3
Inhoudsopgave
7Praktische informatie
Brandstof 97
Compatibiliteit van brandstoffen 98
Sneeuwkettingen 98
Trekken van een aanhanger 99
Trekhaak met afneembare kogel 99
Op het dak gemonteerd draagsysteem 101
Onder de motorkap 102
Dieselmotoren 103
Niveaus controleren
103
Controles 106
AdBlue® (BlueHDi-motoren) 109
8In geval van pech
Bandenreparatieset 11 2
Reservewiel 11 3
Een lamp vervangen 11 9
Een zekering vervangen 124
12V-accu 128
Slepen 131
9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten 133
Dieselmotoren 134
Gewicht 135
Afmetingen 138
Identificatie 142
Teksten op de stickers 142
10Specifieke kenmerken
Volledige bus met dubbele cabine 145
Cabine met chassis / cabine met dieplader 145
Dubbele cabine 150
Laadklep 154
11Audiosysteem
De eerste stappen 160
Stuurkolomschakelaars 160
Radio
161
Media 162
Telefoon 163
Configuratie 164
Gesproken commando's 164
12 Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
De eerste stappen
168
Stuurkolomschakelaars 169
Menu's 169
Radio 170
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
171
Media 171
Navigatie 174
Telefoon 176
Gegevens auto 178
Configuratie 179
Gesproken commando's 180
13ALPINE® X902D-systeem
De eerste stappen 184
Menu's 185
■
Trefwoordenregister
5
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid.
Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 30 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de
temperatuur in de auto kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;– bij de wisseling van de seizoenen;– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo
snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer of een
10
Instrumentenpaneel
– CO (koolmonoxide),– HC (koolwaterstoffen),– NOx (stikstofoxide); gedetecteerd door de lambdasondes achter de katalysatoren en– fijnstof.Voer snel (3) uit.
BandenspanningscontrolesysteemPermanent.
Een band met een te lage
bandenspanning of een lekke band.
Zie (1).
Verwissel het wiel of repareer de band.
Permanent.
Een van de sensoren is defect.
Zie (3).
Lane Departure Warning SystemKnippert in combinatie met een
geluidssignaal.
Het systeem heeft waargenomen dat het
voertuig onbedoeld links of rechts over de streep
is gedaan.
Stuur de andere kant op om het voertuig weer op
de juiste baan te brengen.
Brandt permanent in combinatie met een
geluidssignaal.
Het Lane Departure Warning System is defect.
Reinig de voorruit.
Zie (3) als het probleem niet verdwijnt.
Elektronische startblokkeringPermanent.
De ingestoken contactsleutel wordt niet
herkend. De motor kan niet starten.
Gebruik een andere sleutel en zie (3) om de
defecte sleutel na te laten kijken.
Brandt ongeveer 10 seconden als het
contact wordt aangezet.
Het alarm is geactiveerd.
Zie (3) om de sloten te laten controleren.
Water in dieselbrandstoffilter(Diesel)Permanent.
Het brandstoffilter bevat water.
Voer meteen (2) uit - kans op schade aan het
injectiesysteem!
AdBlueBrandt en knippert daarna, in combinatie
met een melding op het display.
De actieradius neemt af.
U moet AdBlue snel bijvullen.
Laag brandstofniveauPermanent, met de naald in gebied E.
De reservehoeveelheid brandstof wordt
gebruikt.
Wacht niet met tanken.
Knippert.
Er is een storing in het systeem.
Zie (2).
Voorverwarming dieselbrandstofPermanent.
Vanwege klimaatomstandigheden is
voorverwarming van dieselbrandstof vereist.
Wacht met starten tot het verklikkerlampje
uitgaat.
Mistlampen achterPermanent.
De toets op het MODE-bedieningspaneel
is ingeschakeld.
De lampen werken alleen als het dimlicht is
ingeschakeld.
Bij normaal, goed zicht moet u ze uitschakelen.
Groene verklikkerlampjes
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Mistlampen vóórPermanent.
De toets op het MODE-bedieningspaneel
is ingeschakeld.
De lampen werken alleen als het dimlicht is
ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
Snelheidsregelaar
Permanent.
Snelheidsregelaar is geselecteerd.
Handmatig selecteren.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
De lampen branden.
13
Instrumentenpaneel
1Als de wijzer tussen C (Cold) en H (Hot) staat:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt of het
waarschuwingslampje gaat branden:
► stop onmiddellijk en zet het contact uit. De koelventilator blijft mogelijk nog korte tijd
draaien, dat kan tot 10 minuten duren.
► wacht totdat de motor is afgekoeld en controleer dan het niveau. Vul waar nodig bij.
Bij bijvullen
Wees voorzichtig, het koelcircuit staat onder
druk!
Voorkom brandwonden door de dop met een
doek twee slagen los te draaien om de druk te
ontlasten.
Wanneer de druk is gedaald, controleer het
niveau en verwijder de dop om bij te vullen.
Als de wijzer in het rode gebied blijft, neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het koelvloeistofniveau van de
motor regelmatig.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt
rijden voordat het opnieuw starten van de motor
automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor bij een te
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2.400 en 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 2.400
km is bereikt, gaat dit lampje knipperen
en wordt er tijdelijk een melding weergegeven
met de actieradius in mijl of kilometer voordat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
Telkens wanneer het contact wordt
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen
met een geluidssignaal gegeven.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk bij.
