Page 57 of 123
UW 206 CC IN DETAIL
58
Airconditioning*1. Bediening airconditioning
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen gebruikt worden. Het systeem stelt u in staat detemperatuur in het interieur 's zomers te verlagenen zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 ¡Cvoor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten.
Druk de schakelaar in om deairconditioning in te schake-len. Het verklikkerlampje gaatbranden. De airconditioning werkt niet als deknop voor de regeling van de lucht-opbrengst op "OFF" staat. Opmerking Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een kleinplasje water onder de auto vormt, dit iseen normaal verschijnsel.
2. Temperatuurregeling Naar behoefte in te stellen: van blauw (koud als de airco is ingeschakeld) totrood (warm).
Page 58 of 123

UW 206 CC IN DETAIL
59
3. Regeling luchtverdelingLuchtstroom naar de voorruit en de zijruiten (ontwasemen -ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van devoorruit en de zijruiten als volgt tewerk:
Ð stel de temperatuur en de luchtop- brengst in op maximaal,
Ð sluit de middelste ventilatieroosters.
Ð zet de knop luchttoevoer naar links, in de stand toevoer van buitenlucht,
Ð zet de airconditioning aan.
Luchtstroom naar de voorruit, zijruiten en de beenruimtevan de inzittenden. Luchtstroom naar de been- ruimte van de inzittenden.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat. Luchtstroom naar de middel-ste en de linker en rechterventilatieroosters.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat. 5. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlast afte sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl deairco is ingeschakeld, wordt de capaciteitvan de airco en de verwarming vergroot.
Als deze stand wordt gebruikt zonderde airconditioning, bestaat het risicodat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandighe- den dit toelaten, weer in de stand toe-voer buitenlucht. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om hetsysteem in perfecte staat te houden. Gebruik het systeem niet als deze niet koelt en laat het systeem dan door uw
PEUGEOT-servicepunt controleren.
4. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in 1van de 4
standen om de gewenste luchtopbrengst te bereiken.
* Volgens uitvoering.
6. Achterruitverwarming
Druk de schakelaar bij draai- ende motor in om de achter-ruitverwarming en de verwar-ming van de buitenspiegels*
in te schakelen. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schake-len. Druk de toets nogmaals in om de ach- terruitverwarming eerder uit te scha-kelen. Opmerking: deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen.
Page 59 of 123
UW 206 CC IN DETAIL
60
Automatische airconditioning* Opmerking: de werking van het systeem kan minder zijn wanneer het dak open is.
2 . Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets "AUTO". Het sys- teem regelt de luchtge-steldheid in het interieur automa-tisch aan de hand van de ingestel-
de temperatuur. Hiervoor regelt het systeem
de temperatuur, de luchtopbrengst, de lucht-verdeling naar de luchtroosters en schakelthet indien nodig de airconditioning in.
3. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niettoereikend blijken om de rui-ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden, vorst...).Kies dan het programma "zicht" om deruiten snel te ontwasemen.Automatische werking
1. Temperatuurregeling De gekozen temperatuurwordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen om de in-stelling te wijzigen. Instellingop ongeveer 21 biedt een
optimaal comfort.
Page 60 of 123

UW 206 CC IN DETAIL
61
5. LuchtverdelingDruk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te ver-delen naar:
Ð de voorruit,
Ð de voorruit en de beenruimte,
Ð de beenruimte,
Ð de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte,
Ð de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters.
7. Toevoer van buitenlucht Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in hetinterieur gerecirculeerd.Deze stand, aangegeven op
de display, dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlast afte sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toets nog-maals in om de automatische toevoervan buitenlucht te hervatten.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van dezetoets wordt de airconditioninguitgeschakeld. De aandui-ding "ECO" verschijnt op de
display. Druk de toets nogmaals in omde automatische werking van de air-conditioning te hervatten. De aandui-
ding "A/C" verschijnt op de display. 8. Uit
Bij het indrukken van detoets "OFF" wordt het sys-teem volledig uitgeschakeld.
9. Achterruitverwarming Druk op deze toets om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels* in te schakelen. De
verwarming wordt, afhankelijk van de
buitenluchttemperatuur, na verloopvan tijd automatisch uitgeschakeld.Druk de toets nogmaals in om de ach-terruitverwarming eerder uit te scha-kelen. Opmerking: deze functie is uitge-
schakeld wanneer het dak in de baga- geruimte is opgeborgen.
Handmatige bediening Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het sys-teem handmatig aanpassen. De overi-ge functies worden automatisch gere-geld. Bij het indrukken van de toets
"AUTO" zal het systeem weer volledigautomatisch functioneren.
6. LuchtopbrengstDe luchtopbrengst kanvergroot of verkleindworden door respectie-
velijk de toets + of Ð in te drukken.
* Volgens uitvoering.
Opmerking Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een kleinplasje water onder de auto vormt, dit iseen normaal verschijnsel.
Page 61 of 123
UW 206 CC IN DETAIL
62
Voorstoelen
Page 62 of 123

