Page 17 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in de stand “LOCK” in en
draai deze dan naar “OFF”.
DAU65680 (Parkeren)
De alarmverlichting kan worden ingescha-
keld, maar alle andere elektrische syste-
men zijn uit. De sleutel kan worden
uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA22330
Als u de alarmverlichtin g lan gduri g laat
b ran den, kan d e accu ontla den raken.
DAU4939J
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU11032Controlelampjes richtin gaanwijzers
“” en“”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU11061Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
1. Drukken.
2. Draaien.
12
1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Controlelampje stopmodus “ ”
3. Waarschuwingslampje YCC-S-systeem “”
4. Terugschakelcontrolelampje “ ”
5. Controlelampje linker richtingaanwijzers “”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
8. Vrijstandcontrolelampje “ ”
9. Controlelampje grootlicht “ ”
10.ABS-waarschuwingslampje “ ”
11.Controlelampje rechter richtingaanwijzers “”
12.Waarschuwingslampje vering “ ”
13.Controlelampje tractieregeling “ ”
14.Controlelampjes cruise control “ ” “SET”
GEARN25A.TEMP ˚C
LoC.TEMP˚C
0:06TIME TRIP
12345116107
131214
98
ABS
UB95D2D0.book Page 3 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 18 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-4
3
DAU11125Waarschuwin gslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is. Vul zo snel mo-
gelijk motorolie bij om schade aan de motor
te voorkomen.
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, gaat
dit lampje enkele seconden branden en
gaat het vervolgens weer uit. Als het lampje
niet gaat branden of blijft branden terwijl
het olieniveau correct is (zie pagina 6-12),
laat de machine dan controleren door een
Yamaha dealer.
DAU58402Controlelampjes cruise control “ ” en
“SET”
Deze controlelampjes gaan branden wan-
neer de cruise control wordt geactiveerd.
(Zie pagina 3-6.)
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moe-
ten deze lampjes enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Laat als de lampjes niet
oplichten de machine controleren door een
Yamaha dealer.
DAU73172Waarschuwin gslampje motorstorin g
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een storing wordt gedetecteerd in de
motor of een ander regelsysteem van de
machine. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het boorddiagnosesysteem te con-
troleren.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, gaat
het lampje enkele seconden branden en
gaat het vervolgens weer uit. Als het lampje
niet gaat branden of blijft branden, vraag
dan uw Yamaha dealer om de machine te
controleren.
DAU69895ABS-waarschuwin gslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat als u een snelhei d van 10 km/h
(6 mi/h) heb t bereikt of als het waar-
schuwin gslampje tij dens het rij den gaat
b ran den:
Rijd extra voorzichti g om te voorko-
men dat de wielen b lokkeren bij een
noo dstop.
Laat de machine zo snel mo gelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.
DAU86020Controlelampje tractiere gelin g“”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
ABS
UB95D2D0.book Page 4 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 19 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-5
3
DAU55393Waarschuwin gslampje verin g“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
een storing wordt gedetecteerd in het elek-
tronisch verstelbare veringsysteem.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAU55431Teru gschakelcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje knippert wanneer de
versnelling te hoog is voor de snelheid van
de machine.
Om schade aan de YCC-S-koppeling te
voorkomen, gaat het terugschakelcontrole-
lampje knipperen als het nodig is om terug
te schakelen. Als dit gebeurt, schakel dan
terug totdat het controlelampje stopt met
knipperen.
DAU55442Waarschuwin gslampje YCC-S-systeem
“”
Als dit waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden, is het YCC-S-systeem
mogelijk defect. Als dit gebeurt:
kan het onmogelijk zijn om uit de hui-
dige versnelling te schakelen.
kan de koppeling in aangrijping blij-
ven, waardoor de machine bij het
stoppen met een schok tot stilstand
kan komen.
Breng de machine op een veilig moment tot
stilstand en parkeer hem op een veilige
plaats. Laat een Yamaha dealer het
YCC-S-systeem controleren.
OPMERKING
Om de machine na het stoppen te kunnen
verplaatsen terwijl schakelen met de scha-
kelhendel of het schakelpedaal niet moge-
lijk is, kunt u het volgende doen: Plaats de machine op de middenbok en
druk vervolgens, terwijl u het achterwiel
ronddraait, de schakelpedaalstang en het
scharnierpunt hiervan naar voren totdat de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU55452Controlelampje stopmo
dus “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
de stopmodus wordt geactiveerd.
