Page 105 of 360
105
Ergonomie en comfort
3
Instapverlichting
Voor: gaat branden wanneer een van de voor- of achterportieren wordt geopend (schuifdeur en afhankelijk van de uitrusting de linker achterdeur of de achterklep).Achter of tweede en derde zitrij: gaat branden wanneer een van de achterportieren wordt geopend (schuifdeur en afhankelijk van de uitrusting de linker achterdeur of de achterklep).Altijd AAN, contact AAN.
Altijd UIT.
Voor
Achter
Automatisch in-/
uitschakelen
De instapverlichting voor gaat branden als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd.Alle instapverlichting gaat branden als de auto wordt ontgrendeld, als een van de desbetreffende portieren wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De instapverlichting dooft langzaam nadat het contact AAN is gezet en als de auto wordt vergrendeld.
WARNI NG
Zorg ervoor dat objecten niet in contact komen met de instapverlichting.
Page 106 of 360
106
Afzonderlijke leeslampjes
Wanneer de auto hiermee is uitgerust, kunnen ze met behulp van de schakelaar worden in- en uitgeschakeld.Bedien, wanneer het contact AAN staat, de desbetreffende schakelaar.
WARNI NG
Zorg ervoor dat er niets in contact komt met de instapverlichting.
Page 107 of 360

107
Verlichting en zichtbaarheid
4
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Verlichting uit (contact UIT)Dagrijverlichting (draaiende motor)Automatisch inschakelen van de verlichting/dagrijverlichtingAlleen positielicht
Dimlicht of grootlicht
Overschakelen van dimlicht naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dimlicht naar grootlicht en terug.Trek, wanneer de verlichting is uitgeschakeld
of alleen het positielicht is ingeschakeld, de
hendel naar u toe om het grootlicht direct in te schakelen (lichtsignaal).
NOTIC E
Het branden van het desbetreffende controlelampje geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zonder automatische
verlichting
Met automatische
verlichting
Mistlampen
Mistachterlicht
Dit werkt alleen als het positielicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren/naar achteren om het in of uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
Mistlampen voor/mistachterlicht
Werken wanneer het positielicht, dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:• eenmaal om de mistlampen voor in te schakelen,
• een tweede keer om het mistachterlicht in te schakelen.► Draai de ring in tegengestelde richting om de verlichting uit te schakelen.
Page 108 of 360

108
Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”) of het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het positielicht branden.► Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het positielicht wordt dan ook uitgeschakeld.
WARNI NG
Het inschakelen van de mistlampen is verboden bij helder weer of bij regen, zowel overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze omstandigheden namelijk verblindend voor medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen voor en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval (regels kunnen per land verschillen).Schakel de mistlampen voor en het mistachterlicht uit zodra ze niet meer nodig zijn.
NOTIC E
Inschakelen van de verlichting na het UIT zetten van het contactDraai, om de bediening van de verlichting in te schakelen, de ring naar de stand “0” (verlichting uit) en vervolgens naar de gewenste stand.Als het bestuurdersportier wordt geopend, wordt de bestuurder er door middel van een tijdelijk geluidssignaal aan herinnerd dat de verlichting brandt.De verlichting dooft automatisch na een periode die afhangt van het laadniveau van het batterijpakket (overschakelen naar de spaarmodus).
NOTIC E
De verlichting uitschakelen wanneer het contact UIT wordt gezetWanneer het contact UIT wordt gezet, wordt
alle verlichting direct uitgeschakeld, met uitzondering van het dimlicht wanneer de automatische Follow Me Home-verlichting is geactiveerd.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de lampen.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandWanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 109 of 360

109
Verlichting en zichtbaarheid
4
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de lichtschakelaar omlaag of omhoog, tot voorbij het weerstandspunt.
NOTIC E
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, neemt het volume van het geluidssignaal toe wanneer de snelheid hoger is dan 80 km/h.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Dagrijverlichting/positielicht
Indien van toepassing gaat deze verlichting automatisch branden wanneer de motor wordt gestart terwijl de lichtschakelaar in de stand “0” of “AUTO” staat.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Wanneer de zonlichtsensor signaleert dat er weinig omgevingslicht is, worden de kentekenplaatverlichting, het positielicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen. De verlichting kan ook gaan branden als er regen wordt gesignaleerd. Tegelijkertijd treden dan de automatische ruitenwissers met regensensor in werking.Zodra er weer voldoende licht is of nadat de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de regen-/zonlichtsensor gaat de verlichting branden en gaat dit waarschuwingslampje branden in het instrumentenpaneel. Daarnaast klinkt er een geluidssignaal en/of wordt er een melding weergegeven.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Dek de regen-/zonlichtsensor, die zich aan de bovenzijde van de voorruit, in het midden achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.
NOTIC E
Bij mist of sneeuw signaleert de regen-/zonlichtsensor mogelijk ten onrechte voldoende licht. Hierdoor wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Page 110 of 360

