Afstellen van positie en helderheid
display
Om de zichtbaarheid van het head-up
display te verbeteren, kunnen de positie
en de helderheid van het display worden
afgesteld.
1. Weergeven van het afstelscherm op
het multi-informatiedisplay.
Als het head-up display is
ingeschakeld: Selecteer
op
het schermvan het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.(→Blz. 169)
Als het head-up display is
uitgeschakeld: Als op de toets HUD
wordt gedrukt, wordt het
afstelscherm voor het head-up
display automatisch weergegeven.
*1
Als binnen ongeveer 6 seconden geen
aanpassingen worden gedaan*2, keert
het multi-informatiedisplay
automatisch terug naar het vorige
scherm.
2. Afstellen van de positie en de
helderheid van het display met de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.De positie van het head-up display
verandert als op
ofwordt gedrukt.
De helderheid van het head-up display
verandert als op
ofwordt gedrukt.
Als op
wordt gedrukt, keert het
multi-informatiedisplay terug naar het
vorige scherm.
*1: Deze functie kan worden
uitgeschakeld. (→Blz. 171)
*2: Het afstelscherm kan plotseling
worden geannuleerd als het wordt
onderbroken door een
waarschuwingsmelding die wordt
weergegeven op het display.
Hulpdisplay
Hulpdisplays van de ondersteunende systemen
Hulpdisplays zijn gekoppeld aan de werking van de volgende systemen en worden
gebruikt om bepaalde informatie die wordt getoond op het multi-informatiedisplay op
het head-up display weer te geven.
Systeem Weergegeven informatie
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (→blz. 250) Pre-Crash-waarschuwing
LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 257) Display Lane Departure Alert-functie
Waarschuwing handen van het stuurwiel
Weergave waarschuwing voor slingeren
Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik (→blz. 271)Display naderingswaarschuwing
RSA (Road Sign Assist) (→blz. 267) Verkeersborden, aanvullende tekens, enz.
Parking Support Brake-functie
*(→blz. 313) Weergave werking (weergave symbool)
*: Indien aanwezig
3.1 Instrumentenpaneel
176
Hulpdisplay centraal
waarschuwingslampje
Als het centrale waarschuwingslampje
(→blz. 439) brandt of knippert, wordt op
het head-up display een hulpdisplay
weergegeven om de bestuurder te
informeren.
Als het centrale waarschuwingslampje
brandt of knippert, bekijk dan de melding
die wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en voer de
desbetreffende storingzoekprocedure
uit. (→Blz. 442)
Auto's met rechtse besturing: Het
centrale waarschuwingslampje verschijnt
onder de weergave van de rijsnelheid.
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Als het head-up display wordt
uitgeschakeld met de toets HUD, wordt
het niet weergegeven totdat het head-up
display weer wordt ingeschakeld met de
toets HUD. (De werking van het head-up
display is niet gekoppeld aan het
contact.)
Helderheid display
• De helderheid van het head-up
display wordt automatisch aangepast
aan de bedrijfsstatus van de
koplampen (aan/uit) en de helderheid
van de omgeving.
• Als de helderheid van het head-up
display boven een bepaald niveau
wordt ingesteld, wordt het display
automatisch gedimd als de auto tot
stilstand wordt gebracht. Zodra deauto wegrijdt en een rijsnelheid van
ongeveer 5 km/h of hoger bereikt,
keert het display automatisch terug
naar de vorige helderheid.
Weergave rijsnelheid
In een extreem koude omgeving wijken
de weergave van de snelheidsmeter en
de rijsnelheid van het head-up display
mogelijk iets af.
Head-up display
Met een (gepolariseerde) zonnebril op is
het head-up display soms moeilijk
afleesbaar.
Als de 12V-accu wordt losgekoppeld
De aangepaste instellingen van het
head-up display worden gereset.
WAARSCHUWING!
Voordat u het head-up display
gebruikt
• Controleer of de positie en de
helderheid van het head-up display
geen belemmering vormen voor
veilig rijden. Als de positie of de
helderheid van het display niet goed
is afgesteld, kan het zicht van de
bestuurder worden belemmerd, kan
dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel kan tot
gevolg.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het head-up display,
aangezien u anders voetgangers,
objecten op de weg, enz. over het
hoofd kunt zien.
3.1 Instrumentenpaneel
177
3
Instrumentenpaneel
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
onderdelen
• Plaats geen bekers of blikjes drinken
in de buurt van de projector van het
head-up display. Als de projector nat
wordt, kunnen er elektrische
storingen ontstaan.