Als in de stopmodus niet kan worden terug-
geschakeld, gaat het controlelampje knip-
peren.
Zie pagina 3-23 voor een uitleg over de
stopmodus.
DAU73121Controlelampje start blokkerin g“”
Als het contactslot wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje na 30 seconden
continu knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het
1. Scharnierpunt schakelpedaalstang
2. Stang schakelpedaal
1
2
UB95D2D0.book Page 5 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 20 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-6
3
controlelampje stopt na 24 uur met knippe-
ren, maar het startblokkeersysteem blijft in-
geschakeld.
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
Storing in het transpon dersi gnaal
Als het controlelampje startblokkering
knippert in het patroon 5 keer langzaam ge-
volgd door 2 keer snel, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal. Als
deze fout zich voordoet, probeer dan het
volgende. 1. Houd andere startblokkeersleutels uit de buurt van het contactslot.
2. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
3. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
4. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan de machine en alle 3 sleu-
tels naar een Yamaha dealer en laat
de standaardsleutels opnieuw code-
ren.
DAU55382
Cruise control
Dit model is uitgerust met cruise control,
dat een ingestelde kruissnelheid handhaaft.
De cruise control werkt alleen wanneer u
rijdt in de 3e versnelling bij snelheden tus-
sen ongeveer 50 km/h (31 mi/h) en
160 km/h (100 mi/h), in de 4e of 5e versnel-
ling bij snelheden tussen ongeveer 50 km/h
(31 mi/h) en 180 km/h (112 mi/h), of in de 6e
versnelling bij snelheden tussen ongeveer
55 km/h (34 mi/h) en 180 km/h (112 mi/h).
WAARSCHUWING
DWA16341
Onjuist geb ruik van d e cruise con-
trol kan lei den tot verlies van d e
controle over d e machine met mo-
g elijk een on geval tot g evolg. Ge-
b ruik geen cruise control in druk
verkeer, slechte weersomstan dig -
he den of op bochti ge, gla dde, heu-
velachti ge of slechte we gen of
g rin dweg en.
Wanneer u heuvelopwaarts of heu-
velafwaarts rij dt, kan de cruise con-
trol de in gestel de kruissnelhei d
mo gelijk niet aanhou den.
Wanneer u de cruise control niet
g eb ruikt, moet u deze uitschakelen
om te voorkomen d at u deze per
on geluk inschakelt. Controleer of
het controlelampje voor cruise
control “ ” uit is.
UB95D2D0.book Page 6 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 21 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-7
3
Cruise control activeren en instellen
1. Druk op de aan-uitschakelaar voor de
cruise control “ ” links op het stuur.
Het controlelampje voor cruise control
“” gaat aan. 2. Druk op de “SET–”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control om de
cruise control te activeren. De huidige
rijsnelheid wordt ingesteld als de
kruissnelheid. Het controlelampje
voor de cruise-controlinstelling “SET”
gaat aan.
OPMERKING
Wanneer het terugschakelcontrolelampje
“ ” knippert, kunt u de cruise control niet
activeren.
De in gestel de kruissnelhei d aanpassen
Terwijl de cruise control in werking is,
drukt u op de “RES+”-zijde van de instel-
schakelaar voor cruise control om de inge-
stelde kruissnelheid te verhogen of op de
“SET–”-zijde om de ingestelde kruissnel-
heid te verlagen.
OPMERKING
Wanneer u de instelschakelaar eenmaal in-
drukt, wordt de snelheid in stappen van on-
geveer 2.0 km/h (1.2 mi/h) verhoogd.
Wanneer u de “RES+”- of “SET–”-zijde van
de instelschakelaar voor cruise control in-
gedrukt houdt, wordt de snelheid continu
verhoogd of verlaagd totdat u de schake-
laar weer loslaat.
1. Controlelampje cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
1. Aan-uitschakelaar cruise control “ ”
2. Controlelampje cruise control “ ”
NA.TEMP
C.TEMP
TIME TR
21
1
2
21
1. Instelschakelaar cruise control “RES+/SET–”
2. Terugschakelcontrolelampje “ ”
3. Controlelampje cruise-controlinstelling “SET”
231
UB95D2D0.book Page 7 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 22 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-8
3
U kunt de rijsnelheid ook handmatig verho-
gen met de gasgreep. Nadat u gas hebt ge-
geven, kunt u een nieuwe kruissnelheid
instellen door te drukken op de “SET–”-zij-
de van de instelschakelaar. Als u geen
nieuwe kruissnelheid instelt en gas terug-
neemt, remt de machine af tot de eerder in-
gestelde kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “SET” gaat uit.
