlampen v——r enmistachterlicht (draai dering 2 standen naarvoren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-eenvolgens het mistachterlicht ende mistlampen v——r te doven.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodigzijn.
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch of het dimlicht handma- tig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistlampen v——r, het mistachterlichten de parkeerlichten branden (draaide ring naar achteren om de mist-lampen v——r uit te schakelen. Deparkeerlichten worden dan uitge-schakeld). Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: - Zet het contact in de stand STOP.
- Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.
Page 78 of 130

30-06-2003
RichtingaanwijzersLinks: Omlaag.
Rechts: Omhoog. UW 206 CC IN DETAIL
79AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De ver-lichting wordt uitgeschakeld zodrade lichtsterkte van de omgevingweer voldoende is of de ruitenwis-sers worden uitgeschakeld. Opmerking:
Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschake-len van de functie:
- zet het contact in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) of AAN,
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar minimaal 4 seconden inge-drukt. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifunctio-
nele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (de ver-lichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding "Defect
in automatische verlichting" op het
multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit, ach-ter de binnenspiegel. Deze sen-sor regelt de automatische ver-lichting.
Page 79 of 130

30-06-2003
RichtingaanwijzersLinks: Omlaag.
Rechts: Omhoog. UW 206 CC IN DETAIL
79AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De ver-lichting wordt uitgeschakeld zodrade lichtsterkte van de omgevingweer voldoende is of de ruitenwis-sers worden uitgeschakeld. Opmerking:
Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschake-len van de functie:
- zet het contact in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) of AAN,
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar minimaal 4 seconden inge-drukt. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifunctio-
nele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (de ver-lichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding "Defect
in automatische verlichting" op het
multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit, ach-ter de binnenspiegel. Deze sen-sor regelt de automatische ver-lichting.
Page 80 of 130

30-06-2003
UW 206 CC IN DETAIL
80
Nadat het contact is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in eenbepaalde stand, dient dezefunctie weer geactiveerd teworden:
- zet de schakelaar in een
willekeurige stand,
- zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden inwerking, waarna enige tijd de ruiten-wissers worden ingeschakeld om deruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden .
Ruitenwissers v——r met inter-valstand Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neer- slag).
1 Normale snelheid (matigeregenval).
I Interval.
0 Uit.
EŽn keer wissen (omlaagduwen).
In de Intervalstand wordt de snel-heid van de wissers aangepast aande rijsnelheid.
Ruitenwissers v——r met automatische stand 2 Hoge snelheid (hevigeneerslag).
1 Normale snelheid (matigeregenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
EŽn keer wissen (omlaagduwen).
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan dehoeveelheid neerslag.
RUITENWISSERSCHAKELAAR