96Instrumenten en bedieningsorganenAls W rood oplicht in combinatie met
C , de auto zo spoedig mogelijk stop‐
pen en de motor uitschakelen 3 102.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Om natuurkundige redenen kan de
temperatuurmeter voor de koelvloei‐
stof de koelvloeistoftemperatuur
slechts aangeven, als het koelvloei‐
stofpeil voldoende is.
Service-display Selecteer de servicepagina op het
Driver Information Center wanneer
het contact is aangezet zonder dat de
motor loopt. Een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel
indrukken en gedurende ongeveer
5 seconden vasthouden 3 109. De
afstand en de tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt verschijnen. Bij
indrukken van de onderste knop
verschijnen de gegevens voor de
volgende olieverversing.
Na het inschakelen van het contact,
kan de resterende afstand of tijd tot
aan de volgende onderhoudsbeurt
even op het Driver Information Center verschijnen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt minder
dan 1500 km of 1 maand is, verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Wanneer de afstand 0 km wordt of de onderhoudstermijn is vervallen,
brandt controlelamp j en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt of het
verversen van de motorolie moeten
de waarden worden teruggezet:
selecteer de relevante gegevens ophet Driver Information Center en houd een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel gedurende
ongeveer 10 seconden ingedrukt
totdat de afstand continu verschijnt.
Boordcomputer 3 109.
Driver Information Center 3 106.
Service-informatie 3 327.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling van de geautomatiseerde
versnellingsbak verschijnt op het transmissiedisplay.
106Instrumenten en bedieningsorganenRoep bij een systeemstoring de hulp
van een werkplaats in.
Knippert Het systeem grijpt actief in.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch licht of sterk afrem‐
men.
Actieve noodrem 3 267.
Snelheidswaarschuwing
Afhankelijk van de auto en het land
verschijnt $ zo lang als de snelheid
hoger dan een ingestelde waarde is.
Beperkte snelheid Afhankelijk van de versie en het landis de maximumsnelheid standaardingesteld.
Er klinkt gedurende 10 seconden een
waarschuwingssignaal bij kort over‐
schrijden van de ingestelde snelheid.
Let op
In bepaalde omstandigheden (bijv. op steile aflopende hellingen) kan de rijsnelheid de ingestelde grens over‐
schrijden.Snelheidsbegrenzer 3 265.
Snelheidsbegrenzer U brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld systeem.
Snelheidsbegrenzer 3 265.
Tachograaf & brandt wanneer er een storing in het
systeem is.
Tachograaf 3 111.
Portier open
y brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld contact
wanneer er een portier of de bagage‐
ruimte open is.Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Instrumenten en bedieningsorganen107
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐tie verschijnen de volgende opties
door steeds op een van de knoppen
aan het einde van de ruitenwisser‐
hendel te drukken:
● buitentemperatuur 3 89
● klok 3 90
● kilometerteller, dagteller 3 94
● brandstofmeter 3 95
● AdBlue-meter 3 95
● motorkoelvloeistoftemperatuur‐ meter 3 95
● service-display 3 96
● boordinformatie 3 108
● tripcomputer 3 109
● actief noodstopsysteem 3 267
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Info-Display
Het centrale display op het Infotain‐
mentsysteem toont de tijd (en / of de
buitentemperatuur, afhankelijk van
de versie) en gegevens van het Info‐
tainmentsysteem.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het
Infotainmentsysteem, de knoppen op de stuurkolom, het stemherkennings‐
systeem (mits beschikbaar) of via het aanraakschermdisplay.Bediening met aanraakscherm
Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van het infotainmentsys‐ teem.
Ritverslag
Wanneer de motor uitgeschakeld is, verschijnt er mogelijk een verslag van
de laatste rit op het Info-Display.
De volgende informatie verschijnt: ● gemiddeld brandstofverbruik● dagteller
● bespaarde brandstof in km
Indien aanwezig, verschijnt er een
cijfer van 0 tot 100 op het Info-Display ter beoordeling van het brandstofver‐
bruik op basis van rijstijl. Hoe hoger
het cijfer, hoe beter het brandstofver‐
bruik.