• Plaats geen voorwerpen op de
projector van het head-up display en
plak er ook geen stickers op. Als u dat
toch doet, worden er mogelijk geen
meldingen meer op het head-up
display weergegeven.
• Raak de binnenzijde van de projector
van het head-up display niet aan en
steek ook geen scherpe voorwerpen
in de projector. Dit kan tot
mechanische defecten leiden.
3.1.6 Energiemonitor/
verbruiksscherm
De status van het hybridesysteem kan
worden afgelezen op het scherm van
het navigatiesysteem.
De energiemonitor en het
brandstofverbruiksscherm kunnen ook
worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
beginscherm van het navigatiesysteem.
Raadpleeg blz. 150 voor meer informatie
over het multi-informatiedisplay.Systeemonderdelen
1Scherm navigatiesysteem
2Toets MENU
Energiemonitor
De energiemonitor kan worden gebruikt
om de rijstatus van de auto, de
bedrijfsstatus van het hybridesysteem en
de energieregeneratiestatus te
controleren.
Weergaveprocedure
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
Als een ander scherm dan “Energy
monitor” (energiemonitor) wordt
weergegeven, selecteert u “Energy”
(energie).
Het display aflezen
De pijlen verschijnen overeenkomstig de
energiestroom. Wanneer er geen
energiestroom is, worden er geen pijlen
weergegeven.
De kleur van de pijlen wijzigt als volgt:
Groen: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt geregenereerd of
opgeladen. Geel: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gebruikt. Rood: Als
de benzinemotor wordt gebruikt.
3.1 Instrumentenpaneel
178
Scherm navigatiesysteem
1Benzinemotor
2Elektromotor (tractiemotor)
3Bediening airconditioningsysteem*1
4Laadstekker*2
5Banden
6Batterijpakket (tractiebatterij)
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
*1: Het icoon wordt weergegeven als het
airconditioningsysteem in werking is.
*2: Het icoon wordt tijdens het laden
weergegeven.
Scherm navigatiesysteem (beginscherm)
1Benzinemotor
2Batterijpakket (tractiebatterij)
3Banden
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de stand van de
selectiehendel N is of als de
resterende lading onder een
vastgesteld niveau daalt. Als de
ladingstoestand nog verder daalt,
klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.
Kleur van het batterijpakket
(tractiebatterij) op het scherm van het
navigatiesysteem
Deze kleur is groen wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen en geel wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gebruikt.
Kleur van de benzinemotor op het
scherm van het navigatiesysteem
Hij is blauw wanneer de motor
warmdraait.
Verbruiksscherm
Weergaveprocedure
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
3.1 Instrumentenpaneel
179
3
Instrumentenpaneel
van de andere originele mechanische
sleutel en het sleutelnummer op uw
plaatje met sleutelnummer. Bewaar het
plaatje met het sleutelnummer op een
veilige plaats buiten de auto, bijvoorbeeld
in uw portemonnee.
Aan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een
vliegtuig niet op de toetsen van de
elektronische sleutel drukt. Zorg ervoor
dat de toetsen niet per ongeluk ingedrukt
kunnen worden als u de elektronische
sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt
opgeborgen. Bij het indrukken van de
toetsen kan de elektronische sleutel
radiogolven uitzenden die de bediening
van het vliegtuig kunnen beïnvloeden.
Leegraken batterij elektronische sleutel
• De standaard levensduur van de
batterij is1-2jaar.
• Als de batterij bijna leeg is, klinkt een
waarschuwingssignaal in de auto en
wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld.
•
Omdat de elektronische sleutel altijd
radiogolven ontvangt, raakt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische
sleutel niet wordt gebruikt. De volgende
symptomen geven aan dat de batterij
van de elektronische sleutel mogelijk
ontladen is. Vervang de batterij indien
nodig. (→
Blz. 146)
– Het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening
werkt niet.
– Het detectiegebied wordt kleiner.
– Het ledcontrolelampje in de sleutel
gaat niet branden.
U kunt zelf de batterij vervangen
(→blz. 146). Aangezien echter de
elektronische sleutel beschadigd zou
kunnen raken, raden wij u aan om de
vervanging te laten uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.• Houd, om de levensduur van de
batterij niet nodeloos te bekorten, de
elektronische sleutel op een afstand
van minimaal 1 m van de volgende
elektrische apparaten met een
magnetisch veld:
– Televisietoestellen
– Computers
– Mobiele telefoons, draadloze
telefoons en batterijladers
– Tafellampen
– Inductiekookplaten
Als er een melding met betrekking tot
de status van de elektronische sleutel
of de stand van het contact, enz. wordt
weergegeven
Om te voorkomen dat de elektronische
sleutel in de auto wordt opgesloten, de
auto wordt achtergelaten zonder het
contact UIT te zetten, andere inzittenden
per ongeluk de sleutel mee naar buiten
nemen, enz. wordt op het multi-
informatiedisplay mogelijk een melding
weergegeven die de gebruiker vraagt de
status van de elektronische sleutel of de
stand van het contact te bevestigen. Volg
in zo'n geval de instructies op het display
onmiddellijk op.
