Page 9 of 123
10UW IN EEN OOGOPSLAG
VOORSTOELEN1 - Verstellen in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.
2 - Toegang tot de achterbank Druk ŽŽn van de tweehandgrepen met de hand naarvoren om de rugleuning naarvoren te klappen en de stoel
naar voren te schuiven. Als destoel wordt teruggeduwd,komt deze automatisch weerin de oorspronkelijke standterug.
3 - Hoofdsteunen In hoogte verstellen:
- duw de hoofdsteun omhoogom deze hoger te zetten,
- druk de pal in en verschuif de hoofdsteun omlaag omdeze lager te zetten.
De juiste stand van de hoofdsteunis als de bovenzijde zich terhoogte van de bovenzijde van hethoofd bevindt.
Hoofdsteunen verwijderen:druk de pal in.
4 - Rugleuningverstelling Duw de hendel naar achteren.
5 - Hoogteverstelling bestuurdersstoel
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen.
62
Page 10 of 123

11UW IN EEN OOGOPSLAG
VOORSTE AIRBAGS Uitschakelen airbag aan pas- sagierszijde Steek de contactsleutel in de schakelaar 1en draai deze:
Ð op ONairbag aan passagiers-
zijde geactiveerd,
Ð op OFFairbag aan passa-
gierszijde uitgeschakeld.
Controle van de werking
Als bij aangezet contact (2e stand)dit verklikkerlampje op het instru-mentenpaneel gaat branden in com-binatie met een geluidssignaal en demelding "Airbag passagier uitge-
schakeld" op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbagaan passagierszijde is uitgeschakeld(stand "OFF" van de schakelaar). Voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot een airbag aanpassagierszijde Auto's met een airbagschakelaar:Ð
schakel de airbag aan passagierszijde uit alsu een kinderzitje metde rugleuning in de rij-richting op de voor-stoel plaatst.
Ð schakel de airbagin als er een passa-gier op de voors-toel zit.
Auto's zonder een airbagschake-laar:
Ð plaats geen kinder-
zitje met de rugleu- ning in de rijrichtingop de voorstoel.
Leg in elk geval nooit uw voeten,noch enig voorwerp op het dash-board. ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Deze zijn beschikbaar voor de passa-giersstoel v——r en dienen om een
spe-
ciaal kinderzitje te installeren dat
verkocht wordt via de PEUGEOT-service-punten. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale bevestiging-spunten en zorgen zo voor een veilige ensnelle montage van het zitje. Het kinder-zitje moet met de rug in de rijrichtinggeplaatst worden voor kinderen tot 13 kg(hierbij is het verplicht de airbag aanpassagierszijde uit te schakelen) .
Volg de aanwijzingen van de fabri-kant van het kinderzitje.
8864
Page 11 of 123
12UW IN EEN OOGOPSLAG12
Nr. SymboolFunctie
1 Regeling luchtverde- ling.
2 Toevoer buitenlucht.
3 Temperatuurre-geling.
4 Achterruitverwarmingen verwarming bui-tenspiegels.
5 Regeling luchtop-brengst.
6 Bediening aircondi-tioning.
VERWARMING EN AIRCONDITIONING
56
58
Page 12 of 123
13
Nr. Symbool Functie1 Regeling luchtop- brengst.
2 Regeling luchtverde-ling.
3 Toevoer buitenlucht.
4 Bediening aircondi-tioning.
5 Achterruitverwarmingen verwarming bui-tenspiegels.
6 Uitschakelen.
7 Temperatuurre-geling.
8 Automatisch pro-gramma "comfort".
9 Automatisch pro-gramma "zicht".
Opmerking:de werking van het
systeem kan minder zijn als het dak is weggeklapt.
60
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
UW IN EEN OOGOPSLAG
Page 13 of 123
14
AUTOMATISCHE TRANSMISSIEStarten van de auto Zet de hendel in de stand Nof Pom de auto
te starten.
Trap het rempedaal in om weg te rijden vanuit stand P , bij het selecteren van de
gewenste stand. P. Parkeerstand.
R. Achteruit.
N. Neutraalstand.
D. Rijden: automatisch schakelen van de 4 versnellingen.
3. Automatisch schakelen van de eerste 3 versnellingen.
2. Automatisch schakelen van de eerste 2 versnellingen.
A. Programma Sport.
B. Programma Sneeuw.
Stand van de selectiehendel Deze wordt aangegeven op het instrumentenpaneel.
UW IN EEN OOGOPSLAG
85
Page 14 of 123

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
18
UIT TE VOEREN ONDERHOUD
Uw auto heeft lange onderhoudsintervallen: elke 30.000 km of elke twee jaar. Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te contro- leren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. Daarom nodigt Peugeot u uit voor een tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles. Deze tussentijdse
controle wordt niet aangegeven door de onderhoudsintervalindicator. De controle moet elke 15 000 km plaatsvinden. Een Peugeot-monteur voert een kortdurende controle uit en vult, indien nodig, vloeistoffen bij (olie, koelvloeistof, rui- tensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag oliepeil kan ernstige schade aan de motor veroorzaken: controleer daarom het motoroliepeil tenminste elke 3000 of 5000 km, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk door de ontwikkeling van onze autoÕs en van de smeermiddelen:
DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND DOOR DE FABRIKANT GOEDGEKEURDE EN AANBEVOLEN SMEERMID-
DELEN TE GEBRUIKEN.
Page 15 of 123

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
19
BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De airbag(s) en de pyrotechnische gordelspanners dienen elke 10 jaar vervangen te worden. De remvloeistof dient elke 60 000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het pollenfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles) gecontro- leerd te worden. Opmerking:de koelvloeistof hoeft niet te worden ververst.
Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden: ¥ Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
¥ Overwegend stadsverkeer.
¥ Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: ¥ In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan 30¡C.¥ In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan Ð15¡C.
¥ In stoffige gebieden.
¥ In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden" te volgen en de intervallen te verkorten: ¥ Elke 20.000 km of elk jaar.
Page 16 of 123

PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
20
Onderhoudsintervalindicator Deze geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvol-gende onderhoudscontrole volgenshet onderhoudsschema.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet, gaat het lampje (een sleutel die onderhoudswerk-zaamheden symboliseert) gedurende 5 seconden branden . De teller geeft (afge-rond) het resterende aantal kilometers tot deeerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:er is nog 4800 km af te
leggen tot de eerstvolgende onder-houdscontrole. Bij het aanzetten vanhet contact en gedurende 5 secondendaarna geeft de teller aan:
De afstand tot de eerstvolgende onder-houdscontrole is minder dan 1000 km.
Voorbeeld: er is nog 900 km af te leggen
tot de eerstvolgende onderhoudscontrole.Bij het aanzetten van het contact en geduren- de 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normalekilometerstand aan, maar het lampje blijftbranden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerdmoeten worden. De kilometertotaalstand ofde stand van de dagteller wordt aangege-ven.
5 seconden na het aanzetten van hetcontact geeft de teller weer de norma-le kilometerstand of de stand van dedagteller aan.
5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de norma-le kilometerstand aan, maar het lamp-je blijft branden. De kilometertotaal-stand of de stand van de dagtellerwordt aangegeven.
De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat het lampje gedurende 5 secondenknipperen en geeft de teller het aantalkilometers aan dat er teveel gereden is.
Voorbeeld: er had 300 km eerder een
onderhoudscontrole uitgevoerd moe-ten worden. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeftde teller aan: