314
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Als de werking is onderbroken■Als een parkeervak niet kan wor-
den geregistreerd
■Als er een zwart scherm wordt weerge-
geven op het multimedia-display als
Advanced Park in werking is
Het multimediasysteem of Advanced Park
wordt beïnvloed door radiogolven of er is
mogelijk een storing in het systeem aanwe-
zig. Als er een radioantenne is geplaatst in de
buurt van een camera, verplaats deze dan
naar een locatie zo ver mogelijk van de
camera. Laat de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van een
camera en het scherm nog niet normaal
werkt nadat het contact UIT is gezet en het
brandstofcelsysteem ve rvolgens weer is
gestart.
MeldingConditie/corrige-
rende maatregel
“Steering wheel was
operated manually”
(stuurwiel werd hand-
matig bediend)
Er werd kracht uitge-
oefend op het stuur-
wiel terwijl het
parkeren werd bege-
leid
→ Breng de auto tot
stilstand en selec-
teer de toets “Start”
terwijl u uw handen
op het stuurwiel laat
rusten zonder druk
uit te oefenen om de
begeleiding weer te
starten.
“Accelerator pedal
was pressed” (gas-
pedaal werd inge-
trapt)
Het gaspedaal werd
ingetrapt terwijl het
parkeren werd bege-
leid
→ Laat het gaspedaal
los en druk vervol-
gens op de toets
“Start” om de bege-
leiding weer te star-
ten.
“Shift position was
changed manually”
(stand selectiehen-
del werd handmatig
gewijzigd)
Er werd een scha-
kelstand geselec-
teerd terwijl het
parkeren werd bege-
leid
→ Selecteer de toets
“Start” om de bege-
leiding weer te star-
ten.
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
“No available par-
king space to regis-
ter” (geen parkeervak
beschikbaar voor
registratie)
werd geselec-
teerd bij een parkeer-
vak dat niet kan
worden gesignaleerd
→ Bedien Advanced
Park bij een parkeer-
vak waar het weg-
dek kan worden
herkend
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 314 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
317
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden gebruikt,
wijken de kleuren in de weergegeven afbeel-
dingen mogelijk af van de werkelijke kleuren.
■Detectiebereik van de sensoren
●Detectiebereik van de sensoren bij gebruik
van de functie haaks inparkeren
Locatie beoogd parkeervak
●Detectiebereik van de sensoren bij gebruik
van de functie fileparkeren en wegrijden
Locatie beoogd parkeervak
●Als er een auto geparkeerd staat achter
het beoogde parkeervak en de afstand tus-
sen deze auto en uw auto te groot wordt,
kan deze auto mogelijk niet meer worden
gesignaleerd. Afhankelijk van de vorm en
de staat van een geparkeerde auto, wordt
het detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden gesignaleerd.
●Andere objecten dan geparkeerde auto's,
zoals een pilaar of muur, worden mogelijk
niet gesignaleerd. En als ze wel worden
gesignaleerd, wordt het beoogde parkeer-
vak mogelijk ni et goed ingesteld.
A
A
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat Advanced Park
goed werkt
→ Blz. 263
Raadpleeg daarnaast “Panoramic view
monitor” of “Peripheral Monitoring-sys-
teem” in de handleiding van het navigatie-
en multimediasysteem.
■Als de sensoren niet goed werken
●In de volgende situaties werken de sen-
soren mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval. Rijd voorzichtig
verder.
• Wanneer een sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het pro-
bleem oplossen.) Vooral bij lage buiten-
temperaturen kan het gebeuren dat er
ten gevolge van een bevroren sensor
een abnormaal beeld te zien is op het
display of dat geparkeerde auto's niet
worden gesignaleerd.
• Als de auto schuin staat onder een steile hoek
• Als het extreem warm of koud is
• Bij rijden op hobbelige wegen, hellin- gen, grindwegen of gras
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 317 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
319
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Druk op de cameratoets terwijl
Advanced Park uitgeschakeld is.
2 Selecteer op het multimedia-
display en selecteer vervolgens
“Advanced Park”.
3 Als “Clear Registered Parking
Space” (wis geregistreerd parkeer-
vak) wordt geselecteerd, worden de
in de geheugenfunctie geregis-
treerde parkeervakken gewist.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 319 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
320
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Multi-informatiedisplay
Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodus wijzigt als op de toets wordt
gedrukt.
1Normale modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2Sportmodus
Regelt de transmissie en het brandstofcel-
systeem voor een snelle en krachtige acce-
leratie. Deze modus is geschikt voor
wanneer wendbaarheid is gewenst, bijvoor-
beeld bij het rijden op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd
wordt, gaat de sportmodusindicator bran-
den.
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen
van de werking van de airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus wordt geselec-
teerd, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-modus worden het verwar-
men/koelen en de aanjagersnelheid van de
airconditioning geregeld om brandstof te
besparen. Doe het volgende om de presta-
ties van de airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-modus van de airconditi-
oning uit ( →Blz. 337)
●Wijzig de aanjagersnelheid ( →Blz. 336)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Rijmodusselectie-
schakelaar
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
A
B
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 320 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
321
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Druk op de schakelaar van de SNOW-
modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
SNOW-modus ingeschakeld en gaat het
controlelampje SNOW-modus op het multi-
informatiedisplay branden. Als de schake-
laar nogmaals wordt ingedrukt, gaat het con-
trolelampje SNOW-modus uit.
