9
Instrumentenpaneel
1Instrumentenpaneel met
lcd-display
Meters
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
2. LCD-display
3. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of
diesel)
LCD-display - type 1
1.Instellingen snelheidsregelaar/snelheidsbegrenzer
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus 4.
Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde versnelling
bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter
6. Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller
(km of mijl)
Deze functies worden na elkaar weergegeven na
het aanzetten van het contact.
7. Informatie van de boordcomputer
Lcd-display - Type 2
1.Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Geselecteerde rijmodus
4. Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde versnelling
bij automatische transmissie
5. Brandstofniveaumeter 6.
Motorolieniveaumeter (afhankelijk van type motor)
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller
(km of mijl)
Deze functies worden na elkaar weergegeven na
het aanzetten van het contact.
7. Informatie van de boordcomputer
Instrumentenpaneel met
matrixdisplay
Meters
1. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of diesel)
Indicator verbruik thermisch comfort (elektrisch)
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mijl/h)
3. Matrixdisplay
4. Toerenteller (x 1000 t/min), schaalverdeling
afhankelijk van de motoruitvoering (benzine of
diesel)
Vermogensindicator (elektrisch)
5. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator oplaadniveau (elektrisch)
10
Instrumentenpaneel
Matrixdisplay
1. Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
2. Schakelindicator (pijl en aanbevolen versnelling)
Stand van de selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij een auto met een automatische
transmissie (benzine of diesel)
Stand selectiehendel (elektrisch)
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
Weergave van de rijhulpsystemen
Informatie van de boordcomputer
Energiestroom / laadstatus van de auto (elektrisch) 4.
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller
(km of mijl)
Actieradius (elektrisch)
Deze functies worden na elkaar weergegeven na
het aanzetten van het contact.
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
Digitaal instrumentenpaneel
Dit digitale head-up instrumentenpaneel in 3D kan naar
uw eigen voorkeuren worden aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus
"METERS":
1. Brandstofniveaumeter (benzine of diesel)
Indicator laadniveau (elektrisch)
2. Actieradius (km of mijl) 3.
Instellingen snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Kilometerteller (km of mijl)
6. Toerenteller (x 1000 t/min) (benzine of diesel)
Vermogensmeter (elektrisch)
7. Schakelindicator (pijl en aanbevolen versnelling)
Stand van de selectiehendel en versnelling bij
automatische transmissie (benzine of diesel).
Stand selectiehendel (elektrisch)
Geselecteerde rijstand (anders dan de stand
"Normaal")
8. Koelvloeistoftemperatuur (°C) (benzine of diesel)
9. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph) (benzine
of diesel)
Weergave
Sommige lampjes hebben een vaste positie. De positie
van de andere lampjes kan wisselen.
Voor bepaalde functies die zowel een controlelampje
voor de ingeschakelde status als voor de
uitgeschakelde status hebben, is slechts één specifieke
positie beschikbaar.
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het instrumentenpaneel
het volgende:
–
op vaste posities:•
Informatie over de versnellingsbak / transmissie en
de schakelindicator (Benzine of Diesel).
11
Instrumentenpaneel
1• Informatie over de selectiehendel (elektrisch)
(Elektrisch).
•
Brandstofniveaumeter (Benzine of Diesel).
•
Actieradius (Benzine of Diesel).
•
Koelvloeistoftemperatuurmeter (Benzine of Diesel).
•
Laadniveaumeter en indicator actieradius
(Elektrisch).
•
V
ermogensmeter (Elektrisch).
•
Rijstand.
–
op variabele posities: •
Digitale snelheidsmeter
.
•
Kilometerteller.
•
Status- of waarschuwingsmeldingen die kort
worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus
en de ingeschakelde functies kan de volgende
aanvullende informatie worden weergegeven:
–
T
oerenteller (Benzine of Diesel).
–
Boordcomputer.
–
Rijhulpsystemen.
–
Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
.
–
Media die wordt afgespeeld.
–
Navigatie-aanwijzingen.
–
Analoge snelheidsmeter
.