Op het display verschijnen ook tips
voor een beter brandstofverbruik.
Ritten kunnen worden opgeslagen in
het systeemgeheugen, om prestaties
110Instrumenten en bedieningsorganen● instellingen
● storings- en informatieberichten 3 108
● Actieradius AdBlue
Gemiddeld brandstofverbruik De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt aangegeven op basis van de
afgelegde afstand en de verbruikte
brandstof sinds de laatste reset.
Actueel brandstofverbruik De waarde verschijnt na het bereiken
van een snelheid van 20 km/u.
Actieradius brandstof
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
De actieradius brandstof wordt bere‐ kend op basis van de huidige inhoud
van de brandstoftank en het gemid‐
delde brandstofverbruik sinds de laat‐ ste reset.
De actieradius brandstof verschijnt
niet als controlelamp Y brandt 3 104.Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen van een afstand van 400 m.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie boordcomputer
resetten
Boordcomputer terugzetten door eenvan de functies ervan te selecteren en
een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel ingedrukt te
houden.
De volgende informatie op de boord‐
computer kan worden gereset:
● gemiddeld brandstofverbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheidBij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de boordcomputer automa‐
tisch teruggezet.
Digitale snelheidDigitale weergave van de huidigesnelheid.
Instellingen
Een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel indrukken en
gedurende ongeveer 5 seconden
vasthouden om de displaytaal te
selecteren.
Actieradius AdBlue
De actieradius AdBlue wordt bere‐
kend op basis van de huidige inhoud
van het AdBlue-reservoir en het
gemiddelde AdBlue-verbruik 3 248.
Onderbreking van de voeding Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Infotainmentsysteem121Inleiding
Algemene aanwijzingen
Het Infotainmentsysteem levert state-
of-the-art informatie en vermaak in de auto.
De radio is uitgerust met kanaalvoor‐
keuren die kunnen worden toegewe‐
zen voor het FM-, AM- en ook DAB-
frequentiebereik (afhankelijk van
versie).
Externe gegevensopslagapparaten,
bijv. iPod, mp3-speler of USB-stick of een draagbare speler kunnen op het
Infotainmentsysteem worden aange‐
sloten. Externe geluidsbronnen
kunnen ook via Bluetooth worden
aangesloten.
De digitale soundprocessor biedt
diverse vooraf ingestelde klankinstel‐
lingen, waarmee u het geluid kunt
optimaliseren.
De dynamische routeplanning van
het navigatiesysteem begeleidt op
betrouwbare wijze naar de gekozen
bestemming en kan helpen files en
andere knelpunten te vermijden.Als optie kan het Infotainmentsys‐
teem worden gebruikt met de bedie‐
ningselementen op de stuurkolom, of
via het stemherkenningssysteem.
Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een handsfree-
telefoonsysteem.
Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen en de duide‐
lijke displays is het systeem gemak‐
kelijk en intuïtief te bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Bij een slechte radio-ontvangst daalt
het volume automatisch voor een
minimaal storend effect.
122InfotainmentsysteemGebruik van deze handleiding● Deze handleiding beschrijft func‐
ties waarover uw auto al dan niet beschikt aangezien deze optio‐
neel zijn of vanwege wijzigingen
na het ter perse gaan van deze
handleiding. Raadpleeg de
aankoopdocumentatie om na te
gaan of alle functies op de auto
aanwezig zijn.
● Mogelijk zijn bepaalde bedie‐ ningselementen en omschrij‐
vingen, waaronder symbolen, displays en menufuncties, niet op
uw auto van toepassing wanneer er sprake is van een modelvari‐
ant, afwijkende landenspecifica‐
ties of speciale uitrusting of
accessoires.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register is het mogelijk om naar
specifieke informatie te zoeken.● De displays van het voertuig ondersteunen mogelijkerwijs uw
taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
● De bediening die in deze hand‐ leiding wordt gegeven, verwijst
naar de bedieningselementen van het Infotainmentsysteem.
Voor gelijke bedieningselemen‐
ten op de stuurkolom kunt u het
overzicht van de bedieningsele‐
menten raadplegen 3 124.
