De ontvangst via een zend-/
ontvanginstallatie kan in sommige
gevallen gestoord worden.
Opslaan voertuiginformatie
De auto is uitgerust met geavanceerde
computers die bepaalde informatie
opslaan, zoals:
• Motortoerental/toerentalelektromotor (toerental tractiemotor)
• Status gaspedaal
• Status rempedaal
• Rijsnelheid
• Bedrijfsstatus van de ondersteunende systemen
• Beelden van de camera's Uw auto is uitgerust met camera's.
Neem voor de locatie van
registrerende camera's contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De opgeslagen informatie is afhankelijk
van de uitvoering en de aanwezige
opties van de auto, en van de
bestemming.
Deze computers slaan geen gesprekken
of geluiden op en ze slaan alleen in
bepaalde situaties beelden van buiten
de auto op.
• Gebruik van gegevens Toyota kan de gegevens die door deze
computer worden opgeslagen,
gebruiken om storingen vast te
stellen, onderzoek te doen en de
kwaliteit van haar producten te
verbeteren.
Toyota stelt de gegevens die zijn
opgeslagen niet beschikbaar aan
derden, behalve:– Met toestemming van de eigenaar van de auto of, wanneer het een
leaseauto betreft, van de leaserijder
van de auto – Op officieel verzoek van de politie,
de rechtbank of een ander
overheidsorgaan
– Voor gebruik door Toyota in een rechtszaak
– Voor onderzoek waarbij de gegevens niet worden gekoppeld
aan een bepaalde auto of eigenaar
• Vastgelegde beeldinformatie kan door een Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige worden gewist
De beeldopnamefunctie kan worden
uitgeschakeld. Maar als de functie wordt
uitgeschakeld, zijn er geen gegevens
over de werking van het systeem
beschikbaar.
Vernietigen van uw Toyota
De airbags en de gordelspanners in uw
Toyota bevatten explosieve chemicaliën.
Wanneer uw auto wordt vernietigd terwijl
de airbags en/of de gordelspanners nog
intact zijn, kan tijdens de vernietiging een
ontploffing plaatsvinden en brand
ontstaan. Laat daarom de airbags en de
gordelspanners eerst verwijderen en
afvoeren door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
“QR-code”
Het woord “QR-code” is een
geregistreerd handelsmerk van DENSO
WAVE INCORPORATED in Japan en
andere landen.
6
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Beschadiging en slijtage van
veiligheidsgordels
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordelsniet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting
bekneld raakt tussen het portier en
de carrosserie.
• Controleer het veiligheidsgordelsysteem
regelmatig. Let op beschadigingen,
zoals scheuren en rafels, en op losse
onderdelen. Gebruik een
beschadigde veiligheidsgordel niet,
maar laat hem zo snel mogelijk
vervangen. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan de veiligheid
van de desbetreffende inzittende
niet waarborgen.
• Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet
gedraaid is. Neem direct contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
veiligheidsgordel niet goed werkt.
• Laat de stoelen, inclusief de veiligheidsgordels, vervangen als de
auto betrokken is geweest bij een
ernstig ongeval, ook al is er geen
zichtbare schade.
• Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen,
wijzigen, demonteren of af te
voeren. Laat eventueel
noodzakelijke reparaties uitvoeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Als de
veiligheidsgordels niet op de juiste
wijze worden gebruikt, werken ze
mogelijk niet meer naar behoren. Juist gebruik van de veiligheidsgordels
• Trek de schoudergordel zo ver naar
buiten dat de gordel goed tegen de
schouder aan ligt en niet van de
schouder af glijdt of tegen de nek aan
ligt.
• Plaats het heupgedeelte van de gordel zo laag mogelijk over de heupen.
• Stel de rugleuning af. Ga zo rechtop mogelijk in de stoel zitten met uw rug
stevig tegen de leuning.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet gedraaid zit.
Gebruik van veiligheidsgordels door
kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in
principe ontworpen voor gebruik door
volwassenen.
• Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg
is om de veiligheidsgordel van de auto
op de juiste wijze te dragen.
