• Kleine insecten, zoals motvlinders of
vliegen, in de auto.
• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes (indien aanwezig), in
de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 453)
OPMERKING
Om de inbraaksensor goed te laten
functioneren
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
1 .5 Antidiefstalsysteem
77
1
Veiligheid en beveiliging
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de
aangegeven systemen van de auto.
(Rood)Waarschuwingslampje rem-
systeem
*1(→blz. 392)
(Geel)Waarschuwingslampje rem-
systeem
*1(→blz. 392)
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur*2
(→blz. 392)
Waarschuwingslampje hy-
bridesysteem oververhit*2
(→blz. 392)
Laadstroomcontrole-
lampje*1(→blz. 393)
Waarschuwingslampje lage
oliedruk*2(→blz. 393)
Motorcontrolelampje*1
(→blz. 393)
Waarschuwingslampje
SRS*1(→blz. 393)
Waarschuwingslampje
ABS*1(→blz. 393)
Waarschuwingslampje on-
juiste bediening pedaal*2
(→blz. 394)
(Rood)Waarschuwingslampje elek-
trische stuurbekrachtiging
*1
(→blz. 394)
(Geel)Waarschuwingslampje elek-
trische stuurbekrachtiging
*1
(→blz. 394)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
(→blz. 394)
Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 394)
*3
Controlelampjes
achterpassa-
giersgordels (in-
dien aanwezig)
(→blz. 395)
*4
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1
(→blz. 395)
(Knippert)Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 396)
(Knippert of
brandt)Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 396)
(Oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 396)
(Oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 396)
(Oranje)Controlelampje PDA
(→blz. 396)
(Oranje)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 397)
(Oranje)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 397)
2.1 Instrumentenpaneel
81
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
(groen/oranje
[knippert])Controlelampje LDA
(→blz. 230)
(Oranje)Controlelampje LDA OFF
*2
(→blz. 230)
(groen/wit)Controlelampje PDA
(→blz. 235)
(groen/wit)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 248)
(groen/wit)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 242)
Controlelampje snelheids-
begrenzer (→blz. 252)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1, 2
(→blz. 255, blz. 266,
blz. 276)
BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegels*1, 3(indien aan-
wezig) (→blz. 255)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*1, 2
(indien aanwezig)
(→blz. 260)
(Knippert)Controlelampje Traction
Control
*1(→blz. 289)
Controlelampje VSC OFF*1, 2
(→blz. 289)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*4(→blz. 173)
Controlelampje READY
(→blz. 173)
Controlelampje EV MODE
(→blz. 178)
Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 185)
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem
*1(→blz. 188)
Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking*1
(→blz. 188)
EV-controlelampje
(→blz. 66)
Controlelampje lage buiten-
temperatuur*5(→blz. 85,
blz. 88)
Controlelampje antidiefstal-
systeem (→blz. 73, blz. 74)
Controlelampje
PASSENGER AIR
BAG
*1, 6(→blz. 38)
Controlelampje ECO-
rijmodus (→blz. 286)
Controlelampje sportmodus
(indien aanwezig)
(→blz. 286)
Controlelampje Custom-
modus (indien aanwezig)
(→blz. 286)
Controlelampje comfortmo-
dus (indien aanwezig)
(→blz. 286)
Controlelampje modus
Sport S (indien aanwezig)
(→blz. 286)
2.1 Instrumentenpaneel
83
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
1. Pak de voorportiergreep vast om alle
portieren te ontgrendelen.*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
*De instellingen voor het
ontgrendelen van de portieren
kunnen worden gewijzigd. (→Blz. 117,
blz. 452)
2. Raak de vergrendelsensor (de
uitholling aan de zijkant van de
voorportiergreep) aan om alle
portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Afstandsbediening
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ingedrukt houden om de ruiten
*1en
het panoramadak*1, 2te sluiten
2. Ontgrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de ruiten
*1en
het panoramadak*1, 2te openen
*1Deze instelling moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Indien aanwezigInstellen van de ontgrendelfunctie
(auto's met instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Schakel de inbraaksensor van het
alarmsysteem uit om tijdens het
veranderen van de instellingen het
alarm niet onbedoeld te activeren.
(indien aanwezig) (→Blz. 76)
3. Houd de toets
of(indien
aanwezig) ingedrukt en houd
tegelijkertijd de toets
gedurende
ongeveer 5 seconden ingedrukt als
het controlelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer
een handeling wordt uitgevoerd, zoals
hieronder is aangegeven. (Als u de
instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de
toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
2.)