Waarschuwing en voorzichtig9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.
Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Antidiefstalfunctie
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem is een elektronisch beveiligings‐ systeem inbegrepen om diefstal te
ontmoedigen. Het Infotainmentsys‐ teem werkt alleen in uw auto en is
daarom voor een dief waardeloos.
De beveiligingscode (apart geleverd)
moet worden ingevoerd bij het eerste
gebruik van het systeem en na lange
onderbrekingen van de voeding.
Infotainmentsysteem123Beveiligingscode invoerenWanneer het Infotainmentsysteem
voor heet eerst wordt ingeschakeld,
verschijnt een bericht op het display‐
scherm om een beveiligingscode in te
voeren, bijv. Radiocode, gevolgd
door 0000. Afhankelijk van het Info‐
tainmentsysteem is het mogelijk dat
het bericht alleen na een korte vertra‐ ging verschijnt.
Om het eerste cijfer van de beveili‐
gingscode in te voeren, drukt u
herhaalde malen op de cijfertoets 1
op de eenheid totdat het gewenste
nummer wordt weergegeven. Voer op
dezelfde manier het tweede, derde en
vierde cijfer in met de toetsen 2,
3 en 4.
Wanneer de volledige code wordt
weergegeven, houdt u de toets 6
ingedrukt tot er een akoestisch
signaal klinkt. Het systeem is ontgren‐
deld wanneer de correcte code is
ingevoerd.
NAVI 50 IntelliLink,
NAVI 80 IntelliLink : Voer de beveili‐
gingscode in met behulp van de
genummerde toetsen 0 tot 9 op hetaanraakscherm. Het systeem is
ontgrendeld wanneer de correcte
code is ingevoerd.
Verkeerde code ingevoerd
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem wordt, nadat de beveiligings‐
code verkeerd is ingevoerd, een
bericht voor verkeerde code, bijv.
Codefout , gevolgd door een aftel‐
waarde, bijv. Wacht 100 , weergege‐
ven.
Wacht totdat het aftellen is afgelopen en voer dan de juiste code in. Elkekeer dat de code verkeerd wordt inge‐
voerd, kan de afteltijd worden verdub‐
beld, afhankelijk van het Infotain‐
mentsysteem.
Geografisch gebied veranderen
Wanneer de beveiligingscode is inge‐ voerd, kunt u, afhankelijk van het Info‐
tainmentsysteem, moet u een
geografisch gebied kiezen, bijvoor‐
beeld:
● Europa
● Azië● Arabië
● Amerika
Schakel het Infotainmentsysteem uit
en druk tegelijk op de toets 1 en 5 en
m . Druk vervolgens op _ of 6 totdat
het gewenste gebied op het display‐
scherm wordt gemarkeerd en stel het in met toets 6.
Infotainmentsysteem1251m = Indrukken: In-/
uitschakelen ........................ 131
Draaien: Volume
aanpassen .......................... 131
2 Zendertoetsen 1...6 .............150
Kort indrukken: Zender
selecteren ........................... 150
Lang indrukken: Zender
opslaan ............................... 150
3 RADIO - Audiobron,
frequentiebereik wijzigen ....148
4 MEDIA - Audiobron
wijzigen ............................... 158
5 Draaiknop ............................ 131
Kort indrukken: Een
handeling bevestigen ..........131
Draaien: Menuopties van
display openen ....................131
6 / - Terug naar vorige
menu, een handeling
annuleren ............................ 13173 - Radio, kort indrukken:
Naar volgende
radiofrequentie zoeken .......150
Lang indrukken:
Automatisch zender
zoeken ................................ 150
8 M USB-poort ........................ 158
9 SETUP - Kort indrukken:
Instellingenmenu .................131
10 TEL - Telefoonmenu ...........203
11 2 - Radio, kort indrukken:
Naar vorige
radiofrequentie zoeken .......150
Lang indrukken:
Automatisch zender
zoeken ................................ 150
12 TEXT - Radiotekstin‐
formatie weergeven ............153
13 AUX-ingang ......................... 157