LaadmodusBeschrijving
Modus 3 Een laadmethode waarbij geladen wordt via een lader (zoals
een openbaar laadstation) uitgerust met een laadsysteemre-
geling voor het signaleren van lekspanningen. De regeling voor
het signaleren van lekspanningen wordt uitgevoerd door de
lader. Daarom is er in de AC-laadkabel geen CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsys-
teem) aanwezig.
Niet alle laders zijn uitgerust met AC-laadkabels. Gebruik de
AC-laadkabel voor modus 3 die bij de auto hoort als er geen
AC-laadkabel beschikbaar is. (indien aanwezig)
Aarden (AC-laadkabel Mode 2)
Dit product moet worden geaard. Bij een
storing of defect zorgt aarden voor een
pad met de minste weerstand voor
elektrische stroom om het risico van een
elektrische schok te verkleinen.
Dit product is voorzien van een geaarde
geleider en een geaarde stekker. De
geaarde stekker moet in een geschikte
contactdoos worden gestoken die op de
juiste manier geïnstalleerd en geaard is
volgens de lokaal geldende voorschriften.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor aarden
• Onjuist aansluiten van de geaarde
geleider vergroot het risico van een
elektrische schok.
Vraag een erkende elektricien of
servicemonteur om advies als u
twijfelt of het product op de juiste
wijze geaard is.
• Modificeer de bij het product geleverde geaarde stekker niet. Laat
een geschikte contactdoos
installeren door een erkende
elektricien als de stekker niet past.
Veiligheidsfuncties
Het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) beschikt over de volgende
veiligheidskenmerken. Lekstroomdetectiefunctie
Als er tijdens het laden een lekstroom
wordt gedetecteerd, wordt de
voedingsbron automatisch onderbroken,
zodat de lekstroom geen brand of
elektrische schokken kan veroorzaken.
Als de voeding wordt onderbroken gaat
het waarschuwingslampje storing
knipperen.
Als de voeding wordt onderbroken:
→blz. 86
Automatische controlefunctie
Dit is een automatische systeemcontrole
die wordt uitgevoerd voordat er met
laden begonnen wordt om te controleren
op storingen in de
lekstroomdetectiefuntie.
Als er bij de controle een storing
gevonden wordt in de
lekstroomdetectiefunctie, gaat het
waarschuwingslampje storing knipperen
om de gebruiker te waarschuwen.
(→Blz. 86)
Temperatuurdetectiefunctie
De stekker is uitgerust met een
temperatuurdetectiefunctie. Als er
tijdens het laden sprake is van
warmteontwikkeling omdat bijvoorbeeld
de stekker aan de contactdooszijde loszit,
gaat deze functie de warmteontwikkeling
tegen door de laadstroom te regelen.
2.2 Laden
84
OPMERKING(Vervolg)
Als een dergelijk accessoire niet
losgekopppeld is, kan het volgende
gebeuren:
• De portieren kunnen niet wordenvergrendeld.
• Het beginscherm wordt op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
• De interieurverlichting, de dashboardverlichting, enz. zullen
branden.
USB-laadaansluitingen type C
De USB-laadaansluitingen type C worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3 A aan stroom te voorzien.
De USB-laadaansluitingen type C zijn
uitsluitend bedoeld voor opladen. Ze zijn
niet ontworpen voor het overbrengen
van gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt.
Raadpleeg voor informatie over USB type
A de handleiding voor het
multimediasysteem.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
type C
Middenconsole Achter
De USB-laadaansluitingen type C
kunnen worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-
laadaansluitingen type C mogelijk niet
goed werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
• Als er een apparaat dat is ontworpen voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt
aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit wijst niet
op een storing.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
399
6
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen type C
• Steek geen vreemde voorwerpen in deaansluitingen.
• Mors geen water of andere vloeistoffen in de aansluitingen.
• Oefen geen overmatige kracht uit op de USB-laadaansluitingen type C en
stel ze niet bloot aan hevige
schokken.
