164InfotainmentsysteemSETUP) en selecteert u Bluetooth-
verbinding . Selecteer het gewenste
apparaat uit de apparatenlijst en
selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door aan OK te draaien
en deze in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt dat de koppeling is
verbroken.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt ook de
koppeling tussen het apparaat en het
Infotainmentsysteem verbroken.
Koppeling van extra audio-apparaat
met Infotainmentsysteem verbreken
Wanneer de lijst met gekoppelde
audio-apparaten vol is, kan een
nieuw apparaat alleen gekoppeld
worden wanneer de koppeling van
een bestaand apparaat wordt verbro‐
ken.
Voor het verbreken van de koppeling,
d.w.z. een audioapparaat uit het
systeemgeheugen te verwijderen,
drukt u op TEL en selecteert u
Apparaat verwijderen . Selecteer het
gewenste audioapparaat uit de lijst endruk op OK om het verwijderen te
bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding
begint het afspelen van de audio
automatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het Infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem
kunnen worden bediend, hangt van
het type audiospeler af.
NAVI 50 IntelliLink
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand
gebracht zijn tussen het audio-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem via
Bluetooth, d.w.z. het apparaat moet
aan de auto gekoppeld zijn voordat het wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50 IntelliLink)
"Bluetooth-verbinding" in het hoofd‐
stuk "Telefoon" 3 208.● Er kunnen maximaal vijf audio‐
apparaten worden gekoppeld en
opgeslagen in de apparatenlijst,
maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn (afhanke‐
lijk van de versie kunnen er maxi‐ maal acht audioapparaten
gekoppeld zijn).
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 206.
● De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in
gebruik is en audio-afspelen
wordt tijdens het gebruik van de
telefoon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Om het audioapparaat te koppelen,
raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ Instellingen .
Selecteer Connectiviteit , gevolgd
door Bluetooth-apparaat zoeken of
Extern apparaat goedkeuren .
Infotainmentsysteem165Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het Infotain‐
mentsysteem (bijv.
Media Nav Evolution ) uit de lijst op het
audioapparaat en voer dan (zo nodig) op het toetsenblok van het audioap‐
paraat de koppelingscode in die op
het displayscherm van het Infotain‐
mentsysteem staat weergegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op het Infotainmentsysteem.Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het
audio-apparaat sneller ontladen
wanneer het audio-apparaat via het
infotainment-systeem wordt
bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om het verbonden audioapparaat te
wijzigen, raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ Instellingen .
Selecteer vervolgens Connectiviteit
en Bluetooth-apparatenlijst bekijken .
De apparatenlijst toont de audio-
apparaten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste audio-appa‐
raat uit de lijst en bevestig door OK
aan te tikken.Koppeling audio-apparaat verbreken
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt de koppe‐
ling van het apparaat met het Info‐
tainmentsysteem verbroken.
Koppeling van extra audio-apparaat
met Infotainmentsysteem verbreken
Wanneer de lijst met gekoppelde
audio-apparaten vol is, kan een
nieuw apparaat alleen gekoppeld
worden wanneer de koppeling van
een bestaand apparaat wordt verbro‐
ken.
Voor het verbreken van de koppeling, d.w.z. een audio-apparaat uit het
geheugen van het systeem te verwij‐
deren, raakt u 7 aan, gevolgd door
ÿ Instellingen .
Selecteer Connectiviteit en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audio-appa‐ raat uit de lijst en tik ë aan om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo nodig alle apparaten door Opties te
selecteren, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met OK.
166InfotainmentsysteemBediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding
begint het afspelen van de audio
automatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem
kunnen worden bediend, hangt van
het type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het
afspelen van opgeslagen audiobe‐
standen via de USB-aansluiting.
Raadpleeg NAVI 50 IntelliLink
"Muziek afspelen via USB-aanslui‐
ting" in het hoofdstuk "USB-poort"
3 159.
NAVI 80 IntelliLink
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand
gebracht zijn tussen het audio-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem viaBluetooth, d.w.z. het apparaat moet
aan de auto gekoppeld zijn voordat
het wordt gebruikt.
