Infotainmentsysteem193Let op
Deze opties zijn ook tijdens de route‐
begeleiding toegankelijk als u het
gedeelte 'Ritinformatie' van het
displayscherm aanraakt (bijv.
verwachte aankomsttijd en totale
resterende afstand).
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Displayweergave" in het hoofdstuk "Gebruik" 3 173.Navigatie simuleren
Met deze functie krijgt u snel een
beeld van de voorgestelde route.
U hebt de volgende opties:r:Routesimulatie starten
of pauzerenf:Naar vorige
manoeuvree:Naar volgende
manoeuvre1x / 4x / 8x:Snelheid van de route‐ simulatie verhogenr / q:Terug naar vorige
schermNAVI 80 IntelliLink
Om de route te bekijken voordat de
begeleiding begint, raakt u < aan (om
een pop-upmenu te openen), en
selecteert u Details route nadat een
bestemming is ingevoerd.
U hebt de volgende opties: ● Aanwijzingen weergeven :
Toont de routeplanning.
De volgende gegevens verschij‐
nen:
● pijlen die richtingsverande‐ ringen aangeven
● wegtypes
● straatnamen
● afstand tot een wegsplitsing (km/mijl)
● Routekaart weergeven :
Een kaart van de route bekijken.
● Routedemo weergeven :
Een demonstratie van de route bekijken.
● Route-overzicht :
Terug naar het vorige scherm.
De gegevens van de reistijd, de
afstand en het rittype wordenweergegeven. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink)
"IQ routes™" in het hoofdstuk
"Invoer van de bestemming"
3 185.
● Bestemming weergeven :
Bekijk richtingswijzigingen als
afbeeldingen.
● Verkeer op route weergeven :
Er verschijnt een overzicht van
alle verkeersincidenten die van
invloed zijn op de huidige reis,
inclusief een gedetailleerde
weergave van de afzonderlijke
incidenten.
Indien u op de LIVE-services
bent geabonneerd, biedt het
tabblad "Live" een gedetailleer‐
der overzicht van de reis (bijv.
met vertragingen, vaste en
mobiele snelheidscontroles).
Ga voor meer informatie naar
(NAVI 80 IntelliLink) "LIVE-servi‐
ces" in het hoofdstuk "Gebruik"
3 173.
194InfotainmentsysteemRoute bewerken
NAVI 50 IntelliLink
Met deze functie kunt u de geplande route naar de ingevoerde bestem‐
ming bekijken en wijzigen.
U kunt hier op ieder gewenst moment heen gaan door 7 aan te raken,
gevolgd door yNAVI / ýNav en dan
Route . Selecteer Route.
De volgende informatie verschijnt: ● pijlen die richtingsveranderingen aangeven
● wegnummer
● afstand tot een richtingsverande‐
ring
Raak Opties aan om de routegege‐
vens te wijzigen en te sorteren.
U hebt de volgende opties: ● Overzicht
De afzonderlijke waypoints en de
bestemming worden getoond,
inclusief de waypointafstand, de resterende tijd tot het volgendewaypoint en de aankomsttijd.● Normaal
De afzonderlijke manoeuvres worden getoond, inclusief straat- of plaatsnamen, afstand en
nummers van wegvakken.
Bij deze optie worden ook gege‐
vens van wegwijzers, toegangs-
en richtingsbeperkingen, waar‐
schuwingen en systeemvoorkeu‐ ren weergegeven.
● Wegenlijst
De belangrijkste wegvakken van
de route worden met straatna‐
men/wegnummers aangegeven.
Bij deze optie worden ook de
lengtes van de afzonderlijke
wegvakken, de resterende tijd tot
het volgende wegvak, de
aankomsttijd en de gemiddelde
rijrichting weergegeven.
Daarnaast kunt u deze route/reis-
opties wijzigen door op het display het
tabblad "Richting en afstand tot
volgende richtingsverandering" aan
te raken tijdens de routebegeleiding.
Selecteer Opties aan om de routege‐
gevens te wijzigen en te sorteren.Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Displayweergave", "Kaartscherm" in
het hoofdstuk Gebruik 3 173.Route bewerken
U kunt de route bewerken door de lijst met waypoints te wijzigen. Raak hier‐voor 7 aan, gevolgd door yNAVI /
ý Nav , Route en dan op Route
bewerken op het displayscherm.
U hebt de volgende opties:Bovenste <:Waypoint toevoegenOnderste <:Nieuwe bestemming
toevoegenë:Bestemming verwijde‐
reny:Het vertrekadres van
de route wijzigen
(afhankelijk van de
versie)
Om de volgorde van de waypoints in
de lijst te wijzigen, raakt u Opties en
Volgorde aanpassen aan, waarna u
de waypoints naar boven of beneden
verplaatst.
