Page 49 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU01139
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden verwij-
derd. Neem deze paragraaf door wanneer
een stroomlijn- of framepaneel moet wor-
den verwijderd of aangebracht.
DAU03415
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van het stroomlijnpaneel1. Steek de sleutel in het slot en draai
rechtsom.
2. Trek het stroomlijnpaneel los zoals ge-
toond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Zet de houders aan het stroomlijnpa-
neel tegenover de pennen op het fra-
me.
2. Druk tegen de achterzijde van het
stroomlijnpaneel tot het paneel vast-
klikt.
3. Verwijder de sleutel uit het slot.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A
3. Paneel B
1. Ontgrendelen.
1. Houder (´ 2)
2. Uitsteeksel (´ 2)
D_3lr.book Page 6 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 50 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
DAU03340
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-6 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder de schroeven en neem het
paneel los.
Aanbrengen van het paneel1. Plaats het paneel in de oorspronkelij-
ke positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU01315
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en neem het pa-
neel af.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU03329
Controleren van de bougies De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. De conditie van de bougies
kan daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
1. Schroef (´ 2)
1. Schroef (´ 2)
1. Bougiedop
D_3lr.book Page 7 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 51 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
2. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met de
machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:@ De motor is misschien defect als een van
de bougies een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw motor-
fiets nakijken door een Yamaha dealer. @3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang als dat nodig is.
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
DPR8EA-9/NGK of
X24EPR-U9/DENSO
a. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
D_3lr.book Page 8 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 52 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
OPMERKING:@ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juiste
aanhaalmoment te worden aangedraaid. @4. Installeer de bougiedop.
DAU02938
Motorolie en oliefilterpatroon Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de motorfiets op de middenbok.OPMERKING:@ Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de motorfiets iets schuin staat, kan het
olieniveau al foutief worden afgelezen. @2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.
OPMERKING:@ De motorolie moet tussen de merkstrepen
voor minimum- en maximumniveau staan. @4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau. Aanhaalmoment:
Bougie:
18 Nm (1,8 m·kg)1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
D_3lr.book Page 9 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 53 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
2. Zet een opvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:@ Sla de stappen 4–6 over als het oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen. @
4. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.OPMERKING:@ De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren. @
1. Olievuldop
1. Aftapplug motorolie
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
D_3lr.book Page 10 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 54 of 110
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
5. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:@ Zorg dat de O-ring correct aanligt. @
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.
7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1,7 m·kg)
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kg)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van
oliefilterpatroon:
3,2 L
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3,4 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
4,0 L
D_3lr.book Page 11 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 55 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DC000072
LET OP:@ l
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient im-
mers ook voor smering van de kop-
peling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toege-
voegd of oliën worden gebruikt met
een hogere kwaliteitsaanduiding
dan “CD”. Gebruik ook geen oliën
met een “ENERGY CONSERVING II”
of hogere aanduiding.
l
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
@9. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKING:@ Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is. @
DC000067
LET OP:@ Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer. @10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer zo nodig.
D_3lr.book Page 12 Monday, December 4, 2000 11:20 AM
Page 56 of 110

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU02975
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Laat de mo-
torfiets controleren en repareren door een
Yamaha dealer als er lekkage wordt aange-
troffen. Bovendien dient de cardanolie als
volgt te worden ververst op de aangegeven
tijdstippen in het periodieke onderhoud- en
smeerschema.
1. Zet de motorfiets op de middenbok.
2. Plaats een bakje onder het cardanhuis
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
4. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
5. Voeg de benodigde hoeveelheid aan-
bevolen cardanolie toe. Breng vervol-
gens de olie-vulplug aan en draai
deze vast.
OPMERKING:@ GL4 is een kwaliteitsaanduiding. Een car-
danolie met de aanduiding GL5 of GL6 mag
ook worden gebruikt. @
DW000066
WAARSCHUWING
@ l
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
l
Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
@6. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
1. Vulplug cardanolie
2. Correct olieniveau
3. Aftapplug cardanolie
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kg)
Aanbevolen cardanolie:
SAE 80 cardanolie (API GL4)
of SAE 80W-90 multigrade
cardanolie
Oliehoeveelheid:
0,2 L
D_3lr.book Page 13 Monday, December 4, 2000 11:20 AM