Als “Key Battery Low Replace Key
Battery” (Batterij van sleutel zwak.
Vervang batterij.) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
De batterij van de elektronische sleutel is
(bijna) leeg. Vervang de batterij van de
elektronische sleutel. (→Blz. 146)
Batterij vervangen
→Blz. 418
Bevestiging van het aantal
geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan
worden bevestigd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.1 Gebruik van de sleutel
185
4
Bediening van elk onderdeel
Als “A New Key has been Registered
Contact Your Dealer for Details” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem contact op met dealer voor meer
informatie.) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer 10 dagen nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de melding wordt
weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet
bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot
aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden
en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of
magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
• Plak geen stickers o.i.d. op het
oppervlak van de elektronische
sleutel.
OPMERKING(Vervolg)
• Houd de sleutels uit de buurt van
apparaten die magnetische velden
opwekken, bijvoorbeeld
televisietoestellen, audiosystemen en
inductiekookplaten.
• Houd de sleutels uit de buurt van
medische apparatuur, zoals
laagfrequente therapeutische
uitrusting en therapeutische
apparaten met microgolven, en zorg
ervoor dat u de sleutels niet bij u
draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle
elektronische sleutels die bij uw auto zijn
geleverd, naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk
met alle overgebleven elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.1 Gebruik van de sleutel
186
Het portier kan niet worden vergrendeld
als het contact in de stand ACC of AAN
staat of als de elektronische sleutel zich
nog in de auto bevindt.
De sleutel wordt mogelijk niet juist
gesignaleerd waardoor het portier
wellicht vergrendeld wordt.
Kindersloten achterportieren
Het portier kan niet vanaf de binnenzijde
van de auto worden geopend wanneer
het kinderslot is geactiveerd.
1Ontgrendelen
2Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat
kinderen per ongeluk de
achterportieren openen. Druk de
schakelaars op beide achterportieren
naar beneden om de kindersloten te
activeren.
Gebruik van de mechanische sleutel
De portieren kunnen ook worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, gaat het
centrale waarschuwingslampje knipperen
en klinkt er een zoemer om aan te gevendat een portier niet goed is gesloten. Het
open portier wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop en de afstandsbediening
beïnvloeden
→Blz. 196
Herinneringsfunctie achterstoel
• Om u eraan te herinneren bagage e.d.
op de achterstoelen niet te vergeten,
klinkt er wanneer het contact UIT is
gezet en aan een van de volgende
voorwaarden is voldaan, een zoemer
en wordt gedurende ongeveer
6 seconden een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
– Het hybridesysteem wordt binnen
10 minuten na het openen en
sluiten van een achterportier
gestart.
– Een achterportier is geopend en
weer gesloten nadat het
hybridesysteem is gestart.
Als echter een achterportier wordt
geopend en vervolgens binnen ongeveer
2 seconden weer wordt gesloten, werkt
de herinneringsfunctie voor de
achterstoel mogelijk niet.
• De herinneringsfunctie voor de
achterstoel stelt op basis van het
openen en sluiten van een
achterportier vast of er bagage e.d. op
de achterstoel is geplaatst. Daardoor
werkt, afhankelijk van de situatie, de
herinneringsfunctie voor de
achterstoel mogelijk niet en vergeet u
mogelijk toch bagage e.d. die zich op
de achterstoel bevindt of geeft de
functie mogelijk onterecht een
melding.
• De herinneringsfunctie voor de
achterstoel kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld.
(→Blz. 478)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
189
4
Bediening van elk onderdeel
Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als gevolg
van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven, neem
dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto hoor-
bare alarm klinkt één keer
gedurende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te vergren-
delen terwijl er nog een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto klinkt
herhaaldelijkHet contact werd in de stand ACC ge-
zet terwijl het bestuurdersportier ge-
opend was (het bestuurdersportier
werd geopend terwijl het contact in
de stand ACC stond).Zet het contact UIT en
sluit het
bestuurdersportier.
Als op het multi-informatiedisplay
“Smart Entry & Start System
Malfunction See Owner’s Manual”
(Storing in Smart entry-systeem met
startknop; raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
195
4
Bediening van elk onderdeel