Beperken van het vermogen van het
EV-systeem (Brake Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaalgelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het EV-systeem
mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km: – Rijd niet met extreem hogesnelheden.
– Vermijd plotseling sterk accelereren.
– Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.– Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
WAARSCHUWING!(Vervolg)
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
• De bestuurder moet extra goed letten op voetgangers. Aangezien er geen
motorgeluiden zijn, kunnen
voetgangers de beweging van de auto
misschien onjuist inschatten. Hoewel
uw auto is voorzien van een
akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem,
dient u voorzichtig te rijden,
aangezien voetgangers in de buurt de
auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel omgevingsgeluid
is.
• Zet het EV-systeem niet uit tijdens het rijden. Door het uitschakelen van
het EV-systeem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat
geval de auto aan de kant zodra dit
veilig kan. In geval van nood echter,
bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op
de normale manier tot stilstand kan
worden gebracht: →blz. 456
• Rem bij het afdalen van een helling regeneratief om een veilige snelheid
te behouden. Het continu gebruiken
van de remmen kan leiden tot
oververhitting en een verminderde
remwerking. (→Blz. 222)
5.1 Voordat u gaat rijden
203
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als “Regenerative braking limited.Press Brake to Decelerate”
(Regeneratief remmen beperkt. Trap
rempedaal in om te decelereren) op
het multi-informatiedisplay
verschijnt, trap dan het rempedaal
stevig in om de auto te laten
vertragen. (→Blz. 469)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de binnen- en buitenspiegels niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kunt u
de macht over het stuur verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
• AWD-uitvoeringen: Ga met deze auto niet off-road rijden. De
vierwielaandrijving van deze auto is
niet ontworpen voor off-road rijden.
Neem de nodige zorgvuldigheid in
acht als off-road rijden onvermijdelijk
is.
• Rijd niet met de auto door rivierbeddingen of diepe plassen.
Hierdoor kan kortsluiting ontstaan in
elektrische/elektronische
componenten, kan het EV-systeem
beschadigd raken of kan andere
ernstige schade aan de auto ontstaan.
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren of regeneratief remmen door schakelen
kan de auto in een slip raken, wat tot
een ongeval leidt.
• Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed
werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bedienen van de transmissie
• Laat de auto niet achteruit rollen alseen vooruitversnelling is ingeschakeld
of vooruit rollen terwijl de
selectiehendel in stand R staat. Als dat
wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of kan de auto beschadigd
raken.
• Selecteer schakelstand P niet tijdens het rijden. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Schakel stand R niet in terwijl de auto vooruitrijdt. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Selecteer tijdens het achteruitrijden geen vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als stand N wordt ingeschakeld terwijl de auto rijdt, wordt het EV-systeem
uitgeschakeld. Regeneratief remmen
is niet beschikbaar als het EV-systeem
is uitgeschakeld.
• Selecteer geen andere schakelstand wanneer het gaspedaal ingetrapt is.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N wordt
geselecteerd, kan de auto onverwacht
snel accelereren, waardoor een
aanrijding en dodelijk of ernstig letsel
kunnen ontstaan. Nadat u de
schakelstand gewijzigd hebt, moet u
de actuele schakelstand controleren
die op de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
5.1 Voordat u gaat rijden
204
OPMERKING(Vervolg)
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Wijzigingen in peil en kwaliteit vantransmissievloeistof, enz.
• Smering van de lagers en de kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
• Onderdelen behorend bij de tractiebatterij
• Als het regelsysteem voor stand P beschadigd is door grote
hoeveelheden water, is het wellicht
niet mogelijk om stand P in te
schakelen of vanuit stand P een
andere stand in te schakelen. Neem in
dit geval contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
transmissie altijd in stand P. Anders kan
de auto onverwachts accelereren als het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Wanneer de auto bij een klein ongeval
betrokken is
Schade aan de tractiebatterij of
onderdelen in de buurt ervan kunnen
storingen tot gevolg hebben. Laat ook in
het geval van kleine ongevallen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het EV-systeem mogelijk
beperkt.
• Wanneer de transmissie in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de transmissie
in een andere stand te zetten.