• Demonteer of wijzig de USB-laadaansluitingen type C niet.
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
• Laat externe apparaten niet achter in de auto. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het
externe apparaat beschadigd kan
raken.
• Druk niet op een extern apparaat of de kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen type
C niet gedurende lange tijd wanneer het
EV-systeem is uitgeschakeld.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat opladen
door een standaard Wireless Qi-lader die
compatibel is met draagbare apparaten,
bijvoorbeeld smartphones en accu's voor
mobiele telefoons, op het laadgebied te
plaatsen overeenkomstig de
voorschriften van het Wireless Power
Consortium.
Deze functie kan niet worden gebruikt
met draagbare apparaten die groter zijn
dan het oplaadvak. Ook werkt de functie
mogelijk niet normaal, afhankelijk van het
draagbare apparaat. Lees de handleiding
van de te gebruiken draagbare apparaten. Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van
het Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen
AOplaadvak
BLaadgebied*
CWerkingsindicator
*Draagbare apparaten en draadloze
laders hebben een laadspoel. De
laadspoel in de draadloze lader kan zich
binnen het laadgebied in de buurt van het
midden van het oplaadvak begeven. Als
de laadspoel in een draagbaar apparaat in
het laadgebied wordt gesignaleerd, zal de
spoel in de draadloze lader zich in de
richting van de andere spoel begeven en
wordt het laden gestart. Als de laadspoel
in een draagbaar apparaat zich buiten het
laadgebied begeeft, wordt het laden
automatisch gestopt.
Als er 2 of meer draagbare apparaten op
het oplaadvak worden gelegd, worden de
laadspoelen ervan mogelijk niet goed
gesignaleerd en worden de apparaten
wellicht niet opgeladen.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
400
Wijzigen van de RSA-instellingen .273
Wijzigen van de tussenafstand . . .277
Wijzigen van LDA-instellingen . . .268
X-MODE*................360
Gebruik van de opbergmogelijkheden Afdekplaat ...............393
Bagageafdekking (indien
aanwezig) ...............394
Bagagehaken .............392
Bekerhouders .............391
Consolevak ..............390
Extra opbergvak
(auto's zonder draadloze lader) . .392
Fleshouders ..............391
Opbergvakje onder de afdekplaat .394
Open opbergvak ...........392
Overzicht van
opbergmogelijkheden ........389
Pasjeshouders .............392
Plaats van de
opbergmogelijkheden ........389
Voorzieningen in de
bagageruimte .............392
Gebruik van de
overige voorzieningen in het interieur Accessoireaansluiting ........398
Armsteun ...............406
Bedienen van het elektrisch
bedienbare zonnescherm ......396
Draadloze lader (indien
aanwezig) ...............400
Elektrisch bedienbaar
zonnescherm* .............396
Handgrepen ..............407
Kledinghaakjes ............407
Make-upspiegels ...........398
Overige voorzieningen in het
interieur ................397
USB-laadaansluitingen type C . . .399
Zonnekleppen .............397 INFORMATIE LAADSTATION
......596
Informatie over sleutels Afstandsbediening ..........158
Gebruik van de mechanische
sleutel .................158
Sleutels .................156
Soorten sleutels ...........156
Initialisatie Overzicht van te initialiseren
onderdelen ..............514
Te initialiseren onderdelen .....514
Instrumentenpaneel Aan audiosysteem gekoppelde
weergave................151
Afstellen van de klok .........148
Controlelampjes ...........144
D
immer dashboardverlichting
regelen .................149
Display en menu-iconen ......149
Meters en tellers ...........146
Multi-informatiedisplay .......149
Soort rij-informatie .........150
Suggestiefunctie ...........153
Waarschuwingslampjes .......142
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes ............142
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes die op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven .............142
Weergave informatie
ondersteunend systeem .......151
Weergave instellingen ........152
Weergave instrumentenpaneel . .146
Weergave kilometerteller en
dagteller ................148
Weergave voertuiginformatie . . .151
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel .....148 , 150
Trefwoordenlijst
600