–
Motorinformatie (G-meters, vermogensmeters, boost,
koppel) in de stand Sport.
–
Energiestromen (Elektrisch).
Persoonlijke instellingen voor
het instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan het
instrumentenpaneel worden aangepast (kleur en/of
weergavemodus).
Schermtaal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van
het touchscreen.
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph), moet u
de configuratie van de eenheden wijzigen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Keuze van displaykleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de kleur van het
display van het instrumentenpaneel afhankelijk van het
kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
De weergavemodus wijzigen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
► Draai de rolknop links op het stuurwiel om de
verschillende weergavemodi op het instrumentenpaneel
weer te geven en erdoorheen te bladeren.
►
Druk op de rolknop om de modus te bevestigen.
Als u niet op de rolknop drukt, wordt de geselecteerde
weergavemodus automatisch na een paar seconden
toegepast.
Weergavemodi
– "Meters": standaardweergave van analoge en
digitale snelheidsmeters, kilometerteller en: •
brandstofniveaumeter
, koelvloeistofniveaumeter en
toerenteller (Benzine of Diesel).
•
acculadingsindicator en vermogensmeter
(Elektrisch).
–
"Navigatie": specifieke weergave, met informatie
over de huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
aanwijzingen).
–
"Rijden": specifieke weergave, met informatie over
actieve rijhulpsystemen.
–
"Minimaal": 2D-weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller en:
12
Instrumentenpaneel
Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging of de automatische transmissie, of
een ernstige elektrische storing.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem motor (benzine of diesel)Brandt permanent. Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of
diesel)
Permanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld voordat
u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het probleem niet
verdwijnt.
• brandstofniveaumeter en
koelvloeistoftemperatuurmeter (Benzine of Diesel).
•
acculadingsindicator (Elektrisch).
–
"Energie": specifieke weergave van de
energiestromen van de auto (Elektrisch).
–
"Persoonlijk 1" / "Persoonlijk 2": weergave met
informatie geselecteerd door de bestuurder op het
middelste deel van het instrumentenpaneel.
Een "Persoonlijk" weergavemodus configureren
Met PEUGEOT Connect Radio► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
► Selecteer " Configuratie".
► Selecteer "Instellingen
instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Instellingen
instrumentenpaneel".
►
Selecteer "
Persoonlijk 1" of "Persoonlijk 2".
►
Selecteer het type weer te geven informatie met de
bladerpijlen op het touchscreen: •
"Standaard" (leeg).
•
"Boordcomputer".
•
"Media".
•
"G-meters" (afhankelijk van de uitvoering).
•
"Vermogensmeters + Boost + Koppel" (afhankelijk van de uitvoering).
• "Verbruik accessoires" (afhankelijk van de uitvoering).
►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De informatie wordt meteen op het instrumentenpaneel
weergegeven als de bijbehorende weergavemodus is
geselecteerd.
Het type informatie dat in de modus " Persoonlijk 1" is geselecteerd, is niet
beschikbaar in de modus "Persoonlijk 2".
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes (weergegeven
als symbolen) informeren de bestuurder over een
storing (waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde of
uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes kunnen
op twee manieren (permanent of knipperend) en/of in
verschillende kleuren branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te relateren
aan de werkingstoestand van de auto kan worden
bepaald of er sprake is van een normale situatie of van
een storing; zie de beschrijving van ieder lampje voor
meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode
of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden
branden. Deze lampjes moeten doven als de motor
draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als er een rood of oranje waarschuwingslampje gaat
branden, is er een storing die verder moet worden
onderzocht.
Wanneer een lampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijvingen van
de waarschuwings- en verklikkerlampjes geven aan of
u naast de onmiddellijk aanbevolen acties contact met
een gekwalificeerde professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
(2): Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
13
Instrumentenpaneel
1Lijst met
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Een ernstige storing in de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging of de automatische transmissie, of
een ernstige elektrische storing.
Voer (1) en dan (2) uit.
Zelfdiagnosesysteem motor (benzine of diesel)Brandt permanent. Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Voer (1) en dan (2) uit.
