Als “Hybrid System Stopped Steering
Power Low” (Hybridesysteem
uitgeschakeld. Weinig
stuurbekrachtiging) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld
tijdens het rijden.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan
gebruikelijk, houd het dan stevig vast en
oefen meer kracht uit dan anders.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven
Deze melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden onder
zware omstandigheden. (Bijvoorbeeld
wanneer u een lange steile helling op
rijdt.) Oplossing:→blz. 439
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Refrain from the Use of N
Position” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N.) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Shift into P to Restart”
(Tractiebatterij moet worden
beschermd. Zet selectiehendel in stand
P om opnieuw te starten) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) bijna leeg is, doordat de
selectiehendel een bepaalde periode in
stand N heeft stilgestaan.Zet bij het bedienen van de auto de
selectiehendel in stand P en herstart het
hybridesysteem.
Als “Shift Out of N Release Accelerator
Before Shifting” (Zet selectiehendel in
andere stand dan N. Laat vóór het
schakelen het gaspedaal los) wordt
weergegeven
Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D of R.
Als “Shift to P Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat u
de auto verlaat) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Zet de selectiehendel
in stand P.
Als “Press Brake when Vehicle is
Stopped Hybrid System may Overheat”
(Trap rempedaal in wanneer auto
stilstaat. Hybridesysteem is mogelijk
oververhit) wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
om de auto op een omhoog lopende
helling op zijn plaats te houden, enz. Het
hybridesysteem kan oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Auto power off-functie
ingeschakeld om accu te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie. Bedien
de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het hybridesysteem
gedurende ongeveer 5 minuten om de
12V-accu op te laden.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
7
Bij problemen
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De led-koplampen
• De automatische verticale
koplampverstelling (indien aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
Als “System Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in systeem. Ga naar
uw dealer) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “System Stopped See Owner’s
Manual” (Systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer de accuspanning.
• Controleer de sensoren die Toyota
Safety Sense gebruikt op eventueel
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 210)
• Controleer de sensoren die de BSM
(Blind Spot Monitor), RCTA (Rear
Cross Traffic Alert) en SEA (Safe Exit
Assist) gebruiken op eventueel
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 256, blz. 282)
• Controleer de sensoren die de Toyota
Parking Assist en PKSB (Parking
Support Brake) gebruiken op
eventueel aanwezige
verontreinigingen. Verwijder deze
indien aanwezig. (→Blz. 259)
Geeft aan dat de sensoren mogelijk niet
goed werken. (→Blz. 212, blz. 258,
blz. 262, blz. 268, blz. 285)
Wanneer de problemen zijn opgelost en
de sensoren weer werken, verdwijnt
deze melding mogelijk vanzelf.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.Als “System Stopped Front Camera
Out of Temperature Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Camera voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot
temperatuur normaal is) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
7
Bij problemen
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het volwaardige
reservewiel
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC
–TRC
– Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)
– AHS (Adaptive High
Beam-systeem) (indien aanwezig)
– Cruise control
– Dynamic Radar Cruise Control
– EPS
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Bandenspanningswaarschuwings-
WAARSCHUWING!(Vervolg)
systeem
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– PKSB (Parking Support Brake)
(indien aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
– SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
– Adaptive Variable Suspension-
systeem (indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien
aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
429
7
Bij problemen
Safe Exit Assist*(→blz. 281)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Safe Exit Assist Aan Uit — O —
Weergave buiten-
spiegelsAan Uit — O —
Gevoeligheid signa-
leringGemiddeldHoog
—O—
Laag
*Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 271)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
PKSB-functie (Par-
king Support Brake)Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
Rijmodusselectieschakelaar (→blz. 286)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Regeling aandrijflijn
in aangepaste mo-
dus
*NormaalPower
O——
Eco
Dempingsregeling
in aangepaste mo-
dus
*NormaalSport
O——
Comfort
Stuurregeling in
aangepaste modus
*Normaal Sport O — —
Aircowerking in
aangepaste modus
*Normaal Eco O — —
*Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 298)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen
buitenluchtmodus
en de aan de schake-
laar AUTO gekop-
pelde recirculatie-
modusAan Uit O — O
Automatische bedie-
ning aircoschakelaarAan Uit O — O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
465
8
Voertuigspecificaties
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud aan
de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt:
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Onderwerp Wanneer initialiseren Zie
PKSB (Parking Support
Brake)
*■Na het aansluiten of vervangen van de
12V-accuBlz. 271
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem■Verwisselen van voor- en achterwielen met
een verschillende bandenspanning
■Als de bandenmaat wordt aangepast
■Als de bandenspanning wordt gewijzigd
(bijvoorbeeld wanneer de rijsnelheid of de
belading verandert)
■Wisselen tussen twee sets geregistreerde
wielen.Blz. 357