● Er is maximumaantal audioappa‐
raten dat gekoppeld en opgesla‐
gen kan worden in de apparaten‐
lijst, maar er kan er maar één tegelijkertijd verbonden zijn.
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 206.
● De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in
gebruik is en audio-afspelen
wordt tijdens het gebruik van de
telefoon buiten werking gesteld.
Extra audio-apparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Tik op de startpagina MENU daarna
Multimedia aan, gevolgd door
Instellingen .
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-
verbinding configureren".De koppelingsprocedure is vergelijk‐
baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth- verbinding" in het hoofdstuk "Tele‐
foon" 3 208.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment
wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Selecteer op de startpagina MENU
daarna Multimedia , gevolgd door
Media .
Tik afhankelijk van de versie < aan
(om een pop-upmenu te openen).
Selecteer Bluetooth/Bluetooth-
verbinding om de audiobron in Blue‐
tooth te wijzigen.
Infotainmentsysteem167Koppeling audio-apparaat verbreken
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt de koppe‐
ling van het apparaat met het Info‐
tainmentsysteem verbroken.
Koppeling van extra audio-apparaat
met Infotainmentsysteem verbreken
Voor het verbreken van de koppeling,
d.w.z. dat een apparaat uit het
systeemgeheugen wordt verwijderd:
Tik op de startpagina MENU daarna
Multimedia aan, gevolgd door
Instellingen .
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐ teer vervolgens de optie "Bluetooth-
apparaten beheren"/"Bluetooth-
verbinding configureren".
Druk op < om een pop-upmenu te
openen. U hebt de volgende opties:
● Bluetooth uitschakelen : Selec‐
teer deze optie om de Bluetooth- functie op het Infotainmentsys‐
teem te deactiveren.
● TomTom op zichtbaar zetten :
Selecteer deze optie om het Info‐
tainmentsysteem voor andereBluetooth-apparaten "zichtbaar"
te maken, zodat ze aan het
systeem kunnen worden gekop‐ peld.
● Alle apparaten loskoppelen :
Selecteer deze optie om de
verbindingen van alle gekop‐
pelde apparaten te verbreken
van het Infotainmentsysteem
zonder ze te verwijderen/ontkop‐ pelen.
● Appara(a)t(en) verwijderen :
Selecteer deze optie om de koppeling te verbreken tussen
een apparaat en het Infotain‐
mentsysteem.
De procedure voor het verbreken van
de koppeling is vergelijkbaar met die
van het verbreken van de koppeling
van een mobiele telefoon. Raadpleeg (NAVI 80 IntelliLink) "Bluetooth-
verbinding" in het hoofdstuk "Tele‐ foon" 3 208.
Bediening via Infotainmentsysteem
Als de draadloze koppeling en verbin‐ ding tot stand is gebracht, kan de
audio automatisch beginnen af te
spelen.Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem
kunnen worden bediend, hangt van
het type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het
afspelen van opgeslagen audiobe‐
standen via de USB-aansluiting.
Raadpleeg NAVI 80 IntelliLink
"Muziek afspelen via USB-aanslui‐
ting" in het hoofdstuk "USB-poort"
3 159.
168InfotainmentsysteemExterne apparatenAfbeeldingen weergevenNAVI 80 IntelliLink
Om vanuit de startpagina naar
"Afbeeldingen" te gaan, raakt u
MENU aan, gevolgd door
Multimedia en Afbeeldingen .
Let op
Afspelen is alleen mogelijk wanneer
de auto stilstaat.
Selecteer het aangesloten bronappa‐
raat (bijv. USB) om naar afzonderlijke foto's te gaan of een diavoorstelling
van alle compatibele foto's op het
apparaat te tonen.
Het display beschikt over de
volgende opties:
● N of O: Ga naar vorige/volgende
foto.
● Miniaturen : Omschakelen tussen
volledig scherm en geminimali‐
seerde weergave.● Nieuwe selectie : Kies een andere
foto van het aangesloten bronap‐ paraat.
● <: Open het pop-upmenu om het
bronapparaat te wijzigen of naar de foto-instellingen te gaan.
Tijdens de weergave van een
foto/diavoorstelling is het moge‐
lijk om met het pop-upmenu ook
het zoomniveau in te stellen en
alle foto's in miniatuurformaat te
bekijken.