Maximale koelvloeistoftemperatuur (benzine of
diesel)
Permanent met blokjes in rood (met instrumentenpaneel met matrixdisplay).
of
Permanent (behalve bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay).
De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld voordat
u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het probleem niet
verdwijnt.
Motoroliedruk (benzine of diesel)Brandt permanent. Er is een probleem met het smeersysteem van
de motor.
Voer (1) en dan (2) uit.
Systeemstoring (elektrisch)Brandt permanent. Er is een storing in de elektromotor of
tractiebatterij gedetecteerd.
Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Kabel aangesloten (elektrisch)Brandt permanent bij het aanzetten van het contact.
De laadkabel is aangesloten op de aansluiting van de
auto.
Brandt permanent bij het aanzetten van het contact, in combinatie met een melding.
De auto kan niet worden gestart als de laadkabel op de
aansluiting van de auto is aangesloten.
Koppel de laadkabel los en sluit de klep.
Laadtoestand van de 12V-accuBrandt permanent. Het laadcircuit van de accu werkt niet goed
(bijvoorbeeld door vuile klemmen, of een losse of
afgescheurde dynamoriem).
Zie (1).
Als de elektrische parkeerrem niet meer werkt, beveilig
de auto dan op de volgende manier tegen wegrollen:
►
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij een auto met een automatische transmissie
EAT6: zet de selectiehendel in stand P .►
Bij een auto met een automatische transmissie
EAT8 of een selectiehendel (elektrisch): plaats het
wielblok tegen een van de wielen.
Reinig de accuklemmen en zet ze correct vast. Als het
waarschuwingslampje niet uit gaat wanneer de motor is
gestart, voer (2) uit.
Portieren(en) geopendPermanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portier het gaat.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid lager dan 10 km/u).
Permanent, in combinatie met een melding die aangeeft om welk portieren het gaat en een
geluidssignaal.
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten
(rijsnelheid hoger dan 10 km/u).
Veiligheidsgordels losgemaakt of niet
vastgemaakt
Permanent of knipperend, samen van een toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet vastgemaakt of
weer losgemaakt.
Handbediende parkeerremPermanent. De parkeerrem is ingeschakeld of niet goed
vrijgezet.
Elektrische parkeerremBrandt permanent. De elektrische parkeerrem is aangetrokken.
Knippert.Het aantrekken / vrijzetten werkt niet.
14
Instrumentenpaneel
Voer (1) uit: parkeer de auto op een vlakke (horizontale)
ondergrond.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
Bij een auto met een automatische transmissie of
een selectiehendel (elektrisch): selecteer stand PBij
een auto met een automatische transmissie of een
selectiehendel.
Zet het contact af en voer (2) uit.
RemmenBrandt permanent. Het remvloeistofpeil in het remcircuit is
aanzienlijk gedaald.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir bij met de
door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof. Zie (2)
als het probleem niet verdwijnt.
Brandt permanent. Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het instrumentenpaneel.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen, zoals het
vervangen van de batterij in de afstandsbediening. Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en voer
vervolgens (3) uit.
Permanent, in combinatie met de melding " Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de elektrische
parkeerrem is niet beschikbaar.
Zie (2).
Waarschuwingslampje Service brandt permanent en onderhoudssleutel
knippert, en brandt vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel mogelijk
uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)
Brandt tijdelijk (tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur dit
noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het waarschuwingslampje uit
gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat, wordt de
motor onmiddellijk gestart wanneer u: –
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt houdt.
–
bij een auto met een automatische transmissie het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de knop
START/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt houdt.
Roetfilter (diesel)Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over de kans op
verstopping van het roetfilter.
Het roetfilter is bijna verzadigd.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden dit toelaten door met een
snelheid van minimaal 60
km/u te rijden totdat het
lampje uit gaat.
Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding over een te laag
additiefniveau voor het roetfilter.
Het additiefreservoir is bijna leeg.
Vul meteen bij: voer (3) uit.
