GMotorkap blz. 398
Openen blz. 398
In geval van oververhitting blz. 473
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 432)
HKoplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting blz. 213
Richtingaanwijzers blz. 207
IAchterlichten blz. 213
Richtingaanwijzers blz. 207
Remlichten
Noodstopsignaal blz. 346
JAchterlichten blz. 213
Mistachterlicht*1, 2blz. 222
Achteruitrijlicht
De transmissie in stand R zetten
blz. 202
KKentekenplaatverlichting blz. 213
LAchterlichten blz. 213
MRichtingaanwijzers blz. 207
*1Indien aanwezig
*2Deze zijn mogelijk aan de andere kant geplaatst, afhankelijk van de regio.
Dashboard (auto's met linkse besturing)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
10
Gebruik van de automatische stand bij
koud weer
Wanneer de automatische stand wordt
gebruikt bij koud weer, kan de
buitenspiegel bevriezen en wordt de
spiegel mogelijk niet automatisch in- en
uitgeklapt. Verwijder in dit geval sneeuw
en ijs van de spiegel en bedien de spiegel
vervolgens met de schakelaar inklapbare
buitenspiegels of door de spiegel met de
hand te bewegen.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 487)
WAARSCHUWING!
Wanneer een spiegel wordt versteld
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld
raakt tussen de bewegende spiegel en
het spiegelhuis om letsel en storingen
te voorkomen.
Koppeling van spiegelstand aan
achteruitrijden
Wanneer de spiegelselectieschakelaar in
stand L of R staat, kantelen de
buitenspiegels tijdens het achteruitrijden
automatisch naar beneden om meer zicht
op de grond te bieden. Beweeg de
spiegelselectieschakelaar naar de
neutraalstand (tussen L en R) om deze
functie uit te schakelen.
Afstellen van de spiegelhoek tijdens het
achteruitrijden
Stel de spiegelhoek naar wens af terwijl
de transmissie in stand R staat.
De ingestelde hoek wordt opgeslagen en
de spiegel kantelt automatisch naar de
opgeslagen hoek wanneer de volgende
keer de transmissie in stand R wordt
gezet.De opgeslagen positie voor omlaag
kantelen van de spiegel is gekoppeld aan
de normale stand (afgestelde hoek met
de transmissie in een andere stand dan
R). Als daarom de normale stand wordt
gewijzigd na het afstellen, wijzigt ook de
kantelstand. Wanneer de normale stand
wordt gewijzigd, stel dan tijdens het
achteruitrijden de hoek opnieuw af.
4.5 Openen, sluiten van de
ruiten
4.5.1 Elektrisch bedienbare
ruiten
Openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
worden geopend en gesloten met behulp
van de schakelaars.
1. Sluiten
2. One-touch sluiten
*
3. Openen
4. One-touch openen*
*
De ruit stopt in een tussenstand door de
schakelaar in de andere richting te
bewegen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
bediend worden als
Het contact AAN staat.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
176
Beperken van het vermogen van het
EV-systeem (Brake Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het EV-systeem
mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
WAARSCHUWING!(Vervolg)
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste
houding achter het stuur zit, ook
als de auto maar kort hoeft te
rijden. Zo kunt u het rem- en
gaspedaal goed bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden,
waardoor een ongeval kan
ontstaan.
• De bestuurder moet extra goed
letten op voetgangers. Aangezien er
geen motorgeluiden zijn, kunnen
voetgangers de beweging van de
auto misschien onjuist inschatten.
Hoewel uw auto is voorzien van een
akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem,
dient u voorzichtig te rijden,
aangezien voetgangers in de buurt
de auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel
omgevingsgeluid is.
• Zet het EV-systeem niet uit tijdens
het rijden. Door het uitschakelen van
het EV-systeem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan. In geval van nood
echter, bijvoorbeeld als de auto
onmogelijk op de normale manier tot
stilstand kan worden gebracht:
→blz. 436
• Rem bij het afdalen van een helling
regeneratief om een veilige snelheid
te behouden. Het continu gebruiken
van de remmen kan leiden tot
oververhitting en een verminderde
remwerking. (→Blz. 206)
5.1 Voordat u gaat rijden
187
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als “Regenerative braking limited.
Press Brake to Decelerate”
(Regeneratief remmen beperkt. Trap
rempedaal in om te decelereren) op
het multi-informatiedisplay
verschijnt, trap dan het rempedaal
stevig in om de auto te laten
vertragen. (→Blz. 449)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- en buitenspiegels niet
tijdens het rijden. Als u dat wel doet,
kunt u de macht over het stuur
verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers
hun armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
• AWD-uitvoeringen: Ga met deze
auto niet off-road rijden. De
vierwielaandrijving van deze auto is
niet ontworpen voor off-road rijden.
