Open de klep van de laadaansluiting
niet terwijl het laadsysteem wordt
gecontroleerd.
Als de systeemcontrole is voltooid,
wordt het contact automatisch UIT
gezet.
4. Druk op de startknop terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt. Het
controlelampje READY gaat branden.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de controle
van het laadsysteem is uitgevoerd en de
melding niet van het multi-
informatiedisplay verdwijnt.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
DC-laden
Houd u aan het volgende bij DC-laden.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
• Controleer of de DC-lader en het DC-laadcontact niet beschadigd zijn.
Als het DC-laadcontact op enige
wijze beschadigd is, voer het
DC-laden dan niet uit en laat het
laadcontact onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Raak de aansluitingen van de DC-laadstekker en het laadcontact
niet aan met metalen puntige
voorwerpen (bedrading en naalden)
en veroorzaak geen kortsluiting met
vreemde voorwerpen.
• Plaats geen andere voorwerpen dan de DC-laadstekker in het
DC-laadcontact.
• Controleer of de DC-laadkabel niet opgerold is of klem zit onder zware
voorwerpen.
• Zorg ervoor dat het DC-laadcontact direct contact maakt met de
DC-laadstekker.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Sluit geen verloopstekkers,
verlengsnoeren, enz. aan tussen de
DC-laadstekker en het
DC-laadcontact.
• Volg de procedures van de DC-lader als het DC-laden wordt onderbroken.
Stop het DC-laden onmiddellijk als u
hitte, rook, vreemde geluiden of
geuren, enz. waarneemt tijdens het
laden.
• Controleer of er geen verontreinigingen, sneeuw en ijs op
de DC-laadstekker en het
DC-laadcontact zitten. Als er iets op
het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de DC-laadstekker
aan te sluiten.
• Laad de auto niet als er kans is op bliksem. Raak, als u bliksem
waarneemt terwijl u de auto aan het
laden bent, de auto en de
DC-laadkabel niet aan.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van het DC-laadcontact niet nat worden.
• Houd de motorkap gesloten tijdens DC-laden. De koelventilator kan
plotseling aanslaan. Houd uw handen
en kleding (met name stropdassen,
sjaals en dassen) uit de buurt van de
ventilator. Als u dit niet doet, kunnen
uw handen of kleding bekneld raken,
wat kan leiden tot ernstig letsel.
Bij het aansluiten van de
DC-laadstekker
• Volg de procedures van de DC-lader om de DC-laadstekker aan te sluiten.
Als de stekker niet goed wordt
aangesloten, herkent het systeem de
verbinding niet en kan het
EV-systeem gestart worden.
Verwijder, als het laden is voltooid, de
DC-laadstekker uit het DC-laadcontact
alvorens het EV-systeem te starten.
Als de auto wordt gestart terwijl de
stekker nog is aangesloten, kan dit
leiden tot een ongeval, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
2.2 Laden
113
2
EV-systeem
2.2.10 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 152)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.
Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij. Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Nu opladen”
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd een “Nu
opladen” “Aan” is, gaat “Nu opladen”
“Uit”.
“Volgende geb.”
“Volgende geb.” verwijst naar het
laadschema dat van de geregistreerde
laadschema's het dichtst bij het actuele
tijdstip ligt. Overeenkomstig het
laadschema wordt AC-laden uitgevoerd
bij de “Volgende geb.”.
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay: →blz. 117
• Bediening scherm multimediasysteem: →blz. 120
2.2 Laden
115
2
EV-systeem
“Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 96)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 97)
Afhankelijk van de temperatuur van de
tractiebatterij wordt de verwarming van
de tractiebatterij of de
tractiebatterijkoeler mogelijk
geactiveerd en gaat de laadindicator
mogelijk branden terwijl de timer wacht
op het opladen.
Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 150)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema 1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
. Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
“Oplaadschema” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Oplaadschema” wordt
weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Geplande
gebeurt.” te selecteren en druk op
.
Het scherm “Geplande gebeurt.”
wordt weergegeven.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+
toevoegen” te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Charging Mode”
(laadmodus) wordt weergegeven.
2.2 Laden
117
2
EV-systeem
Wijzigen van de geregistreerde
laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
worden gewijzigd of gewist.1. Voer stap 1totenmet5 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Geplande gebeurt.” weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en houd
vervolgens
ingedrukt.
Het scherm “Edit Event” (gebeurtenis
bew.) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken, druk
op
en voer de noodzakelijke
handeling uit. • “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven vanaf stap 7van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 117)
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
• “Delete” (verwijderen) Er wordt een bevestigingsscherm
voor het verwijderen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde laadschema te
verwijderen.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om het wissen te annuleren.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Instellen van “Nu opladen” op “Aan”.