Actieradius minder dan 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 600 km
is bereikt, gaat dit lampje knipperen en
wordt er een melding weergegeven met de
actieradius in mijl of kilometer voordat het starten
van de motor wordt geblokkeerd.
De waarschuwing wordt herhaald met de nieuwe
actieradius in stappen van 50 km.
Telkens wanneer het contact wordt
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen
met een geluidssignaal gegeven.
U moet zo snel mogelijk bijvullen, anders is
het reservoir straks helemaal leeg. Dan kan de
motor niet meer worden gestart.
Storing in verband met een te laag
AdBlue
®-niveau
Actieradius bereikt van 0 km: het AdBlue®-
reservoir is leeg: het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor
opnieuw wordt gestart.
Als er geen AdBlue
® wordt bijgevuld in het
specifieke reservoir, kan de motor niet meer
worden gestart.
Om de motor te kunnen starten, moet het
reservoir met minimaal 4 liter AdBlue®
worden gevuld: neem contact op met het
14
Instrumentenpaneel
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over AdBlue®
(BlueHDi-motoren), in het bijzonder met
betrekking tot het bijvullen.
Als een storing in het SCR- emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Detectie
Het verklikkerlampje Zelfdiagnose motor
gaat branden.
Elke keer dat het contact wordt aangezet,
klinkt een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven om aan te geven dat er sprake is
van een storing in het emissieregelsysteem.
Als het een tijdelijke storing betreft, verdwijnt de
waarschuwing zodra de uitstoot van schadelijke
stoffen weer aan de normen voldoet.
Als echter 50 km (30 mijl) zijn afgelegd met permanent brandend
verklikkerlampje, wordt de storing bevestigd.
Als na deze bevestiging meer dan 400 km
(250 mijl) zijn afgelegd, wordt automatisch de
startblokkering van de motor geactiveerd.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bevestigde storing
Naast de hierboven vermelde waarschuwingen
wordt de toegestane actieradius in
kilometers (mijlen) weergegeven op het
instrumentenpaneel.
De waarschuwing wordt elke 30 seconden
herhaald, waarbij de actieradius wordt
bijgewerkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De kans bestaat dat de motor niet meer kan
worden gestart.
Starten geblokkeerd na 400 km (250 mijl))
Bij elke startpoging wordt de
waarschuwing geactiveerd en wordt de
melding "Starten geblokkeerd" weergegeven.
Om de motor weer te kunnen starten, is het
noodzakelijk dat u contact opneemt met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Configuratie van het
voertuig (MODE)
Dit bedieningspaneel biedt toegang tot menu's
waarmee bepaalde functies kunnen worden
aangepast.
De bijbehorende informatie wordt op het display
van het instrumentenpaneel weergegeven.
20
Instrumentenpaneel
Audio- en telematicasysteem op het
touchscreen
Met het bedieningspaneel voor het
audiosysteem op het midden van het dashboard
kunnen menu's worden geopend om bepaalde
uitrusting aan te passen.
De bijbehorende informatie wordt op het display
op het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits,
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands,
Pools, Portugees en Turks.
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's
alleen worden geopend als het contact is
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings"
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu
bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu
bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de
fabrieksinstellingen te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens
wissen) om al uw persoonlijke gegevens
met betrekking tot de Bluetooth-apparatuur
uit het audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de audio, telefoon,
radio en navigatie.
De instellingen in de submenu's 4, 5 en 6
zijn afhankelijk van de uitrusting in het
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het
volgende doen:
– "Languages" (T alen) selecteren en een van de hierboven genoemde talen kiezen,– "Unit of Measurement" (Maateenheid) selecteren en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km),
afstanden (mijl, km) en temperatuur (°F, °C)
instellen,
– "Trip B display" (Weergave traject B) selecteren om traject B van de boordcomputer in
of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
– "Parkview Camera" (Parkview-camera) en daarna de "Reversing camera"
(Achteruitrijcamera) selecteren om deze in of uit
te schakelen (On, Off),
– "Parkview camera" (Parkview-camera), daarna "Vertraging camera" (Camera delay) selecteren
om het display 10 seconden vast te houden of
tot 18 km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
– "Traffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om deze in of uit te schakelen (aan, uit),– "Passenger airbag" (Passagiersairbag) selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het
volgende doen:
– "Daytime running lamps" (Dagrijverlichting) selecteren om deze in of uit te schakelen (aan,
uit),
– "Auto. main beam headlamps" (Automatisch groot licht) om deze functie in of uit te schakelen
(aan, uit),
106
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het
milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor
langdurig stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt
van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren
om brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in
108
Praktische informatie
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop
van de ontluchtingsschroef ( 1).► Steek het andere uiteinde van de transparante slang in een bak.
► Draai de ontluchtingsschroef (2) los.► Zet het contact aan.► Wacht totdat de spoelpomp stopt.► Schakel het contact uit.► Draai de ontluchtingsschroef (2) vast.► Verwijder de transparante slang en laat deze en de bak leeglopen.► Start de motor.► Controleer of er geen lekkage is.
In de HDi-motoren is veel hoogwaardige
technologie toegepast. Voor alle
werkzaamheden zijn speciale kwalificaties
nodig, die een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.AdBlue®
(BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties veranderen of het
brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.