11 0
NOTIC E
De binnenzijde van de voorruit raakt mogelijk beslagen, waardoor de regen-/zonlichtsensor niet goed werkt.Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.
Follow Me Home-verlichting
en instapverlichting
Follow Me Home-verlichting
Handbediend
In-/uitschakelen► Geef met het contact UIT een “lichtsignaal” met de lichtschakelaar om de functie in of uit te schakelen.De handbediende follow me home-verlichting gaat na een bepaalde tijd automatisch uit.
Automatisch
Als de functie “automatische verlichting” is ingeschakeld (lichtschakelaar in de stand
“AUTO”) en er weinig licht is, gaat het dimlicht automatisch branden wanneer het contact UIT wordt gezet.
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- en uitschakelen en de duur van de Follow Me Home-verlichting kunnen worden ingesteld via het configuratiemenu van de auto.
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op deze toets op de afstandsbediening of een van de voorportiergrepen met het “Smart Entry & Start”-systeem.
Het dimlicht en het positielicht gaan branden: uw auto wordt ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het AAN zetten van het contact of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur van de instapverlichting zijn in te stellen via het configuratiemenu van de auto.
Bochtverlichting
Dit systeem maakt gebruik van de lichtbundel van een mistlamp voor om de binnenzijde van een bocht te verlichten, wanneer het grootlicht of dimlicht is ingeschakeld en de rijsnelheid lager is dan 40 km/h (stadsverkeer, bochtige weg, kruispunten, inparkeren).
Zonder/met bochtverlichting
In-/uitschakelen
Het systeem start:– als de desbetreffende richtingaanwijzer is ingeschakeld.of– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.Het wordt inactief in de volgende gevallen:
Page 111 of 360

111
Verlichting en zichtbaarheid
4
– als het stuurwiel niet ver genoeg wordt verdraaid;– bij een snelheid van meer dan 40 km/h;– wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
Automatic High
Beam-systeem
Wanneer de ring in de stand “AUTO” staat, schakelt dit systeem met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit automatisch tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en de verkeersomstandigheden.
WARNI NG
Dit is een rijhulpsysteem.De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto, het gebruik van de voor de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer geëigende verlichting en het naleven van de verkeersregels.
NOTIC E
Het systeem is actief wanneer u sneller rijdt dan 25 km/h.Als de snelheid lager wordt dan 15 km/h, wordt het systeem gedeactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.Als de functie wordt ingeschakeld, gaat het controlelampje in de toets branden.
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.► Zet vervolgens de ring van de lichtschakelaar in de stand “AUTO” of “dimlicht/grootlicht”.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen.► Door een “lichtsignaal” te geven wordt de functie uitgeschakeld en schakelt het verlichtingssysteem over op de stand “automatische verlichting”:– Als de controlelampjes “AUTO” en “Dimlicht” branden, schakelt het systeem over op het grootlicht,– als de controlelampjes “AUTO” en “Grootlicht” branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.► Schakel nogmaals handmatig tussen het dimlicht en grootlicht om de functie weer in te schakelen.
NOTIC E
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Page 112 of 360

11 2
NOTIC E
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:– bij slecht zicht (sneeuw, zware regenval, enz.),– als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker),– als zich voor de auto sterk reflecterende voorwerpen bevinden.Als het systeem dichte mist signaleert, wordt de functie tijdelijk uitgeschakeld.Het systeem signaleert geen:– weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,– voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg),– voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.
WARNI NG
Reinig de voorruit regelmatig, met name het gebied vóór de camera.Het gedeelte van de voorruit bij de camera kan ook aan de binnenzijde beslaan. Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.Verwijder sneeuw van de motorkap en het dak van de auto om te voorkomen dat de sneeuw het zicht van de camera beperkt.
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.
0Leeg (oorspronkelijke instelling)
1Gedeeltelijke belading
2Gemiddelde belading
3Maximaal toegestane belading
4 5 6Niet gebruikt
01 of 2 personen voorin (oorspronkelijke instelling)
15 personen
26 - 9 personen
3Bestuurder + maximaal toegestane belading
4 5 6Niet gebruikt