Page 57 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DAU03416
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-46 nadere instructies vermeld.
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
OPMERKING:@ l
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
l
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het olieniveau al fou-
tief worden afgelezen.
@3. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:@ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. @4. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de dop op het
koelvloeistofreservoir en vul koelvloei-
stof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau.
5. Breng de reservoirdop weer aan en
breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,3 L
D_3lr.book Page 14 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 58 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DC000080
LET OP:@ l
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de
motor worden beschadigd.
l
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
l
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
@
DW000067
WAARSCHUWING
@ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. @
OPMERKING:@ De koelvloeistofradiatorkoelvin schakelt au-
tomatisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator. Als de motor overver-
hit raakt, staan op pagina 6-46 nadere in-
structies vermeld. @
DAU03417
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de motorfiets op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok zo nodig
afkoelen.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A en
het paneel A. (Zie pagina 6-6 en 6-7
voor de werkwijze bij het verwijderen
en aanbrengen van het rijderzadel en
van het stroomlijnpaneel en het frame-
paneel.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
D_3lr.book Page 15 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 59 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
4. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop.
DW000067
WAARSCHUWING
@ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. @
5. Draai de aftapkraan voor koelvloeistof
naar “ON”.6. Verwijder de aftapplug voor de koel-
vloeistofpomp om het pomphuis leeg
te maken.
1. Radiatordop
1. Aftapkraan koelvloeistof
2. Positie-indicator
1. Waterpompaftapplug
D_3lr.book Page 16 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 60 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
7. Verwijder de afsluitplaatjes voor de ci-
linderaftappluggen aan de buitenzijde
van de cilinderblokken door de
schroeven te verwijderen.8. Verwijder de rubber aftappluggen om
de koelvloeistof uit het motorblok te la-
ten stromen.
9. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
10. Breng de waterpompaftapplug aan en
zet hem vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING:@ Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang hem zo nodig. @
11. Breng de rubber aftappluggen aan en
monteer dan de afsluitplaatjes over de
aftappluggen.OPMERKING:@ Controleer de rubber pluggen op beschadi-
ging en vervang ze zo nodig. @12. Draai de aftapkraan voor koelvloeistof
naar “OFF”.
13. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
het reservoir tot aan de merkstreep
voor maximumniveau en breng dan de
dop aan.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator tot hij vol is.
1. Schroef (´ 4)
1. Rubber aftapplug voor koelvloeistof (´ 4)
Aanhaalmoment:
Waterpompaftapplug:
43 Nm (4,3 m·kg)
D_3lr.book Page 17 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 61 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
DC000080
LET OP:@ l
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de
motor worden beschadigd.
l
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
l
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
@15. Breng de koelvloeistofradiatorvuldop
aan, start de motor, laat een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop om het koelvloeistofniveau in
de koelvloeistofradiator te controleren.
Vul zo nodig zoveel koelvloeistof bij tot
het niveau bovenin de koelvloeistofra-
diator staat en breng dan de koelvloei-
stofradiatorvuldop aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder zo nodig de
dop van het koelvloeistofreservoir, vul
koelvloeistof bij tot aan de merkstreep
voor maximumniveau en breng dan de
dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Breng het stroomlijnpaneel en het fra-
mepaneel aan. Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers voor
aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
3,05 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,3 L
D_3lr.book Page 18 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 62 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU01662
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
DC000082
LET OP:@ l
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is
geplaatst.
l
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger(s) en/of de
cilinder(s).
@6. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
7. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Schroef (´ 6)
1. Luchtfilterelement
D_3lr.book Page 19 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 63 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
DAU00630
Afstellen van de carburateurs De carburateurs vormen een belangrijk on-
derdeel van de motor en moeten zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstel-
ling die in het volgende hoofdstuk is be-
schreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
DC000095
LET OP:@ De carburateurs zijn afgesteld en uitge-
breid getest in de fabriek van Yamaha.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de
motor achteruitgaan of wordt de motor
beschadigd. @
DAU00632
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Start de motor en laat een paar minuten
warmdraaien bij 1.000 tpm–2.000 tpm,
terwijl nu en dan het gas wordt openge-
draaid naar 4.000 tpm–5.000 tpm.OPMERKING:@ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. @
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifica-
tie af door de gasklepstelschroef te
verdraaien. Draai om het stationair
toerental te verhogen de schroef rich-
ting
a. Draai om het stationair toeren-
tal te verlagen de schroef richting
b.OPMERKING:@ Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren. @1. GasklepstelschroefStationair toerental:
950–1.050 tpm
D_3lr.book Page 20 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 64 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00647
Banden Let bij de voorgeschreven banden op het
volgende, voor de beste prestaties en een
langdurig en veilig gebruik van uw
motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
@ l
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
l
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
@
a. Vrije slag gaskabelD_3lr.book Page 21 Monday, December 4, 2000 11:20 AM