Page 41 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-27
3
DAU39542
Rempe daal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van het voertuig.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Bij het indrukken van het rempedaal wor-
den achter- en voorrem gelijktijdig bediend,
de achterrem volledig en de voorrem ge-
deeltelijk. Voor maximale remkracht dient u
gelijktijdig zowel de remhendel in te knijpen
als het rempedaal in te drukken.
DAU73181
ABS
De anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) van dit model bestaat uit een dubbel
uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat
de voorrem en achterrem onafhankelijk
aanstuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte weg en of grin dwe gen, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test kunt u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid horen en wanneer u de
remhendel of het rempedaal licht be-
dient, kan een trilling in de hendel of
het pedaal voelbaar zijn. Dit duidt niet
op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
1. Rempedaal
1
UB95D2D0.book Page 27 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 42 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-28
3
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16831
Houd alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaaf, an ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven bescha digd raken met een
onjuiste werkin g van het ABS-systeem
en gekoppel de remsysteem tot gevol g.
DAU54275
Tractiere gelin g
De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te verlagen totdat
de grip is hersteld.
OPMERKING
Het controlelampje TCS knippert om u
te laten weten dat de tractieregeling is
ingeschakeld.
Er kunnen ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneem-
baar zijn.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt g een vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan we gglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermijd
b ijzon der gla dde oppervlakken.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
1
1
UB95D2D0.book Page 28 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 43 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-29
3
TCS uit- of inschakelen
Als de machine wordt ingeschakeld, wordt
de tractieregeling automatisch ingescha-
keld.
Zet om de tractieregeling uit te schakelen
de machine stil en houd de toets van de
tractieregeling 2 seconden lang ingedrukt.
Het controlelampje TCS gaat aan.
Om de tractieregeling weer in te schakelen,
drukt u opnieuw op de TCS-toets. Het con-
trolelampje TCS gaat uit.
OPMERKING
Schakel de tractieregeling uit om het ach-
terwiel beter te kunnen vrijmaken als de
machine vastzit in modder, zand etc.
Opmerkin gen bij het g eb ruik
De tractieregeling wordt uitgeschakeld als: een van de wielen loskomt van de
grond.
overmatige slip van het achterwiel
wordt gedetecteerd.
een van de wielen handmatig wordt
rondgedraaid (bijvoorbeeld bij onder-
houd).
OPMERKING
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje TCS als het
waarschuwingslampje motorstoring bran-
den.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pa gina 6-20.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.
De tractieregeling terugstellen
1. Schakel de machine uit en wacht en-
kele seconden.
2. Schakel de machine in en start de mo- tor.
3. Als een rijsnelheid van minimaal
20 km/h (12 mph) wordt bereikt, moet
het controlelampje TCS uitgaan en
moet het systeem worden ingescha-
keld.
4. Laat een Yamaha dealer de machine nakijken en het waarschuwingslampje
motorstoring uitschakelen.
OPMERKING
Als het controlelampje TCS of het waar-
schuwingslampje motorstoring na terug-
stellen blijven branden, rijd dan voorzichtig
en laat de machine zo snel mogelijk nakij-
ken door een Yamaha dealer.
1. “TCS”-toets
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
132
UB95D2D0.book Page 29 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 44 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-30
3
DAU13077
Tankdop
Openen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet d e tankdop goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat bran dgevaar.
DAU13222
Bran dstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzine dampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om bran d en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid- dellijk af. LET OP: Vee g g emorste
b ran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
UB95D2D0.book Page 30 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 45 of 122
![YAMAHA FJR1300AS 2020 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-31
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
YAMAHA FJR1300AS 2020 Instructieboekje (in Dutch) Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-31
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING](/manual-img/51/49646/w960_49646-44.png)
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-31
3
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof d elen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft ing eslikt, veel benzine damp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekre gen. Als b enzine op uw hui d
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 90 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Aan bevolen bran dstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaan getal (RON):
90
Inhou d b ran dstoftank:
25 L (6.6 US gal, 5.5 Imp. gal)
Bran dstofreserve:
5.5 L (1.45 US gal, 1.21 Imp.gal)
E5E10
UB95D2D0.book Page 31 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 46 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-32
3
DAU86160
Overloopslan g b ran dstoftank
De overloopslang voert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals afgebeeld.
OPMERKING
Zie pagina 6-12 voor informatie over de fil-
terbus.
DAU13435
Uitlaatkatalysator
Het uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet na dat de mo-
tor heeft g ed raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen: Parkeer de machine nooit na bij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhe den uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhittin g.
1. Overloopslang brandstoftank
2. Klem
2
1
UB95D2D0.book Page 32 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 47 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-33
3
DAU39496
Za dels
Duoza del
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai linksom.
2. Trek de voorzijde van het duozadel omhoog en trek het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan de achterzij- de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld, en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om het
duozadel te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit. Bestuur
dersza del
Verwijderen van het bestuurderszadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Druk de hendel van het bestuurders- zadel onder de achterzijde van het be-
stuurderszadel naar links zoals
getoond en verwijder dan het zadel.
Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging zoals getoond, en druk
dan de achterzijde van het zadel om-
laag om te vergrendelen.
2. Installeer het duozadel.
OPMERKING
Controleer of de zadels stevig zijn ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Vergrendelingshendel bestuurderszadel
2. Bestuurderszadel
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
UB95D2D0.book Page 33 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 48 of 122
Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-34
3
De hoogte van het bestuurderszadel
kan worden versteld om de rijpositie
aan te passen. (Zie het gedeelte hier-
na.)DAU39633
De hoo gte van het bestuur ders-
za del verstellen
Het bestuurderszadel kan in twee verschil-
lende standen worden gezet, al naar gelang
de voorkeur van de bestuurder.
Bij aflevering staat het bestuurderszadel in
de lage stand.
Het bestuur dersza del in de ho ge stan d
zetten
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-33.)
2. Verwijder de afsteller voor de zadel-
hoogte door deze omhoog te trekken.
3. Beweeg de afdekking van de houder van het bestuurderszadel naar de lage
stand zoals getoond.
1. Lage stand
2. Hoge stand
1. Afsteller hoogte bestuurderszadel
UB95D2D0.book Page 34 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM