Page 257 of 293

Verzorging van de auto255● De ontladen accu niet van deauto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Zet de parkeerrem aan, met de versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels: 1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op het massa‐
punt van uw auto in de motor‐
ruimte.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van 1 minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. 3 minuten stationair
laten draaien.4. Elektrische verbruikers zoals koplampen, achterruitverwarming
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 258 of 293

256Verzorging van de autoTrekkenAuto slepen
Verwijder de dop.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 240.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang – aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot te ontgrendelen en remlichten, claxon
en voorruitwisser te kunnen bedie‐
nen.
Voorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 181, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De parkeerrem loszetten.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto’s met een automatische versnel‐ lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
Page 259 of 293

Verzorging van de auto25780 km/h en niet verder dan 100 km. In
alle andere gevallen en wanneer de
versnellingsbak defect is, moet de
vooras omhoog worden gezet.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Steek de kap met de flens in de
uitsparing en druk de kap vast.
Een hybride auto slepen9 Waarschuwing
Sleep de auto altijd op een plat‐
form. Voorkomen slepen van de
auto met twee of vier wielen op de grond.
Indien nodig kan de auto enkele
meters worden verplaatst met een
snelheid van minder dan 10 km/u.
Voordat u de auto verplaatst: Schakel het contact in, trap het
rempedaal in, schakel N in en zet
het contact uit.
Laat de auto alleen door goed
opgeleide monteurs slepen.
Andere auto slepen
Verwijder de dop.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 240.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sjoroog onder aan de achterkant van
de auto nooit als sleepoog gebruiken.
Sleepkabel – beter is een sleepstang– aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐ oog.
Steek de kap met de bovenste flens
in de uitsparing en druk de kap vast.
Page 260 of 293

258Verzorging van de autoVerzorging van uiterlijkVerzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet. Gebruik genotsmiddelen alleen in
dringende gevallen, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten, boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Breng regelmatig was op het lakwerk
van de auto aan.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoom- of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat de scharnieren van alle portieren smeren door een werkplaats.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting
De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Zet de auto regelmatig in de was
uiterlijk wanneer het water geen drup‐ peltjes meer vormt. Anders zal het
lakwerk uitdrogen.
Page 261 of 293

Verzorging van de auto259Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en wisserbladen
Schakel de wissers vóór het werken
in hun bereik uit.
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen. Zorg dat u ook
achtergebleven was, insecten en
dergelijke van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak Gebruik een zachte niet pluizende
doek of een zeemleer met ruitenrei‐
niger om het panoramadak te reini‐
gen.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met
dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel Sommige delen van de bodemplaatzijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en indien nodig een
nieuwe waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐
leren.
Page 262 of 293

260Verzorging van de autoAutogasinstallatie9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor spuitwerk en bij gebruik van een
moffelcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de lpg-tank worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan de auto‐
gasinstallatie aan.
Trekhaak
Reinig de kogelstang niet met een
stoom- of hogedrukreiniger.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik indien nodig water en milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Door sluiten van klittenbandsluitin‐ gen en openen van klittenband‐
sluitingen kan de stoelbekleding
beschadigd raken.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐
kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Indien nodig een interieurreiniger
gebruiken. Geen andere middelen
gebruiken. Vooral geen oplosmidde‐ len of brandstof. Niet schoonmakenmet hogedrukreinigers.
Page 263 of 293

Verzorging van de auto261Vloermatten9Waarschuwing
Als een vloermat niet de goede
afmetingen heeft of niet goed is
gelegd, kan deze het gaspedaal
en/of het rempedaal in de weg
zitten. Dit kan onbedoeld accele‐
reren van de auto en/of een
langere remweg en daardoor een
botsing en letsel veroorzaken.
Hanteer de volgende richtlijnen voor
een goed gebruik van de vloermatten.
● De origineel meegeleverde vloer‐
matten zijn ontworpen voor uwauto. Laat beschadigde vloer‐matten alleen vervangen door
gecertificeerde vloermatten.
Controleer altijd of de vloermat‐
ten niet in de weg van de pedalen liggen.
● Gebruik de vloermaat met de juiste zijde omhoog. Keer deze
niet.
● Leg niets op de vloermat aan bestuurderszijde.
● Gebruik aan bestuurderszijde alleen een enkele vloermat.
Vloermatten leggen en
wegnemen
De vloermat aan bestuurderszijde en
de vloermat aan passagierszijde
worden elk op hun plaats gehouden
door twee borgingen.
Leg de vloermat als volgt:
1. Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.2.Laat de sleuven in de mat samen‐
vallen met de borgingen, zie
afbeelding.
3. Duw de mat op de vloer.
Verwijder de vloermat als volgt: 1. Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
2. Trek de vloermat omhoog weg.
Page 264 of 293

262Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................262
Service-informatie ...................262
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............265
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................265Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomen:
Koude starts, frequent stoppen en
optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.In dergelijke zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐ zaamheden wellicht vaker worden
verricht dan met het reguliere service- interval dat op het service-display
verschijnt. Raadpleeg een werkplaats
voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 94.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het service- en garan‐
tieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een pluspunt is bij verkoop van de auto.