Wegrijregeling
• Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld (→blz. 365), werkt ook de
wegrijregeling niet. Als het u niet lukt
om met behulp van de wegrijregeling
weg te rijden in modder of op verse
sneeuw, deactiveer dan de TRC
(→blz. 365), zodat de auto in zo'n
geval gemakkelijker wegrijdt. In de
volgende gevallen werkt de
wegrijregeling niet:– Wanneer de X-MODE is geselecteerd (indien aanwezig)
5.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
5.1 Voordat u gaat rijden
207
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Rijd niet met een aanhangwagenwanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
• Gebruik de volgende systemen niet bij het rijden met een
aanhangwagen.– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Dynamic Radar Cruise Control
– Cruise control
– BSM (Blind Spot Monitor)
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het EV-systeem gestart of de
stand van het contact veranderd.
Starten van het EV-systeem
1. Controleer of de laadkabel is losgenomen. (→Blz. 102, blz. 110)
2. Trek aan de parkeerremschakelaar om te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 224)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Selecteer stand P wanneer u het
EV-systeem start. ( →Blz. 219)
4. Druk kort en krachtig op de startknop. Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen.
U hoeft de startknop niet ingedrukt te
houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het EV-systeem
normaal. Houd het rempedaal
ingetrapt tot het controlelampje
READY brandt.
Het EV-systeem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY uit is,
kan er niet met de auto worden
gereden.
Verlichting startknop
In de volgende situaties is de startknop
verlicht:
• Wanneer het bestuurders- of passagiersportier wordt geopend.
• Wanneer het contact in stand ACC of AAN staat.
5.1 Voordat u gaat rijden
214
• Wanneer het contact vanuit standACC of AAN UIT wordt gezet.
In de volgende situaties knippert de
startknop:
• Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart
• De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→Blz. 60)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De laadkabel is mogelijk aangesloten op de auto. (→Blz. 99)
• Lees de op het multi- informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
• Het Smart entry-systeem met startknop werkt mogelijk niet correct.
(→Blz. 489)
• Als het portier wordt ontgrendeld met de mechanische sleutel, kan het
EV-systeem niet worden gestart met
het Smart entry-systeem met
startknop. Als de elektronische sleutel
zich echter in de auto bevindt en de
portieren worden vergrendeld
(→blz. 162), kan het EV-systeem
worden gestart.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
• Als het EV-systeem wordt gestart, knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet
totdat het controlelampje READY
continu brandt. Continu branden
betekent dat de auto kan rijden.
• Als de tractiebatterij extreem koud is (temperatuur lager dan ongeveer
-30°C) als gevolg van de
buitentemperatuur, kan het EV-systeem mogelijk niet worden
gestart. Probeer in dat geval het
EV-systeem nogmaals te starten
nadat de temperatuur van de
tractiebatterij is opgelopen omdat
bijvoorbeeld de buitentemperatuur is
gestegen.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een batterij-elektrische auto
→Blz. 70
Als de 12V-accu is ontladen
Het EV-systeem kan niet worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop. Raadpleeg blz. 490 om het
EV-systeem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 156
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 180
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 181
Stuurslotfunctie (indien aanwezig)
• Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met
de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
• Als het stuurslot niet kan worden ontgrendeld, wordt “Push Power
Switch while Turning the Steering
Wheel in Either Direction” (druk de
startknop in en draai daarbij het
stuurwiel in een willekeurige richting)
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Controleer of stand P is geselecteerd.
Druk kort en krachtig op de startknop
terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
5.2 Rijprocedures
215
5
Rijden
OPMERKING
Bij het starten van het EV-systeem
Als het EV-systeem moeilijk start, laat
uw auto dan onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van
de startknop niet helemaal gaat zoals u
gewend bent, bijvoorbeeld als de
startknop bij het indrukken iets blijft
hangen, kan dit duiden op een defect.
Neem onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitzetten van het EV-systeem 1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 224)
3. Druk op de schakelaar voor stand P. (→Blz. 219)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft en
of het waarschuwingslampje
parkeerrem brandt.
