Page 97 of 196

95
Rijden
6Storing
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een melding op het
display.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer het voertuig is voorzien van een
camera, dan bevindt deze zich aan de
achterkant bij het derde remlicht.
De camera stuurt beeld naar het scherm in de
cabine.
Deze camera kan worden geactiveerd via
het instellingenmenu van het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Het achteruitrijcamerasysteem is een
hulpsysteem bij het rijden. De achteruitrijcamera
kan aan de parkeerhulp achter zijn gekoppeld.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld
zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
en blijft actief tot een snelheid van ongeveer 15
km/h. Bij een snelheid hoger dan 18 km/h wordt
de camera uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto
stilstaat en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt ingeschakeld,
wordt het laatste beeld nog ongeveer 5
seconden weergegeven en gaat het scherm
vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
Onder optimale omstandigheden van de
auto (stand op het wegdek, belading) is
het bereik van de camera ongeveer 3 meter
in diepte en 5,5 meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de (weers)
omstandigheden buiten de auto (lichtsterkte,
regen, sneeuw, mist, ...), de belading van de
auto en de stand van de auto ten opzichte
van het wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te
reinigen geen schoonmaakmiddelen die
krassen op het glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken
van een zachte doek of stoffer.
Page 98 of 196

Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank
en de motoruitvoering bevat de tank nog
ongeveer 10 of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.►Open de brandstofvulklep.►Houd de zwarte vulklep met een hand.►Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
PEUGEO
T
AL
P
ARTNERS IN PERF
Al meer dan 20 jaar heeft het PEUGEOT TOTAL-partnerschap nieuwe
prestatienormen gesteld bij het bereiken van successen onder de zwaarste
omst
andigheden, met overwinningen in de 24 uur van Le Mans, het
W
ereldkampioenschap Rally en de Dakar-rally. Voor deze uitzonderlijke
prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een
hoogwaardig s
meermiddel dat de motor onder de meest extreme omstandigheden
beschermt.
T TAL QUA be
sch t uw moto teg de tand
d
es tijds
T
OTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze motorolie die speciaal voor auto's van het
merk Peugeot is ontwikkeld draagt in grote mate bij tot het terugdringen van
de CO \
-emissies en zorgt voor een schone motor.
Page 99 of 196

97
Praktische informatie
7Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank
en de motoruitvoering bevat de tank nog
ongeveer 10 of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.►Open de brandstofvulklep.►Houd de zwarte vulklep met een hand.►Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
►Verwijder de zwarte vuldop en bevestigdeze aan de haak aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep geeft aan welke brandstof u
moet tanken.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer
afslaan, aangezien er anders storingen kunnen
optreden.
►Vergrendel de zwarte vuldop na het tankenen sluit de vulklep.
Tank met het Stop & Start-systeem nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat;
zet dan altijd het contact af met de sleutel.
Brandstofsysteem
onderbroken
Bij een botsing zorgt een voorziening ervoor
dat de brandstoftoevoer naar de motor en de
voeding van het voertuig automatisch worden
onderbroken.
De alarmknipperlichten en de interieurverlichting
gaan branden, en de portieren worden
ontgrendeld.
Als de toevoer en voeding na de botsing weer moeten worden hersteld, moet u
eerst op brandstoflekkage en vonken
controleren om ervoor te zorgen dat er geen
brand ontstaat.
►Herstel de brandstoftoevoer door op deeerste knop rechtsvoor te drukken.
Page 100 of 196

98
Praktische informatie
► Druk vervolgens op de tweede knop in het accucompartiment onder de vloer (minibus) om
de voeding te herstellen.
Bij andere uitvoeringen is de tweede
knop vervangen door een zekering ;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15 °C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de tractie en
het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden Maximale afmeting
van de schakels
205/70 R15 16 mm
215/70 R15 12 mm
225/70 R15 16 mm
215/75 R16 12 mm
225/75 R16 16 mm
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rij even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Page 101 of 196

99
Praktische informatie
7Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rij even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Trekken van een aanhanger
De maximale aanhangergewichten staan
vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en
op het constructeursplaatje.
Voor meer informatie over de
Technische specificaties van uw auto
en met name de gewichten en versleepbare
lasten, zie de desbetreffende paragraaf.
Aan de hand daarvan kunt u bepalen of uw auto
geschikt is voor het trekken van een aanhanger,
caravan of boot, enz.
Deze waarden worden ook vermeld in de
commerciële documentatie.
Wij raden u aan gebruik te maken van
een speciaal door PEUGEOT geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading
en deze door het PEUGEOT-netwerk te laten
monteren.
Deze originele trekhaken zijn compatibel met
de werking van de parkeerhulp achter en de
achteruitrijcamera (indien aanwezig).
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze originele trekhaakkogel kan eenvoudig en
snel worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor
hebt u geen gereedschap nodig.
1. Bevestigingssteun
2. Aansluiting
3. Veiligheidsoog
Page 102 of 196