Foto-instellingen: raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Systeeminstel‐
lingen" 3 143.
Films afspelen NAVI 50 IntelliLink
Om vanuit de startpagina naar het
menu "Video" te gaan, raakt u Media
aan, gevolgd door Video.
Let op
Afspelen is alleen mogelijk wanneer
de auto stilstaat.De volgende drie tabbladen zijn beschikbaar:
● Speler : Videoscherm weerge‐
ven.
● Lijst : Een lijst met alle beschik‐
bare video's weergeven.
● Opties : De afspeelinstellingen en
gedetailleerde video-informatie weergeven.
Het videoscherm beschikt over de
volgende opties:
● Schuifbalk voor verstreken tijd: Door video's bladeren.
● %: Video vanaf het begin afspe‐
len / vorige video afspelen / snel
achteruitspoelen.
● & : Video pauzeren.
● /: Volgende video afspelen /
snel vooruitspoelen.
● (: Helderheid aanpassen. Raak
het scherm aan om de video
verder af te spelen.
● ): Video op volledig scherm
bekijken.
Infotainmentsysteem169NAVI 80 IntelliLinkOm vanuit de startpagina naar het
menu "Video's" te gaan, raakt u
MENU aan, gevolgd door
Multimedia en Video .
Let op
Afspelen is alleen mogelijk wanneer
de auto stilstaat.
Selecteer het aangesloten bronappa‐
raat (bijv. USB) om naar afzonderlijke of alle compatibele video's op het
apparaat te gaan.
Het display beschikt over de
volgende opties:
● t of v: Ga naar vorige/
volgende video.
● =: Video pauzeren.
● Schuifbalk voor verstreken tijd: Door video's bladeren.
● Nieuwe selectie : Kies een andere
video van het aangesloten bron‐ apparaat.
● Volledig scherm : Omschakelen
naar weergave op volledig
scherm.● r: Terug naar vorige scherm.
● <: Open het pop-upmenu om het
bronapparaat te wijzigen of naar
de video-instellingen te gaan.
Tijdens het afspelen van een
video kunt u met het pop-upmenu
ook terugkeren naar de lijst met
video's.
Video-instellingen: raadpleeg
(NAVI 80 IntelliLink) "Systeeminstel‐
lingen" 3 143.
Smartphone-applicaties gebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay™ en Android Auto™ geven
de geselecteerde apps van uw smart‐ phone weer op het displayscherm. Ukunt ze bedienen met de bedienings‐ organen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het apparaat of deze functie op uw smart‐
phone kan worden gebruikt en of de
applicatie beschikbaar is in het land
waar u zich bevindt.Android Auto is beschikbaar voor
NAVI 50 IntelliLink en
NAVI 80 IntelliLink. Apple CarPlay is
beschikbaar voor NAVI 50 IntelliLink.
Let op
Bij gebruik van navigatie- en
muziekapplicaties via de telefoon‐
weergave komen deze in de plaats
voor soortgelijke geïntegreerde
applicaties van het Infotainmentsys‐
teem.
NAVI 50 IntelliLink
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar de smart‐
phone vanaf de Google Play ™ Store.
iPhone: Controleer of Siri ®
op de
smartphone geactiveerd is.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB- poort 3 158.
170InfotainmentsysteemTelefoonweergave starten
Android-telefoon: Tik op de knop
Android Auto op het hoofdscherm van
het Infotainmentsysteem en accep‐
teer de verzoeken op de smartphone
om de app Android Auto te gebruiken.
iPhone: Tik op de knop CarPlay op
het hoofdscherm van het Infotain‐
mentsysteem.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van de smart‐
phone en de softwareversie.
Ga voor een instructievideo over de
connectiviteit van smartphones naar
het menu Instellingen , kies
Connectiviteit en blader de lijst door.
Teruggaan naar het startscherm
Tik op de Home-toets.