Laag brandstofniveau (benzine of diesel)Brandt permanent terwijl de segmenten rood branden, in combinatie met een
geluidssignaal (bij het instrumentenpaneel met
matrixdisplay)
of
Brandt permanent, waarbij de reservehoeveelheid
in rood wordt aangegeven, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (behalve met het
instrumentenpaneel met matrixdisplay).
Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 5
liter brandstof in de tank (reservevoorraad).
20
Instrumentenpaneel
Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® minder is dan de
reservevoorraad die goed is voor een actieradius van
2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes herinneren
meldingen u er regelmatig aan dat u het reservoir moet
bijvullen om te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings- en
controlelampjes voor informatie over de weergegeven
meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen ervan.
Waarschuwings- / controlelamp- jes aan Actie
Resterende
actieradius
Vul bij.Tussen 2.400
km en 800
km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100 km
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, wordt OLIE
of de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat
het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie worden
bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het
controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met OLIE_ _ of de melding
Olieniveaumeting ongeldig (afhankelijk van het
instrumentenpaneel), gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de elektrische motorolieniveaumeter wordt het
motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok in de motorruimte
controleren.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over
het controleren van de niveaus.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij draaiende motor:
–
In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats
stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust met
een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt
gecombineerd met het SCR-emissieregelsysteem
(Selective Catalytic Reduction) voor de nabehandeling
van de uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
is aangesproken (tussen 2400 en 0 km), gaat bij
het aanzetten van het contact een verklikkerlampje
branden en wordt een melding weergegeven die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden
voordat het opnieuw starten van de motor automatisch
wordt geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is. De motor kan weer
worden gestart nadat AdBlue® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de actieradius
(Met instrumentenpaneel met matrixdisplay en digitaal
instrumentenpaneel)
Een actieradius van meer dan 2.400
km wordt niet
automatisch weergegeven.
U kunt informatie over de actieradius weergeven door op de toets "Check" in het
menu Rijverlichting
/ Auto
van het touchscreen te
drukken.
23
Instrumentenpaneel
1Deze systemen kunnen worden gebruikt:
– Als de auto niet wordt opgeladen, wanneer het
lampje READY brandt.
–
Als de auto wordt opgeladen, wanneer het contact is
aangezet (stand "Lounge").
Wanneer de ECO-modus is geselecteerd, worden
de prestaties van bepaalde uitrustingselementen
beperkt. De naald of cursor van de verbruiksmeter van
de thermisch-comfortfuncties gaat dan naar de zone
" ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of
koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale stand
van de verwarming of airconditioning selecteren.
Wanneer de verwarming op de hoogste stand
staat, bevindt de verbruiksmeter van de thermisch-
comfortfuncties zich in de zone MAX. Wanneer de
airconditioning op de hoogste stand staat, blijft de
meter in de zone ECO.
Bij overmatig gebruik van de thermisch-
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden, kan de
actieradius van de auto aanzienlijk afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien nodig af
wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet is gebruikt,
kunt u een bepaalde geur ruiken gedurende
de eerste minuten dat de verwarming weer is
ingeschakeld.
Handmatige controle
Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren worden
gecontroleerd en kan het logboek met waarschuwingen
worden weergegeven.
Deze is toegankelijk via de toets "Check" in het menu Rijverlichting / Auto
van het
touchscreen.
De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
–
Motorolieniveau.
–
Onderhoudsinterval.
–
Bandenspanning.
–
Actieradius met de
AdBlue® voor het SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor).
–
Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook automatisch elke keer wanneer u het contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de
auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de totale
afstand weergegeven. Deze waarde wordt nog
30 seconden na het afzetten van het contact
weergegeven. Ook wordt deze waarde weergegeven
als het bestuurdersportier wordt geopend, en als de
auto wordt vergrendeld of ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand (km of mijl) worden aangepast:
de snelheid moet namelijk worden weergegeven in
de officiële eenheid van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid wijzigen via
het configuratiemenu van het scherm.
Dimmer verlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het
licht van de omgeving.
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen.
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen" te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".