*Indien aanwezig
8.3 Initialisatie
467
8
Voertuigspecificaties
Door Toyota Safety Sense gebruikte
sensoren................210
Dynamic Radar Cruise Control . . .240
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........247
Fase voor afremmen en tot stilstand
brengen................252
Functie inhaalbeveiliging......246
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid...........246
Gebruik van de cruise control. . . .248
Gebruik van de Dynamic Radar Cruise
Control.................243
Gebruik van de
snelheidsbegrenzer.........252
GPF-systeem (benzineroetfilter) .287
In- en uitschakelen van het Safe Exit
Assist-systeem............283
Inhoud van het gedeelte van de
handleiding over Toyota Safety
Sense..................207
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........273
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................266
Instellingen Proactive Driving Assist
wijzigen................234
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor.................256
In-/uitschakelen van het systeem .225
LDA (Lane Departure Alert). . . .227
LTA-functies..............223
LTA (Lane Tracing Assist)......223
Naderingswaarschuwing......245
Noodstopsysteem..........250
Ondersteunende systemen.....288
Ondersteunend systeem......209
Ondersteuning voor
rijstrookwisseling...........246
Overzicht systeem..........274
Overzicht van de ondersteunende
systemen................288
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)*........277
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)*.................280
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .214
PDA (Proactive Driving Assist)* . .231
PKSB (Parking Support Brake)* . .271PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................271
RCTA ..................267
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................265
Rijmodusselectieschakelaar. . . .286
RSA (Road Sign Assist).......236
Safe Exit Assist*...........281
Samenvatting van het systeem . .251
Schermen en bediening.......230
Selecteren van een rijmodus. . . .286
Signaleerbare objecten.......215
Snelheidsbegrenzer.........252
Snelheidsbegrenzer met Road Sign
Assist..................254
Software-update Toyota Safety
Sense*.................207
Soorten ondersteunde
verkeersborden............238
Soorten sensoren.......278 , 280
Systeemfuncties...........215
Systeemonderdelen . .242 , 248, 252,
255, 259, 266, 282
Toyota Parking Assist-sensor* . . .259
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........260
Toyota Safety Sense.........208
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....277 , 280
Voorwaarden voor activering
signaleerbare objecten.......232
Waarschuwingsfase 1........251
Waarschuwingsfase 2........251
Waarschuwingsfunctie.......237
Weergavefunctie...........237
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............273
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................264
Werking Blind Spot Monitor. . . .257
Werking Safe Exit Assist.......283
Wijzigen van de instellingen van de
Dynamic Radar Cruise Control . . .247
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem.....223
Wijzigen van de RSA-instellingen .240
Wijzigen van LDA-instellingen . . .230
Trefwoordenlijst
576
Weergave kilometerteller en
dagteller..............87,92
Weergave voertuiginformatie....97
Wijzigen van de helderheid van de
instrumentenverlichting.....87,93
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel.......94,99
Noodoproep
Controlelampjes............59
eCall*1,2 ................58
Noodoproepdiensten.........58
Overzicht systeem van toegevoegde
diensten.................61
Systeemonderdelen..........58
Uitvoeren van de regelgeving....62
Onderhoud
Onderhoud en reparatie.......337
Periodiek onderhoud.........337
Zelf uit te voeren onderhoud. . . .337
Onderhoud en verzorging
Beschermen van het interieur . . .335
Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........332
Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto........335
Reinigingsinstructies........332
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans............336
Schoonmaken van kunstleder . . .336
Schoonmaken van lederen
bekleding...............336
Openen en sluiten van de ruiten
Bedienen van het panoramadak . .151
Elektrisch bedienbare ruiten. . . .148
Openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare ruiten..........148
Panoramadak*............151
Voorkomen van onbedoelde
bediening (blokkeerschakelaar
ruitbediening).............150
Openen, sluiten en vergrendelen van de
portieren
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met een
elektrisch bedienbare achterklep) .133
Achterklep...............121Kindersloten achterportieren . . .121
Openen en sluiten van de achterklep
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)..............124
Openen en sluiten van de achterklep
(auto's zonder elektrisch bedienbare
achterklep)..............123
Portieren................116
Smart entry-systeem met
startknop...............134
Van binnenuit ontgrendelen en
vergrendelen van de achterklep . .123
Van binnenuit ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren . . .120
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren . . .116
Van buitenaf vergrendelen en
ontgrendelen van de achterklep . .123
Over deze handleiding...........7
Overige voorzieningen in het interieur
Accessoireaansluiting........321
Armsteun (indien aanwezig). . . .329
Draadloze lader (indien
aanwezig)...............322
Handgrepen..............330
Kledinghaakjes (indien aanwezig) .330
Make-upspiegels...........329
Overige voorzieningen in het
interieur................320
Stuurwieltoetsen audiosysteem . .329
USB-laadaansluiting (indien
aanwezig)...............320
Zonnekleppen............
.329
Overzicht..................10
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Functies van de auto aanpassen aan
de persoonlijke voorkeur......454
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen.....454 , 455
Rijprocedures
Bedienen van de selectiehendel .180 ,
182
Bedieningsinstructies.....178 , 185
Brake Hold...............188
Trefwoordenlijst
578