Page 17 of 100

3-3
DAU00102
ToerentellerToerentellerMet de toerenteller kan de motorrijder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
DC000003
<>Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 7.000 tpm en hoger
DAU03888
Dimlichtschakelaar “
%/&
”
DimlichtschakelaarZet deze schakelaar op “&” voor groot-
licht en op “%” voor dimlicht.
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “
4/6
”
RichtingaanwijzerschakelaarDruk deze schakelaar naar “6” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “4” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de midden-
stand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de midden-
stand.
DAU00129
Claxonschakelaar “
*
”
ClaxonschakelaarDruk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
5&
N
a
1. Toerenteller
2. Rode zone
DAU00118
StuurschakelaarsStuurschakelaars
DAU03898
Lichtschakelaar “
9/'
/:
”
LichtschakelaarZet deze schakelaar in de stand “
'
”
om het parkeerlicht, het achterlicht en de
instrumentenverlichting in te schakelen.
Zet de schakelaar in de stand “
:
” om
ook de koplamp in te schakelen. Zet de
schakelaar in de stand “
9” om alle verlich-
ting uit te schakelen.
DAU00119
Lichtsignaalschakelaar “&”LichtsignaalschakelaarDruk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
4 5 123*
1. Lichtschakelaar “9/
'
/:”
2. Lichtsignaalschakelaar “&”
3. Dimlichtschakelaar “%/&”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
5. Claxonschakelaar “*”
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 16 (1,1)
Page 18 of 100

3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU03890
Noodstopschakelaar “
$/#
”
NoodstopschakelaarZet deze schakelaar op “
#
” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“
$
” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
DAU00143
Startknop “
,
”
StartknopDruk deze knop in om de motor door mid-
del van de startmotor te starten.
DC000005
<>Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
1
2
,
1. Noodstopschakelaar “$/#”
2. Startknop “,”
DAU00152
KoppelingshendelKoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling
te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-12 voor
uitleg over het startspersysteem.)
1
1. Koppelingshendel
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 17 (1,1)
Page 19 of 100
3-5
DAU00157
SchakelpedaalSchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de
linkerzijde van de motor en wordt in com-
binatie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen
van de 5-traps constant-mesh versnel-
lingsbak op deze motorfiets.FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
1. Versnellingspedaal
DAU00158
RemhendelRemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
1
1. Voorremhendel
DAU00162
RempedaalRempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
1
1. Achterrempedaal
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 18 (1,1)
Page 20 of 100

3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00177
Vuldop brandstoftank
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai
een kwartslag linksom.
2. Draai de tankdop 1/3 slag linksom
en trek hem los.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
ning van de brandstoftank met de
sleutel in het slot, en draai dan de
dop 1/3 slag rechtsom.
2. Draai de sleutel 1/4 slag rechtsom
en neem hem dan uit.
OPMERKING:De tankdop kan alleen worden aange-
bracht met de sleutel in het slot.
Bovendien kan de sleutel niet worden uit-
genomen als de tankdop niet correct aan-
gebracht en vergrendeld is.
DW000023
X@Controleer of de tankdop correct is
afgesloten en vergrendeld alvorens te
gaan rijden.
b
a
a. Ontsluiten.
b. Openen.
DAU03753
BrandstofBrandstofControleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals
getoond.
DW000130
X@8Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uitzet.
8Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
2
1
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 19 (1,1)
Page 21 of 100
3-7
DAU00185
<>Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onder-
delen.
DAU04284
DCA00104
<>Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine
met een octaangetal van RON 91 of
hoger. Als de motor gaat detoneren (pin-
gelen), gebruik dan brandstof van een
ander merk of gebruik loodvrije superben-
zine. Door loodvrije benzine te gebruiken
gaan bougies langer mee en blijven de
onderhoudskosten beperkt.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
15,0 L
Reservehoeveelheid:
2,0 L
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 20 (1,1)
Page 22 of 100
3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU03050
BrandstofkraanBrandstofkraanVia de brandstofkraan wordt de benzine
vanuit de brandstoftank toegevoerd en
bovendien gefilterd.
De brandstofkraan kent drie standen:
OFF
Met de kraanhendel in deze stand
stroomt de benzine niet door. Zet de
kraanhendel steeds in deze stand als de
motor niet draait.
RES
ONFUEL
OFF
1
1. Pijlteken op “OFF”
RES
Dit is de reservestand. Zet de kraanhen-
del in deze stand wanneer u tijdens een
rit zonder brandstof komt te staan. Vul de
brandstoftank zodra de gelegenheid zich
voordoet. Vergeet na het tanken niet de
kraanhendel weer op “ON” te zetten!
OFF
ONFUEL RES
1
RES
1. Pijlteken op “RES”
ON
Met de kraanhendel in deze stand
stroomt de benzine door naar de carbura-
teur. Tijdens normaal rijden hoort de
kraanhendel in deze stand te staan.
ON
FUEL
RES
OFF
1
ON
1. Pijlteken op “ON”
RES: reserve-stand
ON: normale stand
OFF: gesloten stand
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 21 (1,1)
Page 23 of 100
3-9
DAU04038
Chokeknop“
1
”
ChokeknopVoor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de knop richting aom de choke
aan te zetten.
Beweeg de knop richting bom de choke
uit te zetten.FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1
b
a
1. Chokeknop (starter) “1”
Aanbrengen van het zadel
1. Steek de uitsteeksels aan de voorzij-
de van het zadel in de zadelbevesti-
ging, zoals getoond in de afbeelding.
2. Plaats het zadel in de oorspronkelij-
ke positie en draai dan de bouten
vast.OPMERKING:Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1
2
1. Uitsteeksel (
×2)
2. Zadelbevestiging (×2)
DAU00240
Zadel
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het
zadel los.
1
1. Bout (×2)
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 22 (1,1)
Page 24 of 100

3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00260
HelmbevestigingHelmbevestigingSteek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevesti-
ging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen
en dan de sleutel uit te nemen.
DW000030
X@Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machi-
ne mogelijk onbestuurbaar wordt en
een ongeval niet uitgesloten is.
1
a
1. Helmhouder
a. Openen.
DAU03591
Afstellen van de
schokdemperunit
Schokdemperunit, afstellen
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelmoer voor veervoorspanning.
DC000015
<>Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimumin-
stelwaarden te verdraaien.Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Draai de borgmoer los.
a
b
1 2
1. Borgmoer
2. Stelmoer
2. Om de veervoorspanning te verho-
gen en zo de vering stugger te
maken, wordt de stelmoer gedraaid
richting a. Om de veervoorspanning
te verlagen voor een zachtere vering
wordt de stelmoer gedraaid richting
b.OPMERKING:De afstelling voor veervoorspanning
wordt gecontroleerd door de afstand A te
meten, zoals getoond in de afbeelding.
Hoe korter de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning; hoe langer de afstand
A, hoe hoger de veervoorspanning.
A
4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 23 (1,1)