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor- of achterrem.
Bedien de handschakelhendel.
Bedien het schakelpedaal.
Druk op de aan-uitschakelaar om de cruise
control uit te zetten. Het controlelampje
“ ” en controlelampje “SET” gaan uit.
OPMERKING
De rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste niet
aan de gasgreep wordt gedraaid.
De hervattin gsfunctie geb ruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise
control opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “SET”
gaat aan.
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is gevaarlijk de hervattin gsfunctie te
g eb ruiken wanneer de eer der in gestel de
kruissnelhei d te hoo g is voor d e huidig e
omstan dig he den.
OPMERKING
Wanneer u op de aan-uitschakelaar drukt
terwijl de cruise control in werking is, wordt
de cruise control volledig uitgeschakeld en
wordt de eerder ingestelde kruissnelheid
gewist. U kunt de hervattingsfunctie pas
weer gebruiken nadat u een nieuwe kruis-
snelheid hebt ingesteld.
Automatische uitschakeling van cruise
control
De cruise control voor dit model wordt
elektronisch geregeld en is gekoppeld aan
de andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractieregeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
De startschakelaar/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
De motor slaat af.
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control wordt uitgeschakeld
onder de bovenstaande omstandigheden,
gaat het controlelampje “ ” uit en knip-
pert het controlelampje “SET” gedurende 4
seconden, waarna dit uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschakelaar/noodstopscha-
kelaar wordt in de stand “ ” gezet, de
motor slaat af of de zijstandaard wordt om-
laag gezet, gaat het controlelampje “ ” uit
(het controlelampje “SET” knippert niet).
1. Deceleratierichting
1
UB95D2D0.book Page 8 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 23 of 122

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-9
3
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.
OPMERKING
In bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, kunt u
de instelschakelaar niet gebruiken om
de ingestelde kruissnelheid aan te
passen. Als u de rijsnelheid wilt verla-
gen, gebruikt u de remmen. Wanneer
u de remmen gebruikt, wordt de
cruise control uitgeschakeld.
DAU55418
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zor g d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen in d e instellin gen van de
multifunctionele meter gaat aan bren-
g en. Het aan bren gen van wijzi gin gen tij-
d ens het rij den kan u aflei den en
ver groot het risico op een on geval.
OPMERKING
De selectieschakela ar “ / ” en de me-
nuschakelaar “MENU” bevinden zich links
op het stuur. Met deze schakelaars kunt u
de instellingen van de multifunctionele me-
ter regelen of wijzigen.
1. “RESET”-toets
2. “TCS”-toets
3. Toerenteller
4. Rijmodusweergave
5. Eco-controlelampje “ECO”
6. Brandstofniveaumeter
7. Snelheidsmeter
8. Klok
9. Aanduiding ingeschakelde versnelling
10.Functieweergave
11.Informatieweergave
GEARN25A.TEMP ˚C
LoC.TEMP˚C
0:06TIME TRIP
1231145786910
UB95D2D0.book Page 9 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM
Page 24 of 122

Functies van instrumenten en bed iening selementen
3-10
3
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een klok
een brandstofniveaumeter
een eco-controlelampje
een aanduiding voor de ingeschakel-
de versnelling
een rijmodusweergave
een functieweergave
een informatieweergave
een instelmodusweergave
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u drukt op de
selectieschakelaar “ / ”, menus-
chakelaar “MENU”, toets “RESET” of
toets “TCS”.
Zie pagina 3-16 als u de meterweer-
gaven wilt schakelen tussen kilome-
ters en mijlen.
Snelhei dsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan. Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller helemaal
uit tot het hoogste aantal toeren per minuut
en keert daarna weer terug naar nul tpm om
het elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10032
Laat
de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in d e rode zone wijst.
Ro de zone: 9000 tpm en ho ger
Bran dstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de brandstoftank aanwe-
zig is. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen van “F”
(vol) naar “E” (leeg) naarmate het brand-
1. Menuschakelaar “MENU”
2. Selectieschakelaar “ / ”
1
2
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Brandstofniveaumeter)
1 2
GEAR
NA.TEMP
C.TEMP
1
UB95D2D0.book Page 10 Thursday, September 12, 2019 4:30 PM