Als de laadindicator knippert nadat de
laadstekker aangesloten is:
Er is een laadschema opgeslagen
(→blz. 111). Draag een elektronische
sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets
voor de laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 106)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 80 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
Tijdens het laden
• Het oppervlak van het CCID (ChargingCircuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 100)
• De lampjes van de statusindicator van het batterijpakket (tractiebatterij)branden en knipperen, en veranderen
van status al naargelang de mate van
lading. (→Blz. 75) Als de laadindicator knippert na het
aansluiten van de laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 111)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden
middels het laadschema uit te schakelen
en te beginnen met laden moet een van
de onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 117)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 90
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Draag een elektronische sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
De laadstekker wordt ontgrendeld
door het Smart Lid-systeem en het
vergrendelsysteem van de
laadstekker.
2.2 Laden
106
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is. Als de
laadindicator niet gaat branden nadat de
laadstekker aangesloten is, verwijder dan
de stekker en sluit hem opnieuw aan.
Controleer of de laadindicator nu wel
brandt.
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op
het display met de resterende lading
(→blz. 159) kan iets dalen als het contact
AAN wordt gezet, zelfs als het laden
voltooid is en het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 96
Tijdens het laden
Als het contact AAN gezet wordt en de
energiemonitor weergegeven wordt,
wordt de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 152). Verder wordt,
als de laadstekker vergrendeld is,
weergegeven.
Als de laadkabel niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 91
Bij het verwijderen van de laadstekker
Draag een elektronische sleutel bij u en
druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker. Controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek de
laadstekker naar u toe. Drukstift
Raak, als de klep van de laadaansluiting
open is, de drukstift niet aan. Als hij per
ongeluk wordt aangeraakt, kan de klep
van de laadaansluiting of de vergrende-
ling van de stekker worden geactiveerd.
Als deze per ongeluk worden geactiveerd,
druk dan, terwijl u een elektronische
sleutel bij u draagt of nadat u de portieren
hebt ontgrendeld, op de vergrendeltoets
van de laadstekker om ze te
ontgrendelen.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor
het laden. (→Blz. 93)
•
Controleer vóór het laden of het
laadcontact niet vervormd, beschadigd
of gecorrodeerd is en of er geen stof of
andere verontreinigingen zoals
2.2 Laden
108
Instellen
Gebruik de laadschemaschakelaar en de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
1Laadschemaschakelaar
2Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 133)
3Multi-informatiedisplay
Laadschema opslaan
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+” te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de regel
laadmodus/tijdinstellingen te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm laadmodus/
tijdinstellingen wordt weergegeven.
De weergave van de klok
(12-uursweergave/24-
uursweergave) wijzigt
overeenkomstig de instellingen van
de klok. (→Blz. 136)
2.2 Laden
114
Druk om de functie in te schakelen en
de airconditioning te laten werken op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
9. Druk op
als het instellen voltooid
is.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om de instellingen op te slaan.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
selecteert u “No” (nee) en herhaalt u
de procedure vanaf stap
3.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de laadkabel wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Wijzigen van opgeslagen laadschema's
De opgeslagen laadschema's kunnen aan
en uit worden gezet, worden gewist of
worden bewerkt.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven met een overzicht van
het opgeslagen laadschema.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
2.2 Laden
116
4. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken en
voer de noodzakelijke handeling uit.
• “ON/OFF” (AAN/UIT)
Iedere keer als op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel wordt gedrukt,
wijzigt het geselecteerde
laadschema tussen “On” (aan) en
“Off” (uit).
Als “Off” (uit) is ingesteld, wordt een
laadschema genegeerd en wordt het
laden via het laadschema niet
uitgevoerd.
Als
wordt ingedrukt, is de
instelling voltooid.
• “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen
zoals beschreven vanaf stap
4van
de procedure “Laadschema
opslaan”. (→Blz. 114)
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het laadschema op te slaan.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om wijzigingen te annuleren.
• “Delete” (verwijderen)
Door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukkenwordt er een bevestigingsscherm
voor het wissen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde
laadschema te wissen.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om het wissen te annuleren.
Instellen van “Charge Now” (nu laden)
op “On” (aan).
De instelling “Charge Now” (nu laden)
kan worden gewijzigd door het uitvoeren
van een van de twee onderstaande
procedures.
Via het scherm “Charge Schedule”
(laadschema)
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.2 Laden
117
2
Plug-in hybridesysteem
2. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu laden) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Ending” (beëindigen)
1. Zet het contact UIT.
Het scherm “Ending” (beëindigen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 135)
2. Druk als het scherm “Ending”
(beëindigen) wordt weergegeven op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om het
scherm “Next Event” (volgende
procedure) weer te geven.
*
*
: Als het contact UIT wordt gezet, kan
het instelscherm “Charge Now” (nu
laden) worden weergegeven.
3. Druk op
om “Charge Now” (nu
laden) in te stellen op “On” (aan).
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
laadkabel is aangesloten. (→Blz. 103)Wijzigen van “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure)
*
*
:Als “Charge Now” (nu laden) is ingesteld
op “On” (aan) enz., is het niet mogelijk de
opgeslagen “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) te wijzigen.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.
Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Charging
Event” (volgende laadprocedure) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Next Charging
Event” (bewerk volgende opgeslagen
laadprocedure) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Wijzig de opgeslagen instellingen
overeenkomstig onderstaande tabel.
2.2 Laden
118
Instelling Werking
Laadmodus/tijdstipBedien
,,envan de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de laadmodus (“Start” of “Depar-
ture” (vertrek)) en de starttijd voor het laden (of de vertrek-
tijd) in te stellen.
Druk nadat de instellingen zijn aangepast op
om terug te
keren naar het vorige scherm.
“Day” (dag)Druk op
ofvan de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel om de dag te selecteren voor het laden vol-
gens het laadschema.
Druk nadat de instelling is aangepast op
omterugteke-
ren naar het vorige scherm.
“Climate Prep” (aircovoorbe-
reiding) (indien aanwezig)Dit kan worden ingesteld als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek). Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt de aircogekoppelde werking tussen “On” (aan) en
“Off” (uit).
4.Druk opals het instellen voltooid is.
Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven voor het wijzigen van
“Next Charging Event” (volgende
laadprocedure).
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het laadschema op te slaan.
Druk op
om terug te keren naar het
vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om de “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) te
annuleren.
Laadschemaschakelaar
• De laadschemaschakelaar werkt
ongeacht de stand van het contact.
Als echter de laadschemaschakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contactniet AAN staat en de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel worden
gedurende een bepaalde tijd niet
bediend nadat het instelscherm voor
het laadschema wordt weergegeven,
wordt het display automatisch
uitgeschakeld.
• De laadschemaschakelaar kan niet
worden gebruikt tijdens het rijden.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Er wordt een melding weergegeven
tijdens het instellen
• Het contact wordt bediend voordat de
instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven
met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
Laadschema
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) kan worden weergegeven
en instellingen kunnen worden
gewijzigd via “Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen) op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 478)
2.2 Laden
119
2
Plug-in hybridesysteem
“Next Charging Event” (volgende
laadprocedure)
Nadat het laden is voltooid, wijzigt de
weergegeven “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) op het
multi-informatiedisplay niet zolang de
laadkabel niet is verwijderd, zelfs niet na
het laden volgens het schema “Next
Charging Event” (volgende
laadprocedure).
Om terug te keren naar de
oorspronkelijke instelling na het
wijzigen van de instelling “Next
Charging Event” (volgende
laadprocedure)
Door de instelling “Charge Now” (nu
laden) aan en vervolgens uit te zetten,
kan worden teruggekeerd naar de
oorspronkelijke instelling voor “Next
Charging Event” (volgende
laadprocedure).
Als “Next Charging Event” (volgende
laadprocedure) is gewijzigd tijdens het
laden
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt de
huidige laadprocedure onderbroken
of voortgezet, afhankelijk van de
resterende tijd tot het voltooien van
het laden.
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Start”, wordt de huidige
laadprocedure onderbroken en wordt
het laden hervat op het ingestelde
tijdstip.Als het contact UIT wordt gezet
Het is mogelijk het volgende laadschema
(“Next Charging Event” (volgende
laadprocedure)) te bekijken door op
ofvan de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel te drukken als
het contact UIT staat en het scherm
“Ending” (beëindigen)
*1(→blz. 135)
wordt weergegeven.*2
*1
: Het scherm “Ending” (beëindigen)
wordt mogelijk niet weergegeven
tijdens het laden.
*2: Als het contact UIT wordt gezet, kan
het bevestigingsscherm voor de “Next
Charging Event” (volgende
laadprocedure) worden weergegeven.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het instellen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op een
plaats met voldoende ventilatie als het
hybridesysteem tijdens het instellen in
werking is. In een afgesloten ruimte, zoals
een garage, kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO) bevatten,
zich ophopen en in de auto terech-
tkomen. Dit kan leiden tot de dood of
zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld hybridesysteem de
12V-accu niet ontladen raakt.
2.2 Laden
120