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
Auto's met linkse be-
sturing
(7 inch display)
(12,3 inch display)
Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén bel-
signaalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt al-
leen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier
vasthoudt, worden
alle portieren ont-
grendeld.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
117
3
Voordat u gaat rijden
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
Auto's met rechtse
besturing
(7 inch display)
(12,3 inch display)
Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén bel-
signaalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt al-
leen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier
vasthoudt, worden
alle portieren ont-
grendeld.
(7 inch display)
(12,3 inch display)
Exterieur: Twee
piepsignalen
Interieur: Eén bel-
signaalAls u een voorpor-
tiergreep vast-
houdt, worden alle
portieren
ontgrendeld.
Voor auto's met een alarm: om te
voorkomen dat het alarm onbedoeld
wordt geactiveerd, moet u de portieren
ontgrendelen met de afstandsbediening
en een portier eenmaal openen en sluiten
als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er
binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend,
worden de portieren weer vergrendeld en
wordt automatisch het alarm
ingeschakeld.) Zet het alarm onmiddellijk
uit wanneer dit geactiveerd wordt.
(→Blz. 74)Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld met behulp van
de instapfunctie
*of de
afstandsbediening. (Vergrendeld:
eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat
de ruiten en het panoramadak
*bediend
worden.
*Indien aanwezig
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de
voorportiergreep (auto's met
instapfunctie)
Wanneer de portieren niet kunnen
worden vergrendeld als u de
vergrendelsensor op het oppervlak van
de portiergreep met uw vinger aanraakt,
raak dan de vergrendelsensor aan met uw
handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan
uit.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
118
gelijktijdig vergrendeld. Met
feedbacksignalen wordt aangegeven
dat alle portieren zijn vergrendeld. Als
op de schakelaar wordt gedrukt terwijl
de elektrisch bedienbare achterklep
bezig is te sluiten, stopt de achterklep
met bewegen.
De achterklep sluiten met de
achterklepgreep aan de binnenzijde
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep. Vervolgens
klinkt er een zoemer en wordt de
achterklep automatisch gesloten.
Openen en sluiten van de achterklep met
de sensor regeling voetbediening
De handsfree elektrisch bedienbare
achterklep maakt het automatisch
openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk door uw
voet onder het midden van de
achterbumper te plaatsen en hem van de
achterbumper vandaan te bewegen.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smartentry-systeem met startknop bevindt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 135)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot
ongeveer 10 cm onder de
achterbumper te bewegen en
vervolgens weer terug te trekken.
• Voer deze volledige beweging
binnen 1 seconde uit.
• De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de
achterbumper.
• Raak bij het gebruik van de
handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep de
achterbumper niet aan met uw voet.
• Als er zich in het
passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
• In de regen of onder natte
omstandigheden duurt het mogelijk
iets langer dan normaal voordat de
achterklep in werking treedt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126
• Voer, om de 2 sensoren te activeren,
de voetbeweging uit met de wreef
(tenen omhoog wijzend).
• Auto's met een originele verticaal
afneembare Toyota-trekhaak:
raadpleeg de montage-instructies.
ASensoren regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3. Als de sensor voor de regeling van de
voetbediening signaleert dat u uw
voet hebt teruggetrokken, klinkt er na
een korte pauze een zoemer en zal de
elektrisch bedienbare achterklep
automatisch volledig openen/sluiten.
Als de voetbeweging wordt
uitgevoerd terwijl de achterklep wordt
geopend/gesloten, stopt de
achterklep met bewegen. Door de
achterklep nogmaals met een
voetbeweging te bedienen beweegt
de achterklep in tegengestelde
richting.
Bagageruimteverlichting
• De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
• Als de bagageruimteverlichting aan
wordt gelaten wanneer het contact
UIT wordt gezet, gaat de verlichting na
20 minuten automatisch uit.Werkingsvoorwaarden elektrisch
bedienbare achterklep
Als aan de volgende voorwaarden
voldaan is terwijl de elektrisch
bedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 452), kan de elektrisch
bedienbare achterklep automatisch
worden geopend en gesloten.
• Wanneer de achterklep is ontgrendeld
• Als het contact AAN staat, moet
behalve aan de bovenstaande
voorwaarden ook aan een van de
onderstaande voorwaarden worden
voldaan:
– De parkeerrem is geactiveerd.
