Page 130 of 610
A12V-accu
BZonnedak
CSolar-ECU
DTractiebatterij
Weergeven van informatie met
betrekking tot het solarlaadsysteem
Informatie met betrekking tot het
solarlaadsysteem kan worden bekeken op
het multi-informatiedisplay en het
multimedia-display.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 150)
BMulti-informatiedisplay
CMultimedia Multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het scherm
van het solarlaadsysteem te
selecteren.
AActuele energieopwekking
2.2 Laden
128
Page 133 of 610

2.2.13 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van de
onderstaande items. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-
informatiedisplay, raadpleeg dan ook blz. 136.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Het waarschuwingslampje storing van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
Lekstroomdetectiefunctie of zelfdiagnose-
functie in werking en voeding onderbroken Als de spanning te laag is, kan het waarschu-
wingslampje storing gaan knipperen als er
interferentie is. Voer een resetprocedure uit
en sluit aan op een geschikte voedingsbron.
(→Blz. 86)
Als het laden niet start, stop dan onmiddellijk
met laden en neem contact op met een er-
kende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
De laadindicator van de laadaansluiting gaat niet branden, ook al is de laadstekker
aangesloten.
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
De stekker is niet goed aangesloten op de
contactdoos Controleer of de stekker goed is aangesloten
op de contactdoos.
De elektriciteit is uitgevallen Voer de laadprocedure nogmaals uit als er
weer elektriciteit beschikbaar is.
De op afstand bedienbare schakelaar is uitge-
schakeld Schakel de op afstand bedienbare schakelaar,
indien aanwezig, in.
De zekering in het gebouw is doorgeslagen en
de elektriciteit is uitgevallen Controleer of de zekering in orde is en, als dat
het geval is, of de auto geladen kan worden
via een andere contactdoos.
Als laden mogelijk is, kan de eerste contact-
doos defect zijn. Neem contact op met de be-
heerder of een elektricien.
Kortsluiting tussen het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de stekker Stop onmiddellijk met laden en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
2.2 Laden
131
2
EV-systeem
Page 134 of 610

Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
De AC-laadstekker is niet goed aangesloten
op het AC-laadcontact Controleer de aansluitstatus van de AC-
laadstekker.
■
Plaats de AC-laadstekker bij het
aansluiten goed.
■ Controleer na het aansluiten van de
AC-laadstekker of de laadindicator van de
laadaansluiting brandt.
Als de laadindicator van de AC-
laadaansluiting niet gaat branden, zelfs niet
wanneer de AC-laadstekker goed is
aangesloten, kan er sprake zijn van een
storing in het systeem. Stop onmiddellijk met
laden en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De tractiebatterij is al volledig geladen Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de laadprocedure niet uitgevoerd.
De AC-lader werkt niet Neem contact op met de beheerder als er een
probleem is met de AC-lader.
De laadindicator van de laadaansluiting knippert en de laadprocedure kan niet worden
uitgevoerd.
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
Als de laadindicator van de laadaansluiting
normaal knippert
*: er is een laadschema ge-
registreerd Wacht tot het ingestelde tijdstip als u wilt
laden volgens het laadschema.
Stel “Nu laden” in op “Aan” om te beginnen
met laden. (→Blz. 119, blz. 123)
Als de laadindicator van de laadaansluiting
snel knippert
*: Er is een storing opgetreden in
een externe voedingsbron of de auto Er wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay wanneer het contact
UIT is. Volg de instructies die worden weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
*Raadpleeg blz. 81 voor informatie over het branden en knipperen van de laadindicator
van de laadaansluiting.
2.2 Laden
132
Page 138 of 610

Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
De AC-laadstekker was verwijderd en op-
nieuw aangesloten terwijl de laadindicator
van de laadaansluiting knipperde Als de AC-laadstekker was verwijderd en op-
nieuw aangesloten terwijl de laadindicator
knipperde, wordt het laadschema geannu-
leerd. Verwijder de AC-laadstekker tijdelijk en
sluit hem weer aan.
De op afstand bedienbare airconditioning
was in werking Als de op afstand bedienbare airconditioning
wordt ingeschakeld, start het systeem met
laden, ook al is er een laadschema geregis-
treerd. Stop de op afstand bedienbare aircon-
ditioning en sluit vervolgens de AC-
laadstekker opnieuw aan om te laden met
behulp van het laadschema.
De buitentemperatuur is laag en de opwarm-
regeling van de tractiebatterij (→blz. 97) is in
werking ■
Als de opwarmregeling van de
tractiebatterij in werking is, worden de
laadschema's genegeerd en wordt met
laden begonnen. Ga door met laden om de
tractiebatterij te beschermen.
■ Na het verwijderen en plaatsen van de
12V-accu is de instelling van het
laadschema mogelijk ongeldig als gevolg
van de oorspronkelijke instelling van de
opwarmregeling van de tractiebatterij,
zelfs wanneer de buitentemperatuur niet
laag is. In dat geval worden na een paar
ritten de oorspronkelijke instellingen van
het systeem voltooid en worden de
instellingen van het laadschema van
kracht wanneer de buitentemperatuur
niet laag is.
Als er een melding met betrekking tot het laden wordt weergegeven
Als een portier wordt geopend en het contact UIT staat, wordt na het laden een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Volg, als dit gebeurt, de instructies op het scherm.
2.2 Laden
136
Page 143 of 610
3.1 Instrumentenpaneel...........142
3.1.1 Waarschuwingslampjes en controlelampjes ..........142
3.1.2 Meters en tellers ..........146
3.1.3 Multi-informatiedisplay ......149
Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes3
141
Page 145 of 610

Controlelampje
bestuurders- en voorpas-
sagiersgordel (→blz. 464)
Controlelampjes
achterpassagiers-
gordels
(→blz. 464)
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning*1
(→blz. 465)
(Oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 465)
(Oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 465)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1
(→blz. 465)
(Knippert) Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
OFF
*1(indien aanwezig)
(→blz. 466)
(Oranje) Controlelampje cruise
control (→blz. 466)
(Oranje)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 466)
(Oranje)Controlelampje snel-
heidsbegrenzer (indien
aanwezig) (→blz. 466)
(Knippert of
brandt) Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 466)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 467)
(Knippert)
Waarschuwingslampje
parkeerrem (→blz. 467)
(Knippert)Controlelampje Brake
Hold-systeem in wer-
king*1(→blz. 467)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het EV-systeem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
helpen beschermen bij een ongeval,
wat tot dodelijk of ernstig letsel kan
leiden. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
3.1 Instrumentenpaneel
143
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 147 of 610

Controlelampje antidief-
stalsysteem (→blz. 60,
blz. 61)
Controlelampje
PASSENGER AIR
BAG
*1, 6(→blz. 36)
Controlelampje ECO-
modus (→blz. 360)
Controlelampje SNOW-
modus (indien aanwezig)
(→blz. 359)
Controlelampje Downhill
Assist Control (indien
aanwezig) (→blz. 364)
Controlelampje Grip Con-
trol (indien aanwezig)
(→blz. 364)
Indicator ingestelde snel-
heid Grip Control (indien
aanwezig) (→blz. 364)
Controlelampje regenera-
tieboost (→blz. 222)
(*8)Controlelampje SNOW/
DIRT-modus (indien aan-
wezig) (→blz. 364)
(*8)Controlelampje D.SNOW/
MUD-modus (indien aan-
wezig) (→blz. 364)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*3Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*4Afhankelijk van de bedrijfsconditie
wijzigen de kleur en de manier waarop
het controlelampje brandt/knippert.
*5Dit lampje gaat branden in de
buitenspiegels.
*6Dit lampje brandt in de dakconsole.
*7Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje gedurende 10 seconden
knipperen en blijft daarna branden.
*8Afhankelijk van de bedrijfsconditie
wijzigt de kleur van het lampje.
3.1 Instrumentenpaneel
145
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 148 of 610

3.1.2 Meters en tellers
De meters geven allerlei informatie over het rijden.
Weergave instrumentenpaneel
Plaats van meters en tellers
AMulti-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens
met betrekking tot de auto
(→blz. 149)
Geeft waarschuwingsmeldingen weer
als er zich een storing voordoet
(→blz. 469)
Wat wel en niet wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay kan
worden gewijzigd. (→Blz. 148)
BBuitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 60°C.
CVermogensmeter (→blz. 147)
Geeft het vermogen of het
regeneratieniveau van het
EV-systeem weer
DSnelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
EKlok (→blz. 148)
FSchakelstandindicator (→blz. 218)
GSOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand)
Geeft de resterende lading van de
tractiebatterij weer.
HActieradius
Geeft de actieradius met de
resterende lading weer. ( →Blz. 218)
Als de airconditioning in werking is,
worden
en de actieradius met
ingeschakelde airconditioning
weergegeven.
IWeergave kilometerteller en dagteller
(→blz. 148)
De meeteenheden kunnen verschillen, afhankelijk van de bestemming van de auto.
3.1 Instrumentenpaneel
146