De instelling “Nu opladen” kan worden
gewijzigd door het uitvoeren van een van
de twee onderstaande procedures.
Via het scherm “Oplaadschema” 1. Voer stap 1totenmet4 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Oplaadschema” weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Nu opladen”
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Nu opladen” tussen “Aan” en
“Uit”.
Via het scherm “Closing Display”
(eindscherm)
*
*
Als “Closing Display” (eindscherm) niet
is ingesteld op “Charging Schedule”
(oplaadschema) op het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt het
“Closing Display” (eindscherm) niet
2.2 Laden
119
2
EV-systeem
weergegeven. Controleer in dat geval de
instellingen op het
multi-informatiedisplay1. Zet het contact UIT. Het scherm “Closing Display” (eindscherm) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
(Als het portier is geopend terwijl u
wacht op het laadschema, wordt
hetzelfde scherm weergegeven.)
2. Druk op
om “Nu opladen” “Aan”
te zetten.
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadstekker is aangesloten.
“Volgende geb.” weergeven 1. Voer stap 1totenmet4 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Oplaadschema” weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Volgende
geb.” te selecteren en druk vervolgens
op
.
Het scherm “Volgende geb.” wordt
weergegeven.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt bediend voordat de instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld EV-systeem de 12V-accu
niet ontladen raakt. Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor meer informatie
over de bediening van het scherm van het
audiosysteem.
Instellingen met betrekking tot het
laadschema worden uitgevoerd op het
scherm “Oplaadschema”.
Weergeven van het scherm
“Oplaadschema”
1. Zet het contact AAN en geef het menuscherm weer.
Het is in stand ACC niet mogelijk om
de instellingen van het oplaadschema
te beheren.
ACONTACT AAN
2. Selecteer
en “Oplaadschema”, in
die volgorde. Het scherm
“Oplaadschema” wordt weergegeven.
2.2 Laden
120
Wijzigen van “Volgende geb.”
Als de multimedia-instelling “ACC
customize” (aanpassen ACC) niet is
ingesteld op OFF (uit), wordt het
eindscherm niet weergegeven.
Controleer in dat geval de instellingen
van het multimediasysteem.
Zet het contact UIT.
De volgende gebeurtenis wordt
weergegeven overeenkomstig de
instellingen van het laadschema.
Wanneer op OK wordt gedrukt, wordt het
scherm “Volgende keer laden” gesloten.
Wanneer op “Nu laden” wordt gedrukt,
wordt “Nu laden” ingeschakeld.
Wanneer alle laadschema's worden
uitgeschakeld
Het icoon wordt niet weergegeven op het
scherm “Oplaadschema”.
Het icoon kan worden weergegeven door
het in te schakelen op het scherm
“Gebeurtenissen”.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt UIT gezet voordatde instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld EV-systeem de 12V-accu
niet ontladen raakt.
2.2.11 Gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning en het
audiosysteem, worden gebruikt met de
voeding van de externe voedingsbron.
Inschakelen van de “Mijn
ruimte-modus”
1. Sluit de laadkabel aan op de auto om het laden te starten.
AC-laden: →blz. 102
DC-laden: →blz. 110
2. Zet het contact AAN tijdens het laden. De instellingen voor de “Mijn
ruimte-modus” worden automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
3. Gebruik de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op OK.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
gestart en de airconditioning, het
audiosysteem, enz. kunnen worden
gebruikt.
Selecteer “No” (nee) en druk op OK als
de “Mijn ruimte-modus” niet wordt
gebruikt.
Zet het contact UIT om de “Mijn
ruimte-modus” uit te schakelen.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
automatisch uitgeschakeld als het
DC-laden voltooid is.
2.2 Laden
124
Weergave van informatie over
energiebalans als “Mijn ruimte-modus”
is ingeschakeld
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld, wordt de energiebalans
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay en kan er een
schatting van de energiebalans (balans
tussen energievoorziening en
energieverbruik) tijdens het gebruik van
de “Mijn ruimte-modus” worden
gecontroleerd.
AOntladen (-)
BLaden (+)
De grootte van de pijl verandert
afhankelijk van de
energievoorziening en het
energieverbruik.
Als het energieverbruik hoger is dan
de energievoorziening, wordt
A
groter weergegeven dan .
Als de energievoorziening en het
energieverbruik gelijk zijn, worden
AenBeven groot weergegeven.
Als een portier wordt ontgrendeld bij
het gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
De laadstekker wordt ontgrendeld, het
laden wordt onderbroken en de “Mijn
ruimte-modus” wordt uitgeschakeld.