Type A
Type B
■Automatisch uitschakelen van de
SNOW-modus
De SNOW-modus wordt automatisch uitge-
schakeld als na het rijden in deze stand het
contact UIT wordt gezet.SNOW-modus
De SNOW-modus kan worden
geselecteerd om de auto af te
stemmen op de omstandigheden
bij rijden op een glad wegdek, bij-
voorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Werking systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 321 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
323
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter (indien aan-
wezig)
De radarsensoren opzij achter signale-
ren auto's achter u in dezelfde rijstrook.
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een aanrijding van achteren
groot is, gaan de alarmknipperlichten
snel knipperen om de bestuurder van
de auto achter u te waarschuwen.
Tegelijkertijd wordt er een melding
weergegeven op het multi-informatie-
display om de bestuurder te informeren
over de achteropkomende auto.
■Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de remlichten automa-
tisch knipperen om het achteropko-
mende verkeer te waarschuwen.
■Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding sig-
naleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten auto-
matisch geregeld om de rijsnelheid te
verlagen en te helpen de kans op ver-
dere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
■Als het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is
Het controlelampje Traction Control knippert
wanneer het TRC/VSC/ABS-systeem in wer-
king is.
■Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in mod-
der of sneeuw, kan het TRC-systeem het
aandrijfvermogen van het brandstofcelsys-
teem naar de wielen beperken. Als u op
drukt om het systeem uit te schakelen, kunt u
de auto waarschijnlijk gemakkelijker los krij-
gen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door snel
in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (tractiecon-
trole UIT) wordt op het multi-informatiedis-
play weergegeven.
Druk nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld)
A
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 323 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
324
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC en VSC
uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op om het systeem
weer in te schakelen.
*: Het PCS wordt ook uitgeschakeld (alleen Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en er wordt een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. ( →Blz. 230,
428)
■Wanneer de melding wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay dat
de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitges chakeld. Als de melding
niet verdwijnt neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vijf voorwaarden wordt
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
●De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het vooruit/achteruit
bergop wegrijden)
●De auto staat stil
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
●De parkeerrem is niet geactiveerd
●Het contact wordt AAN gezet
■Automatisch uitschakelen van Hill Start
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●De selectiehendel wordt in stand P of N
gezet
●Het gaspedaal wordt ingetrapt
●De parkeerrem wordt geactiveerd
●Er zijn maximaal 2 seconden verstreken
nadat het rempedaal is losgelaten.
●Het contact is UIT gezet
■Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt
worden door de ABS-, BA-, VSC-, TRC-
en Hill Start Assist Control-systemen
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van
het brandstofcelsysteem of bij het wegrij-
den een geluid in de ruimte van de brand-
stofcelmodule hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt ingetrapt.
Dit duidt niet op een storing in een van
deze systemen.
●De volgende verschijnselen kunnen zich
voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen v an deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene- den bewegen als het antiblokkeersysteem
geactiveerd is.
■Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk wer-
kingsgeluiden van de ECB te horen. Dit duidt
echter niet op een storing.
●Werkingsgeluiden vanuit de ruimte van de
brandstofcelmodule die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt bediend.
●Wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend, kan aan de voorzijde van de
auto een geluid hoorbaar zijn dat afkomstig
is van het remsysteem.
●Werkingsgeluiden vanuit de ruimte van de
brandstofcelmodule die zich voordoen
wanneer na het uitschakelen van het
brandstofcelsysteem een of twee minuten
zijn verstreken.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 324 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
326
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Situaties waarin de automatisch knippe-
rende alarmknipperlichten achter
mogelijk niet goed werken
●In de volgende situaties signaleert het sys-
teem een achteropkomend voertuig moge-
lijk niet goed:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt door mod-
der, sneeuw of ijs of wanneer er een stic-
ker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
• Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen in
de weg, enz.
• Als het achteropkomende voertuig uw auto niet recht van achteren nadert
• Als het achteropkomende voertuig van onder een hoek nadert
• Als een auto plotseling opduikt achter uw auto
• Als het achteropkomende voertuig wordt omgeven door andere voertuigen
• Wanneer een fietsendrager of een ander accessoire op de achterzijde van uw auto
is gemonteerd
●In de volgende situaties werkt het systeem
mogelijk, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door- dat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
• Als uw auto wordt omgeven door andere voertuigen
• Als uw auto stopt om af te slaan op een kruising, enz. en een voertuig uw auto
recht van achteren passeert
• Als uw auto stilstaat langs de kant van de weg, enz. en een voertuig vlak langs uw
auto rijdt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto dicht nadert voordat het u inhaalt
• Als een achteropkomend voertuig uw auto plotseling te dicht nadert
■Als “FHL Not Available” (FHL niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De functie automatisch knipperende alarm-
knipperlichten achter is onderbroken.
In dat geval zit er mogelijk ijs, sneeuw, mod-
der, enz. rond de sensor in de bumper.
( → Blz. 258) Na het verwijderen van het ijs,
de sneeuw, de modder, enz. van de achter-
bumper moet het systeem weer normaal
gaan werken. Ook werken de sensoren
mogelijk niet normaal bij extreem warm of
koud weer.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55
km/h
●Het rempedaal wordt op zo'n manier inge-
trapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het
om een noodstop gaat
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld
●Het rempedaal wordt losgelaten
●Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet om
een noodstop gaat
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 326 Friday, November 6, 2020 11:27 AM