– Het rempedaal is ingetrapt.
– De selectiehendel staat in stand P.
Voorwaarden voor activering van
sensor regeling voetbediening
• Als de sensor regeling voetbediening
is ingeschakeld en het contact UIT is
gezet
• Als een elektronische sleutel zich in
het werkingsbereik bevindt
Werking van de elektrisch bedienbare
achterklep
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep is uitgeschakeld, werkt de
elektrisch bedienbare achterklep niet,
maar kan hij handmatig worden
geopend en gesloten.
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep aan het openen is en een
obstakel raakt, wordt de werking
onderbroken.
Functie sluiten en vergrendelen
Als de elektrisch bedienbare achterklep
open is, sluit deze functie de achterklep
waarna alle portieren gelijktijdig worden
vergrendeld. Als de volgende procedures
worden uitgevoerd en er geen
elektronische sleutels van de auto in het
interieur zijn achtergebleven, worden
alle portieren vergrendeld wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep
volledig is gesloten.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
127
3
Voordat u gaat rijden
1. Sluit alle portieren, maar sluit de
elektrisch bedienbare achterklep niet.
2. Druk, terwijl u een elektronische
sleutel bij u hebt, op de schakelaar
op het onderste deel van de elektrisch
bedienbare achterklep (→blz. 125).
Er klinkt een andere zoemer dan normaal
en de elektrisch bedienbare achterklep
begint automatisch te sluiten. Wanneer
de elektrisch bedienbare achterklep is
gesloten, worden alle portieren
gelijktijdig vergrendeld. Met
feedbacksignalen wordt aangegeven dat
alle portieren zijn vergrendeld.
Auto's met supervergrendeling: De
supervergrendeling wordt in dit geval
niet ingeschakeld.
Situaties waarin de functie sluiten en
vergrendelen mogelijk niet goed werkt
De functie sluiten en vergrendelen werkt
in de volgende situaties mogelijk niet
goed:
• Als op de schakelaar
op het
onderste deel van de elektrisch
bedienbare achterklep (→blz. 125)
wordt gedrukt met de hand die ook
een elektronische sleutel vast heeft
• Als op de schakelaar
op het
onderste deel van de elektrisch
bedienbare achterklep (→blz. 125)
wordt gedrukt terwijl de elektronische
sleutel zich in een tas of iets dergelijks
bevindt die op de grond staat
• Als op de schakelaar
op het
onderste deel van de elektrisch
bedienbare achterklep (→blz. 125)
wordt gedrukt terwijl de elektronische
sleutel zich niet in de buurt van de
auto bevindt.
Voorkomen van onbedoeld bedienen
van de sensor regeling voetbediening
Als er zich een elektronische sleutel in
het detectiegebied bevindt, kan de
sensor regeling voetbediening mogelijk
onbedoeld worden bediend. Pas daarom
in de volgende situaties op:• Als er een grote hoeveelheid water op
de onderzijde van het midden van de
achterbumper terechtkomt,
bijvoorbeeld wanneer de auto wordt
gewassen of bij zware regenval
• Als er vuil wordt weggeveegd van de
onderzijde van het midden van de
achterbumper
• Wanneer er een klein dier of een klein
object, zoals een bal, onder de
onderzijde van het midden van de
achterbumper komt
• Wanneer een object onder de
onderzijde van het midden van de
achterbumper vandaan wordt gehaald
• Als iemand zijn/haar benen heen en
weer beweegt wanneer hij/zij op de
achterbumper zit
• Als iemands benen of een ander
lichaamsdeel in aanraking komen met
de onderzijde van het midden van de
achterbumper wanneer diegene langs
de auto loopt
• Wanneer de auto in de buurt van een
bron van elektromagnetische velden,
zoals een parkeerplaats voor betaald
parkeren, een tankstation, een
elektrisch verwarmde weg of
tl-lampen, geparkeerd staat die de
gevoeligheid van de sensor regeling
voetbediening negatief beïnvloedt
• Wanneer de auto zich in de buurt
bevindt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, radiozender,
videowall, luchthaven of andere
locatie waar sterke radiogolven of
elektromagnetische velden aanwezig
zijn
• Wanneer de auto geparkeerd staat op
een plek waar objecten, zoals planten,
zich in de buurt van de onderzijde van
het midden van de achterbumper
bevinden
• Als bagage, enz. in de buurt van de
onderzijde van het midden van de
achterbumper wordt geplaatst
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
128