Neem de nodige zorgvuldigheid in
acht als off-road rijden
onvermijdelijk is.
• Rijd niet met de auto door
rivierbeddingen of diepe plassen.
Hierdoor kan kortsluiting ontstaan in
elektrische/elektronische
componenten, kan het EV-systeem
beschadigd raken of kan andere
ernstige schade aan de auto
ontstaan.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren of
regeneratief remmen door schakelen
kan de auto in een slip raken, wat tot
een ongeval leidt.
• Trap, nadat u door een plas bent
gereden, het rempedaal lichtjes in
om ervoor te zorgen dat de remmen
goed werken. Door natte remblokken
kan de remwerking afnemen.
Remmen die aan één kant van de
auto nat zijn en niet goed werken,
kunnen de besturing bemoeilijken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bedienen van de transmissie
• Laat de auto niet achteruitrollen als
een vooruitversnelling is
ingeschakeld of vooruitrollen terwijl
schakelstand R is geselecteerd. Als
dat wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of kan de auto beschadigd
raken.
• Selecteer schakelstand P niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Schakel stand R niet in terwijl de auto
vooruitrijdt. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Selecteer tijdens het achteruitrijden
geen vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Als stand N wordt ingeschakeld
terwijl de auto rijdt, wordt het
EV-systeem uitgeschakeld.
Regeneratief remmen is niet
beschikbaar als het EV-systeem is
uitgeschakeld.
• Selecteer geen andere schakelstand
wanneer het gaspedaal ingetrapt is.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N wordt
geselecteerd, kan de auto
onverwacht snel accelereren,
waardoor een aanrijding en dodelijk
of ernstig letsel kunnen ontstaan.
Nadat u de schakelstand gewijzigd
hebt, moet u de actuele schakelstand
controleren die op de
schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
5.1 Voordat u gaat rijden
188
WAARSCHUWING!(Vervolg)
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. De remschijven
kunnen beschadigd raken als de
remblokken niet op tijd worden
vervangen. Het rijden met een auto
waarvan de remblokken en/of de
remschijven de slijtagelimiet hebben
overschreden, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N is
geselecteerd, kan de auto
onverwachts in beweging komen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren
in het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud
in het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats
geen reservoirs zoals luchtverfrissers
op het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens
werken en brand veroorzaken in de
auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld
een zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem,
selecteer schakelstand P, schakel het
EV-systeem uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter
als het controlelampje READY
brandt. Als de auto is geparkeerd
terwijl schakelstand P is geselecteerd
maar de parkeerrem niet is
geactiveerd, zou de auto in beweging
kunnen komen, wat kan leiden tot
een ongeval.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het EV-systeem uit.
Anders kan de auto plotseling in
beweging komen wanneer per ongeluk
de schakelstand wordt veranderd of het
gaspedaal wordt ingetrapt, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
5.1 Voordat u gaat rijden
189
5
Rijden
aanhangwagen. Controleer of de
lading niet is gaan schuiven. Zorg
dat de kogeldruk in orde is, indien
mogelijk.
– Controleer de lading in de auto.
Controleer of de auto niet te zwaar
beladen is nadat de inzittenden zijn
ingestapt.
Als u geen probleem kunt
vaststellen, ligt de snelheid waarbij
de aanhangwagen ging slingeren
hoger dan de limiet van de
combinatie auto-aanhangwagen.
Rijd met een lagere snelheid om
instabiliteit te voorkomen. Houd er
rekening mee dat het slingeren van
de aanhangwagen verergert
naarmate de rijsnelheid van de auto
hoger is.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van
aluminium is
Controleer of het stalen deel van de
trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium. Als staal en aluminium
met elkaar in contact komen, ontstaat er
een reactie die te vergelijken is met
corrosie, waardoor het desbetreffende
gedeelte verzwakt wordt en er schade
kan ontstaan. Breng daarom op het
contactvlak een roestwerend middel
aan.
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met
een aanhangwagen rijdt. Houd tijdens
het rijden met een aanhangwagen het
volgende in gedachten om een ongeval,
met mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg, te voorkomen:Controleer de elektrische aansluiting
tussen de aanhangwagen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte
afstand gereden te hebben en controleer,
net als voor het wegrijden, of de
verlichting van de aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
• Oefen het rijden met een
aanhangwagen in een omgeving
zonder of met weinig verkeer, zodat u
leert hoe de combinatie aanvoelt bij
het keren, stoppen en achteruitrijden.