(→Blz. 38)
• Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen, volg dan de instructies met
betrekking tot het gebruik van de
veiligheidsgordel op. (→Blz. 24)
Wetgeving met betrekking tot
veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels
zijn voor veiligheidsgordels, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
1 .1 Voor een veilig gebruik
25
1
Veiligheid en beveiliging
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor het vervangen of
plaatsen van veiligheidsgordels.
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel1. Maak de veiligheidsgordel vast door de gesp in de gordelsluiting te
drukken totdat u een klik hoort.
2. De veiligheidsgordel kan worden losgemaakt door de ontgrendelknop
Ain te drukken.
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel
als u zeer krachtig remt of betrokken
raakt bij een aanrijding. De
blokkeerautomaat kan ook in werking
treden als u te snel vooroverbuigt. Door
rustig te bewegen kan de
veiligheidsgordel afrollen, zodat u vrij
kunt bewegen.
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen) 1. Duw het schouderbevestigingspunt
omlaag terwijl u de ontgrendelknop
Aindrukt.
2. Duw het schouderbevestigingspunt omhoog.
Zet het bovenste bevestigingspunt in
de gewenste positie en laat het los als
u een klik hoort.
WAARSCHUWING!
Verstelbaar
schouderbevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over
het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek
aanliggen, maar ook niet van uw
schouder afglijden. Als u hier niet voor
zorgt, wordt de mate van bescherming
bij plotseling remmen, uitwijken of een
ongeval minder en de kans op ernstig
letsel groter.
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter)
De gordelspanners helpen bij het op hun
plaats houden van de inzittenden doordat
ze de gordels snel strak tegen het lichaam
aan trekken bij bepaalde soorten zware
frontale aanrijdingen en aanrijdingen van
opzij.
De gordelspanners worden niet
geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen of aanrijdingen van opzij, bij
aanrijdingen van achteren of wanneer de
auto over de kop slaat.
1 .1 Voor een veilig gebruik
26
Baby- of kinderzitje vastgezet met een
veiligheidsgordel
Een baby- of kinderzitje plaatsen met
behulp van een veiligheidsgordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of
kinderzitje niet binnen de “universele”
categorie valt (of de benodigde
informatie staat niet in de tabel),
raadpleeg dan de “voertuiglijst” van de
fabrikant van het baby- of kinderzitje
voor de diverse mogelijke
montageposities of doe navraag naar de
compatibiliteit bij de verkoper van het
zitje. (→Blz. 41)1. Als het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel
onvermijdelijk is, raadpleeg dan
blz. 39 voor het afstellen van de
voorpassagiersstoel.
2. Zet de rugleuning zo veel mogelijk rechtop. Indien er bij het plaatsen van
een in de rijrichting geplaatst
kinderzitje een opening aanwezig is
tussen het kinderzitje en de
rugleuning, stel de rugleuning dan af
totdat het zitje en de rugleuning goed
contact maken.
3. Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze het baby- of
kinderzitje hindert. Zet anders de
hoofdsteun in de hoogste stand.
(→Blz. 186)
4. Voer de veiligheidsgordel door het baby- of kinderzitje en steek de gesp
in de gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is. Maak de
veiligheidsgordel goed vast aan het
baby- of kinderzitje aan de hand van
de bijgesloten handleiding. 5. Als uw baby- of kinderzitje niet is
voorzien van een vergrendelsysteem
voor de veiligheidsgordel, zet het zitje
dan vast met een blokkeerclip.
6. Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed
vastzit. (→Blz. 50)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje
dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
Bij het losmaken van de gordelsluiting
komt het baby- of kinderzitje mogelijk
een stukje omhoog als gevolg van de
terugwerking van de zitting. Maak de
gordelsluiting los terwijl u het baby- en
kinderzitje tegenhoudt.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op.
Houd de gordel vast, zodat het oprollen
rustig gebeurt.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
49
1
Veiligheid en beveiliging
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje
mogelijk gebruikmaken van een
blokkeerclip. Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als
uw zitje niet over een blokkeerclip
beschikt, kunt u deze kopen bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige: blokkeerclip voor baby- of
kinderzitje.
(onderdeelnr. 73119-22010)
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Laat kinderen niet met deveiligheidsgordel spelen. Als de
veiligheidsgordel om de nek van het
kind draait, kan het kind stikken of
ernstig letsel oplopen. Als dit
gebeurt en de gordelsluiting niet kan
worden losgemaakt, knip de gordel
dan door met een schaar.
• Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting is vergrendeld en of de
veiligheidsgordel niet gedraaid is.
• Beweeg het baby- of kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en
naar achteren om te controleren of
het goed is geplaatst.
• Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is
geplaatst.
• Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de
schoudergordel over het midden van
de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het
kind lopen, maar mag ook niet van de
schouder van het kind vallen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Volg bij het plaatsen van een baby-of kinderzitje altijd de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Baby- of kinderzitje vastgezet met een
onderste ISOfix-bevestigingspunt
Onderste ISOfix-bevestigingspunten
(ISOfix-baby- of kinderzitje)
Voor de buitenste zitplaatsen achter zijn
onderste bevestigingspunten aanwezig.
(Labels geven aan waar de
bevestigingspunten zich in de stoelen
bevinden.)
Plaatsing van onderste ISOfix-
bevestigingspunt (ISOfix-baby- of
kinderzitje)
Plaats het baby- of kinderzitje aan de
hand van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of
kinderzitje niet binnen de “universele”
categorie valt (of de benodigde
informatie staat niet in de tabel),
raadpleeg dan de “voertuiglijst” van de
fabrikant van het baby- of kinderzitje
voor de diverse mogelijke
montageposities of doe navraag naar de
compatibiliteit bij de verkoper van het
zitje. (→Blz. 41) 1. Zet de rugleuning zo veel mogelijk rechtop. Indien er bij het plaatsen van
een in de rijrichting geplaatst
kinderzitje een opening aanwezig is
tussen het kinderzitje en de
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
50
• Als de tractiebatterij volledig ontladenis, kan het EV-systeem niet worden
gestart en kan niet met de auto
gereden worden. Laad de
tractiebatterij zo snel mogelijk als
deze ontladen raakt.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een batterij-elektrische auto
Omdat er geen motorgeluiden en
trillingen zijn, kan gemakkelijk worden
gedacht dat de batterij-elektrische auto
uit staat, terwijl hij nog steeds aan staat,
zoals aangegeven door het branden van
het controlelampje READY. Zet uit
veiligheidsoverwegingen altijd de
transmissie in stand P en activeer de
parkeerrem wanneer u de auto parkeert.
Voor en na het starten van het
EV-systeem kunnen de volgende
geluiden en trillingen hoorbaar en
voelbaar zijn. Deze geluiden en/of
trillingen duiden echter niet op een
storing:
• Als het bestuurdersportier wordt geopend, kan aan de voorzijde van de
auto een geluid hoorbaar zijn dat
afkomstig is van het remsysteem.
• Er kunnen elektromotorgeluiden hoorbaar zijn uit het
elektromotorcompartiment of de
bagageruimte.
• Bij het inschakelen of uitschakelen van het EV-systeem kunnen
relaisgeluiden hoorbaar zijn uit het
elektromotorcompartiment.
• In de volgende situaties zijn er werkingsgeluiden van het relais te
horen, zoals een klik of een vaag
gerammel, die afkomstig zijn van de
tractiebatterij.– Wanneer het EV-systeem wordt in- of uitgeschakeld
– Als het laden wordt gestart of is voltooid
– Als voor de eerste keer met de auto wordt gereden nadat de
tractiebatterij is opgeladen via
DC-laden • Als het rempedaal wordt ingetrapt of
het gaspedaal wordt losgelaten,
kunnen er geluiden hoorbaar zijn die
worden veroorzaakt door het
regeneratief remmen.
• Werkingsgeluiden van de koelventilator afkomstig van de
radiateur.
• Werkingsgeluid van het airconditioningsysteem
(aircocompressor, aanjagermotor).
Onderhoud, reparatie, recycling en
afvoer
Neem voor onderhoud, reparatie,
recycling en afvoer contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Voer de auto niet zelf af.
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem
Er wordt een geluid, dat aangepast wordt
aan de rijsnelheid, afgespeeld om mensen
in de buurt te waarschuwen dat de auto
nadert. Dit geluid is mogelijk binnenin de
auto hoorbaar. Het geluid stopt als de
rijsnelheid hoger wordt dan ongeveer
25 km/h.