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Invoer van de bestemming" voor de
verschillende methoden om een
bestemming in te voeren 3 185.
Infotainmentsysteem195Wegen vermijden
U kunt de route bewerken door
bepaalde gedeelten te vermijden.
Raak hiervoor 7 aan, gevolgd door
y NAVI / ýNav , Route en dan Wegen
vermijden .
Selecteer het te vermijden wegvak uit
de lijst op het displayscherm. Het te
vermijden wegvak wordt rood gemar‐ keerd.
Raak OK aan om de nieuwe route te
bevestigen.Alternatieve routes
Raak om de routeplanningsmethode
te wijzigen 7 aan, gevolgd door
y NAVI / ýNav , Route en dan
Alternatieve routes .
De volgende opties zijn beschikbaar, elk met de afstand en de geschatte
tijd:
● snelste route
● kortste route
● zuinigste route
Selecteer een van de opties en
bevestig de nieuwe route door r aan
te raken.Raadpleeg voor meer informatie
(NAVI 50 IntelliLink) "Navigatiesys‐
teem instellen" in het hoofdstuk
"Gebruik" 3 173.
NAVI 80 IntelliLink
U kunt ritten vooraf plannen door
zowel het beginpunt als de bestem‐
ming te selecteren.
Raak op de startpagina MENU
daarna Navigatie aan, gevolgd door
Routes .
Selecteer het vertrekpunt op dezelfde wijze als de invoer van een bestem‐
ming. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Invoer van de
bestemming" 3 185. Selecteer
vervolgens een bestemming, kies het routetype en bevestig uw keuze.
Het systeem plant de route, waarna u
de gegevens kunt bekijken.Route wijzigen
Om de route tijdens actieve routebe‐
geleiding te wijzigen, raakt u op de
startpagina MENU aan, gevolgd door
Navigatie en Route wijzigen .U hebt de volgende opties:
● Alternatieve route berekenen
● Route annuleren
● Reis via
● Wegversperring vermijden
● Deel van de route vermijden
● Vertragingen beperkenAlternatieve route berekenen
Selecteer deze optie om een alterna‐
tieve route naar de bestemming te
berekenen.Route annuleren
Selecteer deze optie om de huidige
routebegeleiding te stoppen.
Start de begeleiding opnieuw door Rij
naar.., aan te raken, gevolgd door
Recente bestemmingen en selecteer
de route opnieuw.Reis via (waypoints)
Selecteer deze optie om de bere‐
kende route naar uw bestemming te
wijzigen, zodat een bepaalde locatie wordt aangedaan (waypoint).
De locatie die moet worden opgeno‐
men, wordt op dezelfde ingevoerd als
de bestemming.
Infotainmentsysteem197Tik een willekeurig punt op de kaart
aan. De cursor geeft de huidige gese‐ lecteerde positie aan. Om de kaart te
verschuiven, sleept u de cursor in de
gewenste richting.
Als het kaartscherm wordt weergege‐
ven, raakt u < aan om een pop-
upmenu met de volgende opties te
openen:
● Gebruik deze locatie om...
● Zoeken
● Kaartgegevens wijzigen
● Toevoegen aan opgeslagen
locatiesGebruik deze locatie om...
Selecteer deze optie om een van de
volgende acties uit te voeren:
● de kaart op de locatie van de auto
centreren
● naar een punt op de kaart te navi‐
geren
● naar een punt op de kaart te zoeken
● een punt op de kaart toe te voegen aan de favorieten● een punt op de kaart toevoegenaan de NP-lijst
● de locatie van uw auto corrigerenZoeken
Selecteer deze optie om de kaart te
centreren op:
● het opgeslagen thuisadres
● een opgeslagen adres
● een adres
● een recente bestemming
● een lokale zoekactie
● een nuttige plaats
● huidige positie van auto
● een coördinaat (lengte-/breedte‐ graad)Kaartgegevens wijzigen
Selecteer deze optie om de volgende
kaartinstellingen in en uit te schake‐
len:
● verkeer
● namen
● nuttige plaatsen (NP)
● satellietbeeld als achtergrond van de kaart
● GPS-coördinatenToevoegen aan opgeslagen locaties
Selecteer deze optie om de huidige
positie als een opgeslagen bestem‐
ming toe te voegen aan de kaart.
Gebruik het toetsenbord om een
naam in te voeren of bevestig de
voorgestelde naam.
Ga voor bediening van het toet‐
senbord naar (NAVI 80 IntelliLink)
" Toetsenborden op het display
bedienen " in het hoofdstuk " Gebruik"
3 173.
