158
Praktische informatie
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij. Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen
zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u werkzaamheden
aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met Stop & Start zijn voorzien van een 12 V-loodaccu met speciale
technologie en specificaties.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door
een PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven,
moet het twee keer zo vaak worden vervangen.
► Vul indien nodig bij.
► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
De indicatie van het oliepeil dat op het instrumentenpaneel wordt weergegeven
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Wanneer dit niet het geval is, controleer of de
remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te
stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert om bij te vullen. Gebruik alleen DOT4-remvloeistof
die in een ongeopende verpakking zit.
Koelvloeistof
(Benzine of diesel)
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet
worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en
koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er grote schade aan de
motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de markering
" MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering "MIN"
bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom na
het afzetten van de motor ten minste één uur voordat u
er werkzaamheden aan uitvoert.
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan om
brandwonden te voorkomen een doek en draai de dop
twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul) moet er een
vloeistof met antivries (geschikt voor de temperatuur)
worden gebruikt om de componenten van het systeem
(pomp, tank, kanalen, verstuivers) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de indicatoren en met name de indicatoren voor de
AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over AdBlue
® (BlueHDi) en met name de toevoer van
AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto voor het controleren van
bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
160
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85%
van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water
(deze stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid en
het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400 km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart, wordt er een waarschuwingssysteem
geactiveerd.
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer
en veel korte ritten. Het kan gebeuren dat u de
remblokken vaker tussen twee onderhoudsbeurten
moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken zijn
versleten.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op
de remschijven en remblokken: de remwerking kan
daardoor afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor alle informatie
over het controleren van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd
terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning van
de banden niet correct is, kunnen ze voortijdig
slijten. Bovendien kan dit een negatief effect hebben
op de wegligging: risico van een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat van de
banden (loopvlak en flanken) en de velgen regelmatig,
en controleer dan ook of de ventieldoppen nog
aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de
levensduur van de banden, het draaien van de banden,
de bodemvrijheid en de waarde op de snelheidsmeter,
en kan een nadelig effect op de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor- en achteras,
anders kan het elektronische stabiliteitsprogramma
(ESP) niet meer op het juiste moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter- of
zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek op, uit
de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te weten wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed op
de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor wordt
gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is normaal
dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het
roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-
systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de
nabehandeling van de uitlaatgassen zonder dat de
prestaties afnemen of het brandstofverbruik toeneemt,
om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de
Euro 6-norm te voldoen.
161
Praktische informatie
7SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85%
van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water
(deze stoffen zijn niet schadelijk voor de gezondheid en
het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart, wordt er een waarschuwingssysteem
geactiveerd.
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto wordt
stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt
blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking wordt
bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij tankstations
met AdBlue
®-pompen die speciaal voor personenauto's
zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer
-11 °C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
+25 °C. We raden u aan om flacons koel en buiten
direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste
één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet u de
huid wassen met kraanwater en zeep. Als de vloeistof
in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk
en grondig gedurende ten minste 15 minuten met
kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg
een arts bij een blijvend branderig gevoel of blijvende
irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van
het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden
uitgesloten: adem deze niet in. Dampen met ammoniak
162
Praktische informatie
► Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
► Laat het rempedaal los en schakel het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
Met automatische transmissie
EAT8 en handbediende
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
► Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en duw de
selectiehendel naar voren of naar achteren om stand N
te bevestigen.
► Zet het contact af.
Als de limiet van 5 seconden wordt overschreden,
schakelt de transmissie stand P in; u moet de
procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Druk op toets P op de selectiehendel.
werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en
keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van
de auto hoger is dan -11 °C. Als het kouder is, bevriest
de AdBlue
® waardoor u het niet in het reservoir kunt
gieten. Laat de auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel deze dan
onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden verwijderd
met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, moet u
ongeveer 5 minuten wachten voordat u het contact
weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te
openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in
het contactslot te steken of de sleutel van het
"Elektronische sleutel"-systeem in het interieur
te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Elektronische sleutel op de toets "
START/
STOP" om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank linksom
en verwijder de dop.