UW 206 CC IN DETAIL
63
1 - LengterichtingTil de beugel op, schuif de stoel in de gewenste stand.
2 - Toegang tot de achterbank Druk ŽŽn van de twee handgrepennaar voren om de rugleuning naarvoren te klappen en de stoel naar
voren te schuiven. Als de stoelwordt teruggeduwd, komt dezeautomatisch weer in deoorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordtverhinderd dat de stoel weer inde oorspronkelijke stand wordtteruggeschoven; dit is nodig omde stoel te vergrendelen.
3 - Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteun omhoog.
De juiste stand van dehoofdsteun is als de bovenzijdevan de hoofdsteun zich terhoogte van de bovenzijde vanhet hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van eenblokkeermechanisme waardoor dehoofdsteun niet naar beneden kanschuiven (veiligheidsvoorziening bijeen botsing).
Voor het lager zetten van de hoofdsteun moet tegelijkertijd:- de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt,
- de hoofdsteun naar beneden worden geschoven.
Druk de pallen op de geleiders in om de hoofdsteunen teverwijderen.
4 - Rugleuning verstellen Duw een van de twee hendels naarachteren.
5 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen.
6 - Schakelaars stoelverwarming* Druk de schakelaar in. Detemperatuur voor de beidevoorstoelen wordt automatischgeregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming weer uit teschakelen.
* Volgens uitvoering.
Ga nooit zonder hoofdsteunen rijden; de hoofdsteunenmoeten aanwezig zijn encorrect zijn afgesteld.
Page 63 of 123

UW 206 CC IN DETAIL
64
Isofix-bevestigingen De Isofix-bevestigingen zijn beschik-
baar voor de passagiersstoel v——r.Deze maken het mogelijk een spe-
ciaal Isofix-kinderzitje , dat verkrijg-
baar is bij de PEUGEOT-servicepun-ten, te plaatsen. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale Isofixbevestigingspunten en zorgen zo vooreen veilige, degelijke en snelle monta-ge van het zitje. Voorin
moet voor kinderen van min-
der dan 13 kg het kinderzitje tegen derijrichting in worden geplaatst met de
stoel geheel naar voren geschoven ,
zodat de rugleuning van het kinderzit-je tegen of zo dicht mogelijk tegen hetdashboard aan is geplaatst. Dezestand zorgt ervoor dat het kinderzitjebij een aanrijding zo min mogelijkwordt verplaatst. Eventueel kan het kinderzitje in de rij- richting worden geplaatst als er alandere kinderen op de achterbank zit-ten. Bevestig het kinderzitje met deIsofix-bevestigingen, de gordelbe-schermer en de veiligheidsgordel enzet de passagiersstoel minimaal in demiddelste stand. Het is in beide gevallen verplicht de airbag aan passagierszijde uit teschakelen. Een speciaal, goedgekeurd kinderzitje
is het KIDDY Isofix kinderzitje. Dit kanmet de rug in de rijrichting wordengeplaatst bij kinderen tot 13 kg en metde rug tegen de rijrichting in bij kinde-ren van 9 tot 18 kg. Dit kinderzitje kan ook worden beves- tigd op zitplaatsen die niet zijn voor-zien van Isofix-bevestigingen. Het is indat geval verplicht de normale drie-punts veiligheidsgordels te gebruiken.
Volg bij het plaatsen van het kinder- zitje de gebruiksaanwijzing van defabrikant.
Page 64 of 123

UW 206 CC IN DETAIL
65
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto zeer veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kin- deren, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:
- Kinderen jonger dan 10 jaar moeten in goedgekeurde*, aan het gewicht van het kind aangepaste kinderzitjes op met vei-ligheidsgordels uitgeruste plaatsen worden vervoerd.
- Passagiersstoel voor*: kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de voorstoel worden geplaatst, behalve als de achterbank al is bezet door andere kinderen of de achterbank niet kan worden gebruikt (achter- bank verwijderd of neergeklapt). Zet in dat geval de passagiersstoel in de middelste stand. Schakel de airbag aan passa-gierszijde uit als een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
PEUGEOT beveelt de volgende systemen aan:
Vanaf de geboorte tot 18 maanden (tot 13 kg) "Ršmer Babysure": wordt zowel voorin als achterin met de rug in de rijrichting aangebracht en met een driepuntsgordel vast- gemaakt.
Voorin moet de passagiersstoel in de middelste standworden gezet.
Van 9 maanden tot 3 of 4 jaar (9 tot 18 kg) "Ršmer Prince": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastgemaakt.
Omwille van de veiligheid van uw kinderen: gebruik het zitje en de gordelbeschermer nooit los van elkaar.
Van 3 tot 6 jaar (15 tot 25 kg) "Ršmer Vario": wordt op de achterzitting met een driepuntsgordel vastgemaakt.
1
2
3