Page 49 of 196

47
Ergonomie en comfort
312 V-aansluiting
Maximaal vermogen: 180 W.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische componenten van
de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Aansteker
► Houd deze enkele seconden ingedrukt voor automatische activering.
Binnenverlichting
Wanneer aanwezig in het voertuig zijn er een of
twee plafonniers boven de achter- en zijdeuren
geplaatst.
Ze kunnen als volgt worden geactiveerd:– Door de plafonniers te kantelen (naar links of rechts); – Door de achter- of zijdeuren te openen of te sluiten.
De lampen gaan automatisch na een paar
minuten uit als de deuren open blijven.
Leeslampjes
Deze bevinden zich boven elke rij zitplaatsen.
Binnenimperiaal
Deze opbergruimte bevindt zich in de laadruimte,
boven de cabine. De inhoud is afhankelijk van
de hoogte van de bestelwagen (uitvoering H2
of H3).
Berg om veiligheidsredenen geen zware
voorwerpen op in de opbergruimte boven
de cabine.
Laadschot
Het schot achter de voorstoelen beschermt de
bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende
lading.
Page 50 of 196

48
Ergonomie en comfort
Verticale laddervormige
afscheiding
Afhankelijk van het land van bestemming bevindt
zich achter de bestuurdersstoel een verticale
laddervormige afscheiding die de bestuurder
beschermt tegen schuivende lading.
Scheidingswand met
schuifraam
Afhankelijk van het land van bestemming wordt
de cabine van de laadruimte geïsoleerd door een
scheidingswand met schuifraam.
U hebt wel de mogelijkheid om het schuifraam in
de scheidingswand te openen of te sluiten met
behulp van de knop.
Zaklamp
Als het voertuig is uitgerust met een
magnetische zaklamp, dan bevindt deze zich bij
de achterste binnenverlichting.
De verlichting is in het midden van de basis van
de zaklamp geplaatst.
Verwijder de zaklamp uit de basis door op de
knop te drukken en de zaklamp 90 graden
omlaag te draaien.
Schuif de schakelaar omhoog om de zaklamp in
te schakelen.
Verwijder de beschermkap op de zaklamp om de
4 batterijen (type Ni-MH) te vervangen.
Doe de zaklamp weer terug door deze in de
inkepingen op de basis te steken en omhoog te
draaien.
Als het voertuig stilstaat en de sleutel in het contactslot zit of is verwijderd, dan
stopt het laden en het branden van de
zaklamp na ongeveer 15 minuten.
Onder het rijden laden de batterijen van de
zaklamp automatisch op.
Schuiframen aan de zijkant
Afhankelijk van de uitvoering heeft het voertuig
zijramen die kunnen worden geopend.
► Knijp beide bedieningen in en schuif het raam opzij.
Onder het rijden moet het raam zijn
gesloten of in de middelste stand
vergrendeld.
Vervoer geen lange voorwerpen die uit het
raam steken.
Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee
de componenten in de motorruimte worden
beschermd tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer
lage temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht
Page 51 of 196
49
Ergonomie en comfort
3Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee
de componenten in de motorruimte worden
beschermd tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer
lage temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht waarmee het bovenste gedeelte van de
motorruimte wordt geïsoleerd en beschermd
tegen kou en sneeuw.
Ze zijn tegen de koplampen aan op de traverse
aan de bovenzijde van de radiateur bevestigd.
Schuif ze in de richting van de buitenzijde van de
auto om ze te verwijderen.
Inschuifbare treeplank
Het voertuig kan zijn uitgerust met een treeplank
die wordt uitgeschoven wanneer de schuifdeur
aan de zijkant wordt geopend. Zo kunnen
de passagiers achterin gemakkelijker in- en
uitstappen.
Page 52 of 196

50
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde van
de koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
De stand van de
hoofdverlichting selecteren
► Draai de lichtschakelaar om de witte markering tegenover het gewenste symbool te
zetten.
Lichten uit (contact uit) / dagrijverlichting
(draaiende motor)
Dimlicht / groot licht
Automatische verlichting van dimlicht /
groot licht
Dimlicht/groot licht
► Trek de lichtschakelaar naar u toe om te wisselen tussen de dimlichten en het groot licht.
Als u met het groot licht wilt flitsen, trek de
hendel naar u toe, ongeacht de positie van de
ring.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of omhoog, voorbij het zware punt.
Functie "snelweg"
► Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder hem door de weerstand te
drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers
zullen vijf keer knipperen.
Mistlampen
Als uw voertuig is uitgerust met mistlampen, dan
werken ze in combinatie met de dimlichten of het
groot licht.
Mistlampen vóór
Mistlampen achter
► Druk op een van deze knoppen om de betreffende lampen in te schakelen.
Gebruik de mistlampen uitsluitend bij
mist of sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag
als 's nachts, verblinden de mistlampen
andere weggebruikers en mogen ze niet
worden gebruikt.
Vergeet niet om de mistlampen uit te
schakelen zodra ze niet meer nodig zijn.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld,
gaat de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Automatische verlichting
De automatische verlichting (volgens uitvoering)
zorgt er bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving voor dat automatisch het dimlicht
wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de
voorruit niet af.
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto.
Activering
► Draai de ring in deze stand.
De lampen gaan automatisch uit als het contact
wordt afgezet.
Page 53 of 196