►
Met een verpakking
AdBlue
®: controleer eerst de
uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna zorgvuldig
de instructies op het etiket voordat u de inhoud van de
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-reservoir
met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
– Stop met bijvullen als het vulpistool voor het eerst
afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is, wat
wordt bevestigd met de melding
" Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan moet
u minimaal 5 liter bijvullen.
Vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de vrijloopstand
worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen, op een testbank,
in een automatische wasstraat (wasstand), of bij
transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handbediende
versnellingsbak of
automatische transmissie EAT6
en elektrische parkeerrem
/
Voor vrijgeven
► Zet de transmissie met draaiende motor en
ingetrapt rempedaal in de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact weer aan.
165
In geval van pech
8Gevarendriehoek
Deze reflecterende en inklapbare voorziening moet
langs de kant van de weg worden geplaatst bij pech of
schade aan de auto.
Voordat u uit de auto staptSchakel de alarmknipperlichten in en doe het
veiligheidsvest aan. Zet dan de gevarendriehoek in
elkaar en plaats deze.
Uitvouwen en plaatsen van de
gevarendriehoek
Zie de bovenstaande afbeelding voor uitvoeringen met
een originele gevarendriehoek.
Raadpleeg bij andere gevarendriehoeken de instructies
voor het uitvouwen in de gebruiksaanwijzing van de
gevarendriehoek.
►
Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u
daarbij aan de ter plaatse geldende regels.
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij een auto met dieselmotor moet het
brandstofsysteem worden ontlucht als de brandstoftank
leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem, is het van groot belang om minimaal 5 liter
diesel in de brandstoftank te gieten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het tanken en de tankbeveiliging
(diesel).
Voor andere uitvoeringen dan BlueHDi bevinden de
componenten van het brandstofsysteem zich in de
motorruimte; ze kunnen onder een verwijderbare
afdekplaat liggen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de motorruimte, en met name de plaats
van deze onderdelen onder de motorkap.
1.5 BlueHDi-motoren
► Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
► W acht ongeveer 1 minuut en zet het contact af.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
startpoging en herhaal de procedure.
1.6 HDi-motoren
► Open de motorkap en maak indien nodig de sierkap
los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.
► Bedien de handopvoerpomp totdat u
weerstand voelt (de eerste keer indrukken kan
zwaar zijn). ►
Bedien de startmotor om de motor te starten (als
de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15
seconden voordat u het opnieuw probeert).
►
Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat,
bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de
startmotor opnieuw.
►
Breng de sierkap aan, klem deze vast en sluit de
motorkap.
Boordgereedschap
Gereedschapsset die bij de auto wordt geleverd.
De samenstelling ervan is afhankelijk van de uitrusting
van uw auto:
–
Bandenreparatieset.
–
Reservewiel.
Toegang tot het gereedschap
Afhankelijk van de uitvoering is het boordgereedschap
opgeborgen in een tas of in een opbergvak in de
bagageruimte.