Help! NAVI 50 IntelliLink
Als het kaartscherm wordt weergege‐ ven, raakt u Opties aan, gevolgd door
Waar ben ik? om nuttige informatie
over de huidige locatie te raadplegen of om naar nuttige plaatsen (NP) in de
buurt te zoeken.
Om te allen tijde naar het kaart‐
scherm gaan, raakt u 7 aan, gevolgd
door sKAART .
202InfotainmentsysteemDruk op 5 op de kolom om het hoofd‐
menu Stembediening te openen. Zeg
na de toon de naam van het menu dat
u wilt openen.
Als de stemherkenning is geacti‐
veerd, verschijnt het hoofdmenu
Stembediening en geeft de stemher‐
kenningsindicator in de rechter
bovenhoek de systeemstatus en opti‐ malisatieniveaus aan:Groen:optimale stemherkenningOranje:goede stemherkenningRood:middelmatige stemherken‐
ningMicrofoon é:Het systeem is
gereed voor een
gesproken opdrachtLuidspreker
l:Het systeem geeft op
dit moment gespro‐
ken aanwijzingenLaadpicto‐
gram:Bezig met laden van
gegevensBediening navigatie
NAVI 50 IntelliLink
Stemherkenning inschakelen
De stemherkenningsfunctie activeren
tijdens navigatie:
Druk op 5 op de knoppen op de
kolom; 5 verschijnt in rechterbene‐
denhoek van het display samen met
informatie over het audiosysteem.
Let op
Tijdens het gebruik van de stemher‐ kenningsfunctie wordt het afspelen
van de audiobron onderbroken.
Voor een leidraad voor het gebruik
van gesproken opdrachten kunt u (NAVI 50 IntelliLink) "Hulp" in het
hoofdstuk "Algemene informatie"
raadplegen 3 200.
NAVI 80 IntelliLink
Stemherkenning inschakelen
De stemherkenningsfunctie active‐
ren:
Druk op 5 op de kolom om het hoofd‐
menu Stembediening te openen.Geef na het geluidssignaal het
commando " Bestemming" om een
nieuw adres in te voeren. Geef het
commando " Adres" en geef vervol‐
gens alle gegevens van het nieuwe
adres (huisnummer, straatnaam,
plaats/stad).
Het door het systeem herkende adres
wordt weergegeven. Bevestig de
bestemming wanneer daar om wordt
gevraagd om de begeleiding te star‐
ten.
Daarnaast kunt u na het geluidssig‐
naal het commando " Recente
bestemmingen " geven om naar een
lijst met de meest recente bestem‐
mingen te gaan, waar u de gewenste bestemming kunt selecteren.
Let op
Voor de stemherkenning van het
navigatiesysteem moet u een
compatibele SD Card plaatsen.
Ga voor meer informatie naar
(NAVI 80 IntelliLink) "Invoer van de
bestemming" in het hoofdstuk "Navi‐
gatie" 3 185.
Infotainmentsysteem203Telefoonregeling
NAVI 50 IntelliLink Stemherkenning inschakelen
De stemherkenningsfunctie active‐
ren:
Druk op 5 op de knoppen op de kolom
om het menu Smartphone te openen;
u hoort een pieptoon en 5 verschijnt
op het display, wat activering
aangeeft.
Voor gebruik van stemherkenning
raakt u 5 op het display aan (of druk
op 5).
Let op
Tijdens de bediening van de stem‐
herkenningsfunctie zijn de functies
Radio en Media niet beschikbaar
voor gebruik.
Voor deactiveren raakt u 5 op het
display aan en houdt u deze ingedrukt (of druk op 5).
Voor een leidraad voor het gebruik
van gesproken opdrachten kunt u (NAVI 50 IntelliLink) "Hulp" in het
hoofdstuk "Algemene informatie"
raadplegen 3 200.NAVI 80 IntelliLink
Stemherkenning inschakelen
De stemherkenningsfunctie active‐
ren:
Druk op 5 op de kolom om het hoofd‐
menu Stembediening te openen.
Geef na het geluidssignaal het
commando " Telefoon" om naar het
telefoonmenu te gaan. Geef de naam
van de opgeslagen contactpersoon of een telefoonnummer. De gewenste
contactpersoon verschijnt op het
display indien deze in het systeem is
opgeslagen.
Geef het commando " Bel" om het
kiezen te starten.
Geef het commando " Verwijder" om
het kiezen te annuleren en het
opnieuw te proberen.
U kunt ook rechtstreeks een oproep
plaatsen vanuit het hoofdmenu
Stembediening : raak 5 aan en geef
de naam van een opgeslagen
contactpersoon of een telefoonnum‐
mer.Telefoon
Algemene aanwijzingen
Het handsfree-telefoonsysteem biedt
u de mogelijkheid om via de micro‐
foon en luidsprekers van de auto
mobiele telefoongesprekken te
voeren en met het infotainmentsys‐
teem de belangrijkste functies van de mobiele telefoon te bedienen.
Om het handsfree-telefoonsysteem
te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth
aangesloten zijn.
Niet alle functies van het handsfree-
telefoonsysteem worden door elke
mobiele telefoon ondersteund. Welke telefoonfuncties mogelijk zijn, hangt
af van de desbetreffende mobiele telefoon en van de netwerkprovider.
Raadpleeg de bedieningsinstructies
voor de mobiele telefoon of de
netwerkprovider.
Infotainmentsysteem205Bediening van displayscherm
Radio 15 USB ● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 IntelliLink
Om naar het scherm Telefoonmenu
te gaan selecteert u 7, gevolgd door
y Telefoon .
De volgende submenu's zijn beschik‐ baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Bellen
Raak = in de linkerbovenhoek aan
om tussen submenu's te wisselen.● In het display omhoog/omlaag bewegen: Tip R of S aan.
● Handelingen bevestigen: Selec‐ teer OK.
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu/startpagina):
Raak r/7 aan.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐
ning met touchscreen" 3 139.
NAVI 80 IntelliLink
Om vanuit de startpagina naar het
menu "Telefoon" te gaan, selecteert u MENU , gevolgd door gTelefoon .
De volgende submenu's zijn beschik‐
baar:
● Telefoonboek
● Gesprekkenlijsten
● Een nummer kiezen
● Voicemail
● Instellingen● In het display omhoog/omlaag
bewegen: Raak ↑ of ↓ aan.
● Handelingen annuleren (en/of terug naar vorige menu): Raak
r aan.
● Pop-upmenu openen (bijv. om contactpersonen toe te voegen
aan een favorietenlijst): Raak <
aan.
Let op
U hebt op elk moment toegang tot de
favorieten door op de startpagina op
f te drukken.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐ ning met touchscreen" 3 139.
Toetsenborden in het display
bedienen
Radio 15 USB
Binnen het numerieke toetsenbord op het displayscherm bewegen en
tekens erop invoeren: Draai aan en
druk op OK.
Ingevoerde gegevens kunnen
worden gecorrigeerd met het toets‐
enbordteken ←.
206InfotainmentsysteemDruk op / om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het
vorige scherm te gaan.
NAVI 50 IntelliLink,
NAVI 80 IntelliLink
Gebruik de aanraaktoetsen op het
displayscherm om tekens in te voeren en tussen tekens te bewegen met het
numerieke toetsenbord.
Ingevoerde gegevens kunnen
worden gecorrigeerd met het toets‐
enbordteken k.
Afhankelijk van de versie raakt u r
aan om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het
vorige scherm te gaan.
Ga voor meer informatie naar "Bedie‐ ning met touchscreen" 3 139.
Verbinding Een mobiele telefoon moet op het
handsfree-telefoonsysteem zijn
aangesloten om de functies ervan te
regelen via het Infotainmentsysteem.
Er kan geen telefoon op het systeem
zijn aangesloten tenzij deze eerst
gekoppeld is. Raadpleeg hetgedeelte Bluetooth-verbinding
( 3 208) voor het koppelen van een
mobiele telefoon aan het handsfree-
telefoonsysteem via Bluetooth.
Bij ingeschakeld contact zoekt het
handsfree-telefoonsysteem naar
gekoppelde telefoons in de omge‐
ving. Bluetooth moet geactiveerd zijn
op de mobiele telefoon; anders
herkent het handsfree-telefoonsys‐
teem de telefoon niet. Het zoeken
gaat door tot een gekoppelde tele‐
foon is gevonden. Een displaybericht
geeft aan dat de telefoon is aange‐
sloten.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de
batterij van de mobiele telefoon
sneller ontladen.
Automatische verbinding
Uw telefoon wordt wellicht alleen
automatisch verbonden terwijl het
systeem ingeschakeld is, als de auto‐ matische Bluetooth-verbindingsfunc‐tie op uw mobiele telefoon geacti‐
veerd is; raadpleeg de bedieningsin‐
structies van de mobiele telefoon.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem wordt, wanneer een gekop‐
pelde telefoon opnieuw wordt
verbonden of wanneer twee gekop‐
pelde telefoons zich binnen het
bereik van het handsfree-telefoon‐
systeem bevinden, ofwel de telefoon met voorrang (indien gedefinieerd)
ofwel de laatst verbonden telefoon
automatisch verbonden, zelfs als
deze telefoon zich buiten de auto
maar nog binnen het bereik van het
handsfree-telefoonsysteem bevindt.
Tijdens een automatisch verbinding
schakelt de conversatie automatisch
naar de microfoon en luidsprekers
van de auto als een gesprek reeds
aan de gang is.