4. Druk op de startknop. Het EV-systeem stopt en de weergave
van het instrumentenpaneel dooft (de
schakelstandindicator wordt een paar
seconden na de weergave van het
instrumentenpaneel gedoofd).
5. Laat het rempedaal los en controleer of ACCESSORY (stand ACC) of POWER
ON (contact AAN) niet wordt
weergegeven op het
instrumentenpaneel. Bij een storing in de schakelregeling
Wanneer wordt geprobeerd om het
contact UIT te zetten terwijl de
schakelregeling defect is, wordt het
contact mogelijk in stand ACC gezet. In
dit geval kan het contact UIT worden
gezet door de parkeerrem te activeren en
nogmaals de startknop in te drukken.
Laat de auto onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als er een storing aanwezig is
in het systeem.
Functie automatisch selecteren van
stand P
→Blz. 221
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het EV-systeem in
noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
EV-systeem tijdens het rijden wilt
uitschakelen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 456)
Raak de startknop echter tijdens het
rijden niet aan, behalve in geval van
nood. Door het uitschakelen van het
EV-systeem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het EV-systeem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie is uitgeschakeld.
5.2 Rijprocedures
217
5
Rijden
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
ASTAND ACC
BCONTACT AAN
1. UIT
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
*
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt. Op het
instrumentenpaneel wordt STAND
ACC weergegeven.
3. AAN Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt. Op het
instrumentenpaneel wordt POWER
ON (contact AAN) weergegeven.
*Instelling kan worden aangepast aan de
persoonlijke voorkeur. (→Blz. 508) Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (EV-systeem niet in werking) terwijl
de transmissie in stand P staat, wordt het
contact automatisch UIT gezet. Deze
functie kan het ontladen van de 12V-accu
echter niet helemaal voorkomen. Laat de
auto niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan terwijl het EV-systeem
niet in werking is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het EV-systeem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of POWER ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven terwijl het EV-systeem
niet in werking is, is het contact niet
UIT. Verlaat de auto nadat u het
contact UIT hebt gezet.
5.2.2 Transmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
P Parkeren van de auto/
starten van het EV- systeem
R Achteruit
N Neutraalstand (Toestand
waarbij het vermogen
niet wordt overgebracht)
D Normaal rijden
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 207
5.2 Rijprocedures
218
Als er een melding over een
schakelhandeling wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de schakelstand
onjuist wordt geselecteerd of dat de auto
onverwachts in beweging komt, kan de
schakelstand automatisch worden
gewijzigd of moet de draaiknop van de
transmissie mogelijk worden bediend.
Wijzig in dit geval de schakelstand aan de
hand van de meldingen op het
multi-informatiedisplay.
Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
→Blz. 424
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Vermijd plotseling accelereren om te
voorkomen dat de auto in een slip raakt
of de aangedreven wielen doorslippen.
OPMERKING
Situaties waarbij storingen in de
schakelregeling mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich
voordoet, zijn storingen in de
schakelregeling mogelijk. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats met
een vlakke ondergrond tot stilstand,
activeer de parkeerrem en neem
vervolgens contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de waarschuwingsmelding metbetrekking tot een storing in de
schakelregeling op het multi-
informatiedisplay verschijnt.
(→Blz. 469)
• Op het display wordt aangegeven dat er gedurende meerdere seconden
geen schakelstand is geselecteerd. Weergave schakelstand en wijzigen van
de schakelstand
ADraaiknop transmissie
Bedien de draaiknop langzaam en
goed.
Houd de draaiknop enige tijd
ingedrukt om stand N in te schakelen.
Druk de draaiknop in en draai deze
naar links of rechts, afhankelijk van de
pijl op de schakelstandindicator, om
stand R of D te selecteren.
Laat de draaiknop na het schakelen
steeds los, zodat hij kan terugkeren
naar zijn normale positie.
Zorg er bij het schakelen van P naar N,
D of R, van N, D of R naar P, van D naar
R of van R naar D voor dat het
rempedaal ingetrapt is en dat de auto
stilstaat.
5.2 Rijprocedures
219
5
Rijden