Op de mat van de bagageruimte
184
Technische gegevens
Motoren1.2 PureTech 1301.2 PureTech 130 S&S
Versnellingsbak/transmissie EAT6
Automatisch, 6 versnellingen) EAT8
Automatisch, 8 versnellingen)
Codes EB2ADTSM AT6IIIEB2ADTS ATN8 STT
Modelcodes:
UP... HNL
HNS
Cilinderinhoud (cc) 1.1991.199
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 9696
Brandstof Loodvrij
(Minimaal RON
91)Loodvrij
(Minimaal RON
95)
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar treingewicht) (kg)
op een helling van max. 10% of 12% 500
1.200
Aanhanger ongeremd (kg) 500615
Maximale kogeldruk (kg) 5555Gewichten en aanhangergewichten – Diesel BlueHDi
Motoren 1.5 BlueHDi 100 S&S1.5 BlueHDi 130 S&S 1.6 HDi 90
Versnellingsbak / transmissie BVM6
(Handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT8
Automatisch, 8 versnellingen) BVM5
(Handgeschakeld, 5 versnellingen)
Codes DV5RCF MB6 STTDDV5RC ATN8 STTD DV6D BE5
Modelcodes: YHTYHZ 9HP
Cilinderinhoud (cc) 1.4991.4991.560
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 759666
Brandstof Diesel
(EN 590) Diesel
(EN 590) Diesel
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar
treingewicht) (kg)
op een helling van max. 10% of 12% 1.200
1.200 500
Aanhanger ongeremd (kg) 580620500
Maximale kogeldruk (kg) 555555
185
Technische gegevens
9Gewichten en aanhangergewichten – Diesel BlueHDi
Motoren1.5 BlueHDi 100 S&S1.5 BlueHDi 130 S&S 1.6 HDi 90
Versnellingsbak / transmissie BVM6
(Handgeschakeld, 6 versnellingen) EAT8
Automatisch, 8 versnellingen) BVM5
(Handgeschakeld, 5 versnellingen)
Codes DV5RCF MB6 STTDDV5RC ATN8 STTD DV6D BE5
Modelcodes: YHTYHZ 9HP
Cilinderinhoud (cc) 1.4991.4991.560
Max. vermogen: EC-standaard (kW) 759666
Brandstof Diesel
(EN
590)Diesel
(EN
590)Diesel
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar
treingewicht) (kg)
op een helling van max. 10% of 12% 1.200
1.200 500
Aanhanger ongeremd (kg) 580620500
Maximale kogeldruk (kg) 555555
188
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
Multimedia audiosysteem
- Bluetooth
®-telefoon
De functies en de instellingen die worden
beschreven, verschillen afhankelijk van de
uitvoering van de auto en de configuratie.
Om veiligheidsredenen en omdat deze handelingen de aandacht van de bestuurder
vereisen, moeten deze handelingen worden
uitgevoerd wanneer de auto stilstaat en het contact
is ingeschakeld:
–
De smartphone in de Bluetooth-modus koppelen
met het systeem.
–
De smartphone gebruiken.
–
De systeeminstellingen en de configuratie
wijzigen.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in de auto functioneert.
De melding Eco-modus wordt weergegeven
wanneer het systeem in de betreffende modus
wordt gezet.
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de knop drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de knop drukt, wordt het
systeem ingeschakeld.
Verhogen of verlagen van het volume met de rolknop aan de linkerkant.
Druk op deze toets op het touchscreen om toegang tot de menu's te krijgen.
Druk op de pijl Terug om één niveau terug te gaan.
Gebruik voor het schoonmaken van het scherm een niet-schurende zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte vingers.
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in
de bovenste balk van het touchscreen:
–
Informatie over de airconditioning (afhankelijk van de
uitvoering).
–
Bluetooth-verbinding
–
Indicatie van het delen van locatiegegevens.
Selecteer de audiobron:
– FM/AM/DAB-radiozenders (afhankelijk van de
uitrusting).
–
T
elefoon verbonden via Bluetooth en multimedia-
uitzending via Bluetooth (streaming).
–
USB-stick.
–
V
ia de AUX-aansluiting aangesloten mediaspeler
(afhankelijk van de uitrusting).
Als het zeer warm is, kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te
beschermen. Het systeem kan gedurende ten
minste 5 minuten stand-by (scherm en geluid
uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt,
werkt het systeem weer normaal.
Stuurkolomschakelaars
Bedieningselementen op het
stuurwiel - Type 1
Radio: Vorige/volgende voorkeuzezender selecteren.
Vorige/volgende item van een menu of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item van een menu of lijst selecteren.
Radio: Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden weergeven.
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen (radio, USB-aansluiting, AUX-ingang indien draagbaar
apparaat is aangesloten, CD-speler, audiostreaming).
Lang indrukken: weergave van de gesprekkenlijst.
Kort indrukken tijdens een inkomende oproep: oproep
aannemen.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek
beëindigen.
Een selectie bevestigen.
Geluidsvolume verhogen.
Geluidsvolume verlagen.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het
gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 2
Gesproken commando's:Deze toets bevindt zich op het stuurwiel of op
het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de
uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando’s voor de
smartphone via het systeem.