NAVI 80 IntelliLink
De smartphone voorbereiden
Download de Android Auto-app naar
de smartphone vanaf de Google
Play™ Store.Telefoonweergave activeren
1. Sluit de smartphone aan op de USB-poort 3 158.
2. Accepteer het verzoek op het scherm van het display.
3. Tik û op het scherm van het
display en accepteer de bepalin‐
gen inzake vertrouwelijkheid. Kijk
bij het eerste gebruik of er op het
mobiele apparaat systeemver‐
zoeken om door te gaan verschij‐
nen.
4. Tik û nogmaals aan.
Telefoonweergave kan nu worden
gebruikt.
Telefoonweergave gebruiken ● Tik û op het scherm van het
display aan om naar het Android
Auto-menu van de verbonden smartphone te gaan.
● Druk op 5 op de stuurkolom en
houd deze vast om naar de
spraakbesturing te gaan.
Teruggaan naar het scherm van het
display
Druk op ;.Navigatie
Algemene aanwijzingen9 Waarschuwing
Het navigatiesysteem is een hulp‐
middel voor uw navigatievermo‐
gen en komt niet daarvoor in de
plaats. Rijd voorzichtig en veilig en
let goed op.
Wanneer het navigatiesysteem tegen de verkeersregels ingaat,
moet u altijd de verkeersregels
volgen.
Het navigatiesysteem zal op betrouw‐ bare wijze naar de gekozen bestem‐
ming begeleiden zonder dat er
wegenkaarten nodig zijn.
Als de Verkeersinfo -dienst in uw land
of regio beschikbaar is, wordt de
huidige verkeerssituatie ook in de
routeberekeningen in acht genomen.
Het systeem ontvangt verkeersbe‐
richten in het huidige ontvangstge‐ bied.
Infotainmentsysteem171Om de meest actuele realtime
verkeersinformatie te ontvangen,
neemt u een abonnement op de Live
diensten.
Let op
Alleen beschikbaar bij
NAVI 80 IntelliLink.
Werking van het
navigatiesysteem
Het navigatiesysteem gebruikt
sensoren om de positie en beweging
van de auto te bepalen.
De afgelegde afstand wordt bepaald
door het signaal van de snelheidsme‐ ter van de auto en richtingveranderin‐
gen bij bochten worden door een
gyrosensor bepaald. De positie wordt
bepaald door GPS-satellieten (Global Positioning System).
Door deze sensorsignalen te vergelij‐ ken met de digitale kaarten van het
navigatiesysteem, is het mogelijk om
nauwkeurig de positie van de auto te
bepalen.
Wanneer de auto voor het eerst wordt
gebruikt of na een tocht op een veer‐
boot enz., zal het systeem zichzelf
kalibreren. Het is daarom normaal dathet niet de exacte locatie aangeeft tot
de auto een bepaalde afstand heeft
afgelegd.
Nadat u de bestemming of nuttige plaats (eerstvolgend tankstation,
hotel enz.) hebt ingevoerd, wordt de
route vanaf uw huidige positie naar de gekozen bestemming berekend.
Routebegeleiding wordt geleverd via
stembegeleiding en het display‐
scherm.9 Waarschuwing
Gebieden zoals eenrichtingsstra‐
ten en voetgangerszones zijn niet
op de kaart van het navigatiesys‐
teem aangegeven. In dergelijke
gebieden kan het systeem een
waarschuwing geven die geac‐
cepteerd moet worden. Let
daarom in het bijzonder op
eenrichtingsstraten en andere
wegen en inritten waar u niet mag inrijden.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kan de radio-ontvangst tijdens
stembegeleiding en vóór elke rich‐
tingsverandering worden onderbro‐
ken.
USB-geheugenstick
(NAVI 50 IntelliLink)
Het navigatiesysteem heeft een USB- geheugenstick nodig die, onder meer,
een digitale kaart van de steden en
wegen in uw land bevat.
Let op
Gebruik een USB-geheugenstick,
geformatteerd in FAT32-formaat,
met minimaal 4 GB en maximaal
32 GB opslagcapaciteit.
Na het afleggen van de eerste 100 km kunt u binnen een periode van 90
dagen op gratis digitale kaartupdates
controleren.
Let op
Gebruik alleen een compatibele
USB-geheugenstick om het naviga‐
tiesysteem te gebruiken en te upda‐ ten, dit om eventuele technische
problemen te voorkomen. Plaats de