51
Verlichting en zicht
4Automatische verlichting
De automatische verlichting (volgens uitvoering)
zorgt er bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving voor dat automatisch het dimlicht
wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de
voorruit niet af.
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto.
Activering
► Draai de ring in deze stand.
De lampen gaan automatisch uit als het contact
wordt afgezet.
Follow me
home-verlichting
De functie "follow me home" (volgens uitvoering)
zorgt ervoor dat, als u de auto verlaat, de
dimlichten nog gedurende de ingestelde
tijd blijven branden (bijvoorbeeld op een
parkeerterrein).
Met het contact afgezet of
de sleutel in de stand STOP
► Binnen 2 minuten na het afzetten van de motor moet u de contactsleutel in de stand
STOP zetten of de sleutel uit het contact
verwijderen.
► Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel.Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Telkens als u de lichtschakelaar naar het
stuurwiel toe trekt, wordt de duur van de follow-
me-home verlichting met 30 seconden verlengd.
De maximale duur bedraagt ongeveer 3 minuten.
Zodra de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden naar
het stuurwiel toe getrokken om de functie uit te
schakelen.
Autom. dimmen grootlicht
Dit systeem schakelt automatisch over op
grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van
de omgeving en de aanwezigheid van overig
verkeer op de weg die worden geregistreerd
door een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Activering
► Zet de ring van de lichtschakelaar in deze stand► Stel de functie in door op de toets MODE te drukken: selecteer "AAN" in het
menu "Automatisch groot licht".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig.
► Geef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij het weerstandspunt te bewegen) om de
functie te activeren.
Page 54 of 196

52
Verlichting en zicht
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem
als volgt:
Als het buiten licht genoeg is en/of de
verkeerssituatie het gebruik van het groot licht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven branden: dit controlelampje gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als het buiten vrij donker is en afhankelijk van de
verkeerssituatie:
– Het groot licht gaan au tomatisch branden: deze controlelampjes
gaan op het instrumentenpaneel branden.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
tijdelijk uit te schakelen. De verlichting schakelt
over op de stand "automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan ongeveer 15 km/u
wordt deze functie automatisch uitgeschakeld.
Als u nog steeds het groot licht wilt gebruiken,
flits dan nog een keer met de koplampen; het
groot licht blijft branden totdat het voertuig met
een snelheid van ongeveer 40 km/u gaat rijden.
Bij snelheden hoger dan 40 km/u wordt deze
functie automatisch weer ingeschakeld (mits u
niet weer met de koplampen hebt geflitst om het
groot licht uit te schakelen).
Uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "dimlicht ".
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
– bij slecht zicht (sneeuwval, zware regenval of dichte mist, enz.),– als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
– als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem detecteert geen:– weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,– voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd, bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg,
– voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Parkeerlichten
Met dit systeem kunt u de lichten laten branden
terwijl het voertuig staat geparkeerd; met het
contact uit en de sleutel in de STOP-stand of
verwijderd.
► Zet de ring van de lichtschakelaar in stand O en daarna in de stand voor dimlicht of groot licht.Dit controlelampje gaat branden op het
dashboard.
De lichten blijven branden zo lang het voertuig
staat geparkeerd.
Wanneer de lichten langere tijd blijven
branden, loopt de accu sneller leeg.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van de
belading van uw voertuig om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Deze functie is toegankelijk in de standen voor
dimlicht en groot licht.
Wanneer u weer op de knoppen drukt, kunt u de koplampen
afstellen.
Een controlelampje op het display geeft de
geselecteerde instelling aan (0, 1, 2, 3).
Ruitenwisserschakelaar
Ruitenwissers vóór
De wisserfunctie is alleen actief wanneer de
contactsleutel in de stand ON staat.
Page 55 of 196

53
Verlichting en zicht
4Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van de
belading van uw voertuig om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Deze functie is toegankelijk in de standen voor
dimlicht en groot licht.
Wanneer u weer op de knoppen
drukt, kunt u de koplampen
afstellen.
Een controlelampje op het display geeft de
geselecteerde instelling aan (0, 1, 2, 3).
Ruitenwisserschakelaar
Ruitenwissers vóór
De wisserfunctie is alleen actief wanneer de
contactsleutel in de stand ON staat.
De knop heeft 5 standen:– Ruitenwissers uit.– Intervalstand: 1 inkeping omlaag. In deze stand kunt 4 standen selecteren door de ring te
draaien: zeer langzaam, langzaam, normaal en
snel.
– Continu en langzaam wissen: 2 inkepingen omlaag. – Continu en snel wissen: 3 inkepingen omlaag.– Een keer wissen: trek de hendel naar het stuurwiel.
Automatische ruitenwissers
vóór
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact uitgezet
is geweest, moet de functie opnieuw worden
geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk
de gevoeligheid van de regensensor te verhogen
door aan de ring te draaien.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, niet
af.
Zet het contact uit als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers
vrij kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper
staan om eventuele opeengehoopte sneeuw
aan de onderzijde van de voorruit en op de
ruitenwissers te verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf
vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van een
ruitenwisserblad.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór
zijn ingeschakeld in de stand hoge snelheid,
de STOP-stand niet beschikbaar is.
Page 56 of 196

54
Verlichting en zicht
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe; de ruitensproeiers sproeien en de ruitenwissers
worden kort ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering is de sproeier van
de koplamp gekoppeld aan de ruitensproeiers;
deze wordt geactiveerd als de dimlichten zijn
ingeschakeld.
Het niveau van de sproeiervloeistof moet
regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van
niveaus, vooral het niveau van de ruiten-/
koplampsproeiers.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voor een gemakkelijke toegang tot de
ruitenwissers en de ruitensproeierkoppen kunt
u in de uitsparingen van de voorbumper gaan
staan.
Controleer of de ruitensproeierkoppen
niet verstopt zitten.
Een wisserblad voor de
voorruit verwisselen
► Zet de arm omhoog.► Haal het wisserblad los door op de knop te drukken en het te verwijderen door het naar
buiten te trekken.
► Plaats het nieuwe wisserblad en zorg dat het goed vastzit.► Zet de arm weer omlaag.