• Houd tijdens het achteruitrijden het
stuurwiel stevig vast en draai het
stuurwiel rechtsom om de
aanhangwagen naar links te sturen en
linksom om de aanhangwagen naar
rechts te sturen. Verdraai het
stuurwiel altijd geleidelijk om
stuurfouten te voorkomen. Laat
iemand u bij het achteruitrijden
begeleiden om de kans op een
ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de
afstand tot uw voorligger minimaal gelijk
zijn aan de totale lengte van uw auto en
de aanhangwagen. Voorkom plotselinge
remmanoeuvres die tot een slip zouden
kunnen leiden. Als de auto in een slip
raakt, zou u de controle over de auto
kunnen verliezen. De kans hierop is vooral
aanwezig tijdens het rijden op een nat of
glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/
bochtengedrag
In te krappe bochten kan de
aanhangwagen de auto raken. Reduceer
uw snelheid voordat u een bocht nadert
en neem bochten met een zodanige
snelheid dat plotseling remmen niet
nodig is.
5.1 Voordat u gaat rijden
196
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het EV-systeem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
POWER ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven terwijl het EV-systeem
niet in werking is, is het contact niet
UIT. Verlaat de auto nadat u het
contact UIT hebt gezet.
5.2.2 Transmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de
auto/starten van
het EV-systeem
R Achteruit
NNeutraalstand (toe-
stand waarbij het
vermogen niet
wordt overge-
bracht)
D Normaal rijden
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 191
Als er een melding over een
schakelhandeling wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de schakelstand
onjuist wordt geselecteerd of dat de auto
onverwachts in beweging komt, kan de
schakelstand automatisch worden
gewijzigd of moet de draaiknop van de
transmissie mogelijk worden bediend.
Wijzig in dit geval de schakelstand aan de
hand van de meldingen op het
multi-informatiedisplay.Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
→Blz. 404
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Vermijd plotseling accelereren om te
voorkomen dat de auto in een slip raakt
of de aangedreven wielen doorslippen.
OPMERKING
Situaties waarbij storingen in de
schakelregeling mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich
voordoet, zijn storingen in de
schakelregeling mogelijk. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats met
een vlakke ondergrond tot stilstand,
activeer de parkeerrem en neem
vervolgens contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de waarschuwingsmelding met
betrekking tot een storing in de
schakelregeling op het multi-
informatiedisplay verschijnt.
(→Blz. 449)
• Op het display wordt aangegeven dat
er gedurende meerdere seconden
geen schakelstand is geselecteerd.
5.2 Rijprocedures
202
Wijzigen van de schakelstand vanuit
stand P
• Bedien de draaiknop van de
transmissie terwijl u het rempedaal
stevig intrapt. Als u de draaiknop van
de transmissie bedient zonder dat u
het rempedaal intrapt, klinkt de
zoemer en is het selecteren van een
andere stand niet mogelijk.
• Controleer bij het selecteren van de
schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door
de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel te controleren.
De schakelstand kan niet worden
gewijzigd wanneer
In de volgende situaties klinkt er een
zoemer om u te informeren dat de
schakelstand niet kan worden gewijzigd.
Gebruik de juiste handeling om opnieuw
te proberen de schakelstand te wijzigen.
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen vanuit stand P zonder
daarbij het rempedaal in te trappen
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen vanuit stand P terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen vanuit stand N terwijl de
auto stilstaat of er zeer langzaam
wordt gereden zonder daarbij het
rempedaal in te trappen
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen vanuit stand N terwijl de
auto stilstaat of er zeer langzaam
wordt gereden terwijl het gaspedaal
wordt ingetrapt
• Als de schakelaar stand P tijdens het
rijden wordt ingedrukt
Wanneer met zeer lage snelheid wordt
gereden, wordt de schakelstand
mogelijk gewijzigd naar stand P.De schakelstand wijzigt automatisch
naar stand N wanneer
In de volgende situaties klinkt er een
zoemer om u te informeren dat de
schakelstand is gewijzigd naar stand N.
Gebruik de juiste handeling om opnieuw
te proberen de schakelstand te wijzigen.
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen naar stand R terwijl de auto
vooruitrijdt
Wanneer met lage snelheid wordt
gereden, wordt de schakelstand
mogelijk gewijzigd naar stand R.
• Als wordt geprobeerd de schakelstand
te wijzigen naar stand D terwijl de
auto achteruitrijdt
Wanneer met lage snelheid wordt
gereden, wordt de schakelstand
mogelijk gewijzigd naar stand D.
Selecteren van stand N tijdens het
rijden
Houd om boven een bepaalde rijsnelheid
stand N te selecteren de draaiknop van
de transmissie in de stand N.
Functie automatisch selecteren van
stand P
In de volgende gevallen wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd
naar P.
• Wanneer de startknop wordt
ingedrukt terwijl de auto stilstaat, het
contact AAN staat en de
selectiehendel in een andere stand
staat dan P (nadat schakelstand P is
geselecteerd, wordt het contact UIT
gezet)
*
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan, terwijl een andere
schakelstand dan P is geselecteerd:
– Het contact staat AAN.
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Bedien de draaiknop van de
5.2 Rijprocedures
204