100
Praktische informatie
4.Afneembare kogel
5. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
6. Slot met verwijderbaar kapje
7. Label voor sleutelnummer
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de technische
gegevens van het voertuig, met name voor
gewichten en maximaal sleepbare massa's.
A. Vergrendelde stand; de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand; de draaiknop maakt
geen contact met de kogel (speling van
ongeveer 5 mm).
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Vóór het gebruik
Controleer of de trekhaakkogel goed is
vergrendeld. Doe dit door de volgende
punten te controleren:
– het groene merkteken van de draaiknop valt samen met het groene merkteken van de
kogel;
– de draaiknop maakt contact met de kogel;– het slot is vergrendeld en de sleutel is verwijderd; de draaiknop kan niet meer
worden bediend;
– de kogel mag absoluut niet in de bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en
trek eraan om dit te controleren.
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl een
aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
gewicht van de auto en van de aanhanger en
het maximaal toelaatbare treingewicht.
Na het gebruik
Als gereden wordt zonder aanhanger of
bagageplateau, moet de trekhaakkogel
zijn verwijderd en moet de afdekplaat zijn
aangebracht. Dit is met name van belang als de kogel het zicht op de kentekenplaat of de
verlichting van de auto belemmert.
De kogel monteren
► Verwijder de beschermdop onder de achterbumper uit de bevestigingssteun.► Steek het uiteinde van de trekhaakkogel 4
in de bevestigingssteun 1 en beweeg het naar
boven; de kogel wordt automatisch vergrendeld.
De draaiknop ( 5) maakt een kwart slag linksom;
houd uw handen uit de buurt van de knop.
► Controleer of het mechanisme goed is vergrendeld (stand A).► Vergrendel het slot (6) met de sleutel.► Verwijder altijd de sleutel. De sleutel kan niet worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.► Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.► Maak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.► Maak de kabel van de aanhanger vast aan het veiligheidsoog ( 3) van de steun.► Sluit de stekker van de aanhanger aan op de trekhaakaansluiting ( 2) op de steun.
De kogel verwijderen
► Koppel de stekker van de aanhanger los van de trekhaakaansluiting ( 2) op de steun.► Maak de kabel van de aanhanger los van het veiligheidsoog ( 3) van de steun.
Page 103 of 196

101
Praktische informatie
7► Controleer of het mechanisme goed is vergrendeld (stand A).► Vergrendel het slot (6) met de sleutel.► Verwijder altijd de sleutel. De sleutel kan niet worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.► Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.► Maak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.► Maak de kabel van de aanhanger vast aan het veiligheidsoog ( 3) van de steun.► Sluit de stekker van de aanhanger aan op de trekhaakaansluiting ( 2) op de steun.
De kogel verwijderen
► Koppel de stekker van de aanhanger los van de trekhaakaansluiting ( 2) op de steun.► Maak de kabel van de aanhanger los van het veiligheidsoog (3) van de steun.
► Maak de aanhanger los van de trekhaakkogel.► Monteer de beschermkap op de trekhaakkogel.► Verwijder het kapje van het slot en zet het kapje vast op de kop van de sleutel.► Steek de sleutel in het slot (6).► Ontgrendel het slot met de sleutel.► Houd de trekhaakkogel (4) stevig met één
hand vast; trek aan de draaiknop ( 5) en draai
hem zo ver mogelijk rechtsom; laat de draaiknop
niet los.
► Verwijder de kogel via de onderzijde van de bevestigingssteun 1.► Laat de draaiknop los; deze wordt automatisch geblokkeerd in de ontgrendelde
stand (stand B).
► Monteer de beschermkap op de bevestigingssteun .► Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes, zodat de kogel geen beschadigingen kan
oplopen en niet vuil kan worden.
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat de auto met een hogedrukreiniger wordt
schoongemaakt moet de kogel zijn verwijderd en
moet de beschermdop zijn aangebracht.
Breng het bijgevoegde label op een goed
zichtbare plaats aan, in de buurt van de
steun of in de bagageruimte.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het trekhaaksysteem.
Op het dak gemonteerde
draagsystemen
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade
aan het dak te voorkomen het is essentieel om
een draagsysteem (dakdragers of imperiaal) te
gebruiken dat is goedgekeurd voor uw voertuig.
Dakdragers kunnen alleen worden gemonteerd
op voertuigen in hoogte-uitvoering H1
of H2 van bestelwagens, combi's en
minibussen. Controleer bij minibussen of er
een airconditioningseenheid op het dak is
gemonteerd.
De draagvoorziening moet worden bevestigd
aan de verankeringspunten op het dak van het
Page 104 of 196

102
Praktische informatie
voertuig: 6, 8 of 10, afhankelijk van de wielbasis
van het voertuig.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden in de handleiding die bij de
draagvoorziening is meegeleverd.
De maximale belasting van het dak,
gelijkmatig verdeeld: 150 kg, voor alle
uitvoeringen, binnen de limieten van het
maximaal toelaatbaar voertuiggewicht (GVW).
Bij voertuigen in hoogte-uitvoering H3
mogen geen dakdraagsystemen worden
gebruikt.
Houd u strikt aan de geldende wettelijke
bepalingen met betrekking tot de maximale
inhoud.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de technische
gegevens van het voertuig, met name voor
de afmetingen.
Onder de motorkap
Openen
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het
automatisch inschakelen van de START-stand
te voorkomen.
Binnenzijde
De handeling mag alleen worden uitgevoerd
terwijl het voertuig stilstaat en het
bestuurdersportier open is.
► Trek de knop aan de zijkant van het dashboard naar u toe.
Buitenzijde
► Duw de hendel boven de grille omhoog en til de motorkap omhoog.
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Als de motor heet is, moet u voorzichtig zijn
met het bedienen van de hendel en steun
(kans op brandwonden).
► Haal de steun los en draai de steun om deze in de eerste inkeping te steken, en daarna in de
tweede inkeping.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...) te
beperken.
De motorkap sluiten
► Plaats de steun weer in de houder voordat u de motorkap sluit. ► Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap is vergrendeld.