Sluit de AC-laadkabel weer aan en schakel
de “Mijn ruimte-modus” in om de “Mijn
ruimte-modus” weer te gebruiken. Als u gebruikmaakt van de “Mijn
ruimte-modus” bij een openbaar
laadstation, moet de procedure voor het
beginnen met laden met behulp van de
lader mogelijk opnieuw worden
uitgevoerd vóór het inschakelen van de
“Mijn ruimte-modus”.
Weergave op instrumentenpaneel
tijdens laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet en de “Mijn
ruimte-modus” niet is ingeschakeld, gaat
het contact automatisch UIT.
Bij gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
kan het volgende gebeuren
• Als de resterende lading in de
tractiebatterij de onderlimiet bereikt,
wordt de airconditioning automatisch
uitgeschakeld. In dat geval kan de
airconditioning niet worden gebruikt
totdat de resterende lading in de
tractiebatterij toeneemt. Zet het
contact UIT en schakel de “Mijn
ruimte-modus” in als de resterende
lading in de tractiebatterij toeneemt.
• Als de portieren tijdens de “Mijn ruimte-modus” worden ontgrendeld,
wordt de AC-laadstekker ontgrendeld
en wordt de “Mijn ruimte-modus”
onderbroken. Voer de procedure uit
om de “Mijn ruimte-modus” weer te
starten en gebruiken. (→Blz. 124)
Daarnaast moet bij gebruik van een
AC-lader bij een openbaar laadstation
de procedure voor het starten van de
lader worden uitgevoerd alvorens de
“Mijn ruimte-modus” te gebruiken.
• De laadtijd van de tractiebatterij wordt langer.
• Afhankelijk van de conditie van de radiogolf kunnen er geluiden
hoorbaar zijn uit de radio.
• De omgeving van de ingebouwde tractiebatterijlader in het
elektromotorcompartiment kan heet
worden.
2.2 Laden
125
2
EV-systeem
• Het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging (geel) wordt
mogelijk ingeschakeld, maar dat duidt
niet op een storing.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
Wanneer de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt tijdens DC-laden, is de
ladingstoestand na voltooiing lager dan
wanneer de “Mijn ruimte-modus” niet
wordt gebruikt.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl de tractiebatterij
volledig geladen is
Als het contact AAN wordt gezet terwijl
de tractiebatterij volledig geladen is en
de laadstekker die energie levert, aangesloten is, wordt “Charging Port Lid
is Open” (klep oplaadpoort is open)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Druk in dat geval op
van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het
instelscherm van de “Mijn
ruimte-modus” weer te geven en
selecteer vervolgens “Mijn
ruimte-modus”.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl de tractiebatterij
volledig geladen is, wordt de energie van
de tractiebatterij mogelijk verbruikt. In
dat geval wordt er mogelijk opnieuw
geladen.
Weergave waarschuwingsmelding
Raadpleeg de desbetreffende tabel en voer de juiste correctieprocedures uit als er een
melding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay terwijl u de “Mijn
ruimte-modus” probeert in te schakelen of de “Mijn ruimte-modus” wordt gebruikt.
Bericht Correctieprocedure
“Traction Battery is too Low for
“My Room Mode”” (lading trac-
tiebatterij te laag voor “Mijn
ruimte-modus”) Er is geen resterende lading aanwezig in de tractiebatterij
om de “Mijn ruimte-modus” in te schakelen. Wacht totdat
de resterende lading in de tractiebatterij is toegenomen
en schakel de “Mijn ruimte-modus” in.
““My Room Mode” has stopped
due to low traction battery level”
(“Mijn ruimte-modus” is uitge-
schakeld ten gevolge van ontla-
den tractiebatterij) De resterende lading in de tractiebatterij is te laag. Scha-
kel de “Mijn ruimte-modus” uit en laad de tractiebatterij.
““My Room Mode” will stop when
traction battery level is too low
Reduce power usage to continue
using “My Room Mode”” (“Mijn
ruimte-modus” wordt uitgescha-
keld als lading tractiebatterij te
laag is, beperk energieverbruik
om “Mijn ruimte-modus” te blij-
ven gebruiken) Wanneer het energieverbruik van de “Mijn ruimte-modus”
hoger is dan de ladingstoestand, wordt het laadniveau van
de tractiebatterij te laag.
*
■
Als het energieverbruik van de auto niet verbeterd kan
worden, wordt de “Mijn ruimte-modus” uitgeschakeld.
■ Schakel, als u de “Mijn ruimte-modus” wilt blijven
gebruiken, systemen als de airconditioning en het
audiosysteem uit om de resterende lading van de
tractiebatterij te verhogen.
*Als de “Mijn ruimte-modus” is ingeschakeld, kan de energiebalans worden gecontroleerd
op het multi-informatiedisplay.
2.2 Laden
126