WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's met een compact reservewiel
of een volwaardig reservewiel: Als,
nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje
opnieuw gaat branden, kan dit erop
duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het
wiel met de lekke band door het
reservewiel en laat de band
repareren door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Auto's met bandenreparatieset: Als,
nadat de banden op spanning zijn
gebracht, het waarschuwingslampje
lage bandenspanning opnieuw gaat
branden, kan dit erop duiden dat er
een band lek is. Controleer de
banden. Repareer een lekke band
met de bandenreparatieset.
• Vermijd plotselinge
stuurbewegingen en hard remmen.
De banden kunnen beschadigd
raken, waardoor u de controle over
het stuurwiel of de remmen kunt
verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er
plotseling een lek ontstaat
Het kan zijn dat het bandenspannings-
waarschuwingssysteem niet meteen in
werking treedt.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het
bandenspannings-
waarschuwingssysteem goed werkt
Monteer geen banden met verschillende
specificaties of van verschillende
merken, anders werkt het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet goed.
7.2.4 Als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Het multi-informatiedisplay waarschuwt
bij systeemstoringen en onjuist
uitgevoerde handelingen, of geeft
meldingen over noodzakelijk onderhoud
weer. Voer de juiste corrigerende
maatregelen uit wanneer er een melding
wordt weergegeven.
Als een waarschuwingsmelding weer
wordt weergegeven na het uitvoeren van
de volgende handelingen, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als tevens een waarschuwingslampje
gaat branden of knippert terwijl er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, tref dan corrigerende
maatregelen overeenkomstig het
waarschuwingslampje. (→Blz. 392)
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Waarschuwingszoemer
Er klinkt mogelijk een zoemer wanneer er
een melding wordt weergegeven.
Mogelijk is de zoemer niet hoorbaar als de
auto zich in een lawaaierige omgeving
bevindt of als het volume van het
audiosysteem hard staat.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is laag. Controleer het
oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Deze melding kan verschijnen als de auto
op een helling stilstaat. Plaats de auto op
een horizontale ondergrond en
controleer of de melding verdwijnt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
400
Als “Cruise Control Unavailable See
Owner’s Manual” (Cruise
Control-systeem niet beschikbaar, zie
handleiding) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• Dynamic Radar Cruise Control
• Cruise control
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Speed Limiter Unavailable See
Owner's Manual” (Snelheidsbegrenzer
niet beschikbaar. Zie handleiding)
wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de transmissie in stand R staat.
Selecteer stand D.
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Oil Maintenance Required Soon”
(olie moet binnenkort worden
ververst) wordt weergegeven
Geeft aan dat de motorolie moet worden
ververst.
Controleer de motorolie en ververs
indien nodig. Zorg ervoor dat na het
verversen van de motorolie de melding
wordt gereset. (→Blz. 345)
Als “Oil Maintenance Required” (olie
moet worden ververst) wordt
weergegeven
Geeft aan dat de motorolie moet worden
ververst.
Laat de motorolie en het oliefilter door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgerustedeskundige controleren en/of
verversen/vervangen. Zorg ervoor dat
na het verversen van de motorolie de
melding wordt gereset. (→Blz. 345)
Als er een melding wordt weergegeven
dat u naar uw erkende Toyota-dealer
moet gaan
Het systeem of onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is defect. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als er een melding wordt weergegeven
dat de handleiding moet worden
geraadpleegd
• Volg de bijbehorende instructies als
“Engine Coolant Temp High”
(temperatuur koelvloeistof te hoog)
wordt weergegeven. (→Blz. 439)
• Volg de bijbehorende instructies als
“Exhaust Filter Full”
(uitlaatgasfiltersysteem vol) wordt
weergegeven. (→Blz. 287)
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan dit
duiden op een storing. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– “Smart Entry & Start System
Malfunction” (storing Smart
entry-systeem met startknop)
– “Hybrid System Malfunction”
(storing hybridesysteem)
– “Check Engine” (controleer motor)
– “Traction battery system
malfunction” (systeemstoring
tractiebatterij)
– “Accelerator System Malfunction”
(systeemstoring gaspedaal)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
405
7
Bij problemen
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan dit
duiden op een storing. Breng de auto
onmiddellijk tot stilstand en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– “Braking Power Low” (remkracht
laag)
– “Charging System Malfunction”
(storing laadsysteem)
– “Oil Pressure Low” (oliedruk laag)
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan de auto
zonder brandstof zijn komen te staan.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en vul brandstof bij als het
brandstofniveau laag is. (→Blz. 69)
– “Hybrid System Stopped”
(hybridesysteem is gestopt)
– “Engine Stopped”
(verbrandingsmotor uitgeschakeld)
• Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner's Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven, zitten de filters
mogelijk verstopt, zijn de
ventilatieopeningen mogelijk
geblokkeerd of zit er mogelijk een gat
in het kanaal. Voer daarom de
onderstaande correctieprocedure uit.
– Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
blz. 372 Als de
waarschuwingsmelding ook na het
schoonmaken van de
ventilatieopeningen nog wordt
weergegeven, laat de auto dan
onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Als “High Power Consumption Power
to Climate Temporarily Limited” (Hoog
stroomverbruik. Werking A/C en
verwarming beperkt) veelvuldig wordt
weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de 12V-accu kan
verouderd zijn. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Maintenance Required For
Traction Battery At Your Dealer”
(Onderhoud bij dealer vereist voor
tractiebatterij) wordt weergegeven
Het batterijpakket (tractiebatterij) moet
worden nagekeken of vervangen. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wanneer u door blijft rijden zonder
het batterijpakket (tractiebatterij) te
laten nakijken, kan het
hybridesysteem niet worden gestart.
• Raadpleeg onmiddellijk een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het hybridesysteem
niet gestart kan worden.
7.2.5 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een
spijker of schroef die door het loopvlak
van de band steekt, kan tijdelijk worden
gerepareerd met de bandenreparatieset.
(De set bestaat uit een fles met
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406
Starten van het hybridesysteem
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
in.
2. Houd de elektronische sleutel tegen
de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk
op de startknop zoals u normaal doet bij
het uitschakelen van het hybridesysteem.
Batterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 375)Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 74)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 176)
7.2.10 Als de 12V-accu is
ontladen
Als de 12V-accu ontladen is, kan het
hybridesysteem met behulp van de
onderstaande procedures worden
gestart. U kunt ook contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het hybridesysteem
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met een alarm (→blz. 74):
Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portieren
worden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 75)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
433
7
Bij problemen
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
Bij aansluiten van startkabels
Gebruik altijd startkabels waarmee u bij
de aangegeven aansluitingen en
aansluitpunten kunt. Anders kan de
werking van elektronische apparaten
negatief beïnvloed worden of kunnen
deze beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de
auto (M20A-FXS motor)
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter(→blz. 85, blz. 88) komt in het rode
gebied of u merkt dat het
hybridesysteem minder vermogen
levert. (De auto accelereert
bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit. Correctieprocedures
Als de koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied komt of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual” (Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt weergegeven 1.
Breng de auto op een veilige plaats
tot stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat
de stoom is verdwenen, voorzichtig
de motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
2ZR-FXE motor M20A-FXS motor
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
439
7
Bij problemen
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
enuitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
AReservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
440
M20A-FXS motor
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag water worden
gebruikt als u geen koelvloeistof bij de
hand hebt. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
2ZR-FXE motor
M20A-FXS motor6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
• Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap
dan niet voordat de stoom is
verdwenen. De motorruimte kan zeer
heet zijn.
AReservoir
BStreepje F
CStreepje L
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
442
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit
• Gebruik de juiste brandstoffen. De
motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
• Gebruik geen benzine met
metaalhoudende additieven, zoals
mangaan, ijzer of lood, omdat dit
schade aan uw motor of
emissieregelsysteem kan
veroorzaken.
• Voeg geen aftermarket
metaalhoudende brandstofadditieven
toe.
• EU: Gebruik geen bio-
ethanolbrandstof die wordt verkocht
onder de naam E50 of E85, of
brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Bij gebruik van deze
brandstoffen wordt het
brandstofsysteem beschadigd. Neem
bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Behalve EU: Gebruik geen
bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85,
of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt
voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof
met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem van de
auto beschadigd. Zorg ervoor dat u
brandstof tankt met de juiste
specificaties en de vereiste kwaliteit.
Neem bij twijfel contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Gebruik geen methanolhoudende
benzine, zoals M15, M85 of M100.
Door methanolhoudende benzine te
gebruiken kan de motor beschadigd
raken of kunnen er storingen in
optreden.
8.2 Persoonlijke
voorkeursinstellingen
8.2.1 Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang uw
persoonlijke voorkeur kunnen worden
ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het multi-informatiedisplay,
het scherm van het audiosysteem of bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan de
persoonlijke voorkeur
Wijzigen via het scherm van het
audiosysteem (auto's met
multimediasysteem)
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Vehicle customise”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer het item waarvan u de
instelling wilt wijzigen uit de lijst.
Selecteer
(AAN)/(UIT) voor
functies die in- of uitgeschakeld kunnen
worden.
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen
worden gewijzigd voor meer informatie.
Wijzigen met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.
2. Instrumentenpaneel met 7 inch
display: Druk op
ofom het
item te selecteren dat u aan uw
persoonlijke voorkeur wilt aanpassen.
8.1 Specificaties
454