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem
In de volgende gevallen is het
akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem mogelijk
moeilijk te horen voor mensen in de
buurt.
• In gebieden met harde omgevingsgeluiden
• In de wind of regen
Ook is het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem achter
de auto mogelijk moeilijker te horen dan
vóór de auto omdat het systeem aan de
voorzijde van de auto is geïnstalleerd.
2.1 EV-systeem
70
4.1 Informatie over sleutels
4.1.1 Sleutels
Soorten sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels
geleverd.
AElektronische sleutels
• Bedienen van het Smart entry-systeem met startknop
(→blz. 178)
• Gebruik van de afstandsbedieningsfunctie
• Bediening van de op afstand bedienbare airconditioning
(→blz. 383)
BMechanische sleutels
CPlaatje met sleutelnummer
Aan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een
vliegtuig niet op de toetsen van de
elektronische sleutel drukt. Zorg ervoor
dat de toetsen niet per ongeluk ingedrukt
kunnen worden als u de elektronische
sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt
opgeborgen. Bij het indrukken van de
toetsen kan de elektronische sleutel
radiogolven uitzenden die de bediening
van het vliegtuig kunnen beïnvloeden. Leegraken batterij elektronische sleutel
• De standaard levensduur van de
batterij is1-2jaar.
• Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als
het EV-systeem wordt uitgeschakeld.
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om te
voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel leegraakt
wanneer deze gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt. (→Blz. 180)
• Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de
batterij ook ontladen wanneer de
elektronische sleutel niet wordt
gebruikt. De volgende symptomen
geven aan dat de batterij van de
elektronische sleutel mogelijk
ontladen is. Vervang de batterij indien
nodig. (→Blz. 449)– Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening
werkt niet.
– Het detectiegebied wordt kleiner.
– Het ledcontrolelampje in de sleutel gaat niet branden.
U kunt zelf de batterij vervangen
(→blz. 449).Aangezien echter de
elektronische sleutel beschadigd zou kunnen
raken, raden wij u aan om de vervanging te
laten uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de
elektronische sleutel op een afstand
van minimaal 1 m van de volgende
elektrische apparaten met een
magnetisch veld:– Televisietoestellen
– Computers
– Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
– Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
– Tafellampen
– Inductiekookplaten
4.1 Informatie over sleutels
156
ABij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich binnen
0,7 m van de voorportiergrepen, de
achterportiergrepen (indien
aanwezig) of de schakelaar
achterklep openen bevindt. (Alleen
de portieren die de sleutel signaleren,
kunnen worden geopend of
gesloten.)
BBij het starten van het EV-systeem of
veranderen van de standen van het
contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in de auto
bevindt.
Als er een alarm klinkt of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Er gaat een alarm af en op het
multi-informatiedisplay worden
waarschuwingsmeldingen weergegeven
om een ongeval of diefstal van de auto als
gevolg van onjuist gebruik te voorkomen.
Wanneer er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, neem dan de juiste
maatregelen op basis van de
weergegeven melding. In onderstaande
tabel worden de omstandigheden en de
correctieprocedures beschreven in die
gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
• Als er één keer gedurende 5 seconden een buiten de auto hoorbaar alarm
klinkt
Situatie Correctieproce-
dure
Er is geprobeerd de
auto te vergrendelen
terwijl er nog een
portier geopend was. Sluit alle portieren
en vergrendel ze
opnieuw.
• Wanneer het alarm in de auto
herhaaldelijk klinkt
Situatie Correctieproce-
dure
Het contact werd in
de stand ACC gezet
terwijl het bestuur-
dersportier geopend
was (het bestuur-
dersportier werd ge-
opend terwijl het
contact in de stand
ACC stond). Zet het contact
UIT en sluit het
bestuurderspor-
tier.
Het contact werd UIT
gezet terwijl het be-
stuurdersportier ge-
opend was. Sluit het
bestuurdersportier.
Als “Key Detected In Vehicle” (sleutel
gedetecteerd in de auto) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is geprobeerd de portieren te
vergrendelen met het Smart
entry-systeem met startknop terwijl de
elektronische sleutel zich nog in de auto
bevond. Neem de elektronische sleutel
uit de auto en vergrendel de portieren
opnieuw.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.– De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
179
4
Voordat u gaat rijden