Weergave RCTA-icoon
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die
van rechts of links achter nadert, wordt
het volgende weergegeven op het
multimedia-display.
In deze afbeelding wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel links als
rechts achter naderen.
Detectiegebieden RCTA-functie
Hieronder staan de gebieden aangegeven
waarin voertuigen kunnen worden
gesignaleerd.
De zoemer kan waarschuwen voor
snellere auto's die van verder weg
naderen.
Bijvoorbeeld:
Naderendeauto Snelheid
A
Afstand
waarschu- wing (bij
benadering)
Snel 56 km/h 40 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
De RCTA-functie werkt wanneer:
De RCTA-functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het contact AAN staat.
• De RCTA is ingeschakeld.
• De transmissie staat in stand R.
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 15 km/h.
• De rijsnelheid van de naderende auto ligt tussen ongeveer 8 km/h en
56 km/h.
Aanpassen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de RCTA-zoemer kan
worden ingesteld via
van het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 304)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het multimedia-
display. Selecteer
om het geluid
van de zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor, de RCTA en de RCD te
dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de transmissie in een andere stand wordt gezet.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
308
Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren ineen parkeerruimte naast uw auto
• Voertuigen die niet kunnen worden gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
• Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto afbewegen
• Voertuigen die naderen vanuit parkeerruimtes naast uw auto
*
• De afstand tussen de sensor en denaderende auto wordt te klein
*Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken • Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of
wanneer er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid nadert
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Bij het achteruitrijden op een helling met een grote verandering in het
hellingspercentage
• Bij het onder een scherpe hoek achteruit uitrijden van een
parkeerplaats
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
309
5
Rijden
• Direct nadat de RCTA is ingeschakeld
• Direct nadat het EV-systeem isgestart terwijl de RCTA is
ingeschakeld
• Als de sensoren een voertuig niet kunnen signaleren als gevolg van
obstakels
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
• Wanneer u achteruitrijdend een bocht maakt
• Wanneer een voertuig een bocht maakt in het detectiegebied Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de RCTA onnodig een
voertuig en/of object signaleert groter:
• Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto's over die straat
rijden
• Wanneer de afstand tussen uw auto en metalen objecten, zoals een
vangrail, wand, verkeersbord of
geparkeerde auto, die mogelijk
elektrische golven richting de
achterzijde van de auto reflecteren,
kort is
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
310
• Als er uitrusting die een sensor kanhinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van opzij passeert
• Wanneer een gesignaleerde naderende auto een bocht maakt
• Als er zich ronddraaiende objecten, zoals een ventilator van een
airco-unit, in de buurt van de auto
bevinden • Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten (vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
5.4.16 RCD (Rear Camera
Detection)*
*Indien aanwezig
Wanneer de auto achteruitrijdt, kan de
Rear Camera Detection-functie
voetgangers signaleren in het
detectiegebied achter de auto. Als een
voetganger wordt gesignaleerd, klinkt er
een zoemer en wordt er een icoon
weergegeven op het multimedia-display
om de bestuurder over de voetganger te
informeren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden
door altijd zijn verantwoordelijkheid te
nemen zonder te veel op het systeem te
vertrouwen en inzicht te hebben in de
situaties om hem heen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
5
Rijden
AWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedAZoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (al de auto stilstaat): Klinkt
3 keer
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact AAN staat.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De transmissie staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 304)
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 150) Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het multimedia-
display. Selecteer
om de zoemer
van de Toyota Parking Assist-sensor, de
RCTA en de RCD te dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de transmissie in een andere stand wordt gezet.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:– Voetgangers die voorover buigen of hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
5
Rijden
– Wanneer de camera achter is bedekt(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Als er zich een knipperende lamp in het detectiegebied bevindt, zoals de
alarmknipperlichten van een ander
voertuig
– Als er sneeuwkettingen of een bandenreparatieset worden
gebruikt
• Omstandigheden waaronder de werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt– De zoemer is mogelijk moeilijk te horen wanneer er veel
omgevingsgeluid is, het volume van
het audiosysteem hoog staat, de
airconditioning is ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
5.4.17 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object of voetganger groot is, wordt een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat een aanrijding met een gesignaleerd
object of een voetganger zeer
waarschijnlijk is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Stilstaande objecten voor en achter de
auto (indien aanwezig)
→Blz. 319 Bewegende voertuigen achter de auto
(indien aanwezig)
→Blz. 321
Voetgangers achter de auto (indien
aanwezig)
→Blz. 321
Stilstaande objecten rond de auto (auto's
met Advanced Park)
→Blz. 324
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het is extreem gevaarlijk om dewerking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip, vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert, zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
WAARSCHUWING!(Vervolg)
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten voor en achter de
auto, voor voertuigen die achterlangs
rijden, voor voetgangers achter de auto
en voor stilstaande objecten rondom de
auto) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 150) 1. Druk op
ofomte
selecteren.
2. Druk op
ofomPKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de Parking Support Brake
wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving
Assist-informatie (→blz. 144)
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan
op het multi-
informatiedisplay, selecteerPKSB
en vervolgens “On” (aan). Als het
systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
Weergaven en zoemers voor
vermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem en remregeling
Als de vermogensbegrenzingsregeling
van het EV-systeem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
316
• Afbeelding 2: Wanneer devermogensbegrenzingsregeling voor
het EV-systeem in werking is
AVermogen EV-systeem
BRemkracht
CTijd
DVermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is)
• Afbeelding 3 Wanneer de vermogensbegrenzingsregeling van
het EV-systeem en de remregeling in
werking zijn
AVermogen EV-systeem
BRemkracht
CTijd
DVermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie branden. Als de Parking
Support Brake onnodig in werking treedt,
kan de remregeling worden geannuleerd
door het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 316) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem
automatisch weer ingeschakeld en gaat
het controlelampje Driving
Assist-informatie uit, als aan een van
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet, de PKSB (Parking
Support Brake-systeem) is ingeschakeld
en de sensoren voor en achter een
stilstaand object signaleren en de
remregeling wordt uitgevoerd, klinkt de
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
318