Page 177 of 319

Rijden en bediening175ParkerenSchakel de parkeerrem in en schakel
P in.
De contactsleutel kan alleen verwij‐
derd worden met de schakelhendel in
stand P.
Handmatige modus
Haal de keuzehendel uit de stand D
naar links, naar de stand M.
Tik de keuzehendel naar boven + om
op te schakelen.
Tik de keuzehendel naar beneden -
om terug te schakelen.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐ nen op het Driver Information Center.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐ schakeld.
Aanduiding versnelling
Het symbool R of S met een cijfer
ernaast verschijnt wanneer schake‐
len omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen
verschijnt alleen in de handgescha‐
kelde modus.
Elektronische rijprogramma's
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweedeof derde versnelling van de elek‐
tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
Behalve auto's met continu vari‐
abele versnellingsbak.
Kickdown Bij intrappen van het gaspedaal voor‐
bij het kickdownpunt accelereert de
auto ongeacht de geselecteerde
rijmodus maximaal. De versnellings‐
bak schakelt afhankelijk van het
motortoerental terug en schakelt bij
een hoog motortoerental op.
Storing
Bij een storing verschijnt er een bericht op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 126.
De elektronische versnellingsbakre‐ geling staat alleen de vierde versnel‐
ling toe. De versnellingsbak schakelt
niet langer automatisch.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Page 178 of 319

176Rijden en bedieningStroomonderbrekingBij een stroomonderbreking kan de
schakelhendel niet uit stand P
worden gehaald. U kunt de contact‐ sleutel niet uit de contactschakelaar
verwijderen.
Bij een lege accu hulpstartkabels
gebruiken 3 274.
Is de accu niet de oorzaak van de
storing, ontgrendel dan de schakel‐
hendel.
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Maak de bekleding van de scha‐ kelhendel los van de middencon‐
sole. Steek een vinger in de leren
mof onder de schakelhendel en
duw de bekleding naar boven.
Draai de kap naar links.
3. Steek een klein, dun voorwerp (bijv. een pen of een schroeven‐
draaier) in de opening bij de scha‐
kelhendel. Duw het dunne voor‐
werp verticaal naar beneden en
haal de schakelhendel uit P.
Wanneer deze stand weer wordt
gekozen, wordt de schakelhendel
weer geblokkeerd. Oorzaak van
de stroomonderbreking door een
werkplaats laten verhelpen.
4. Breng de kap van de schakelhen‐
del weer op de middenconsole
aan.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Om de achteruit in te schakelen, drukt u op het koppelingspedaal en dan opde ontgrendelknop op de keuzehen‐
del en schakelt u de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Page 179 of 319

Rijden en bediening177Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Wanneer het systeem gedurende een bepaalde tijd koppelingsslip waar‐
neemt, wordt het motorvermogen
verlaagd. U ziet een waarschuwing
op het Driver Information Centre. Laat
de koppeling los.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 113.
Stop/Start-systeem 3 163.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remkringen.
Wanneer een remkring uitvalt, kan de auto nog met de andere kring worden
afgeremd. De remvertraging wordt
echter alleen bereikt wanneer u het
rempedaal stevig bedient. Hiervoor is aanzienlijk meer kracht nodig. De
remweg wordt langer. Alvorens de rit
te vervolgen, moet u de hulp van een
werkplaats.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal bedienen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor
niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 112.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐ komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook
bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rempe‐
daal tijdens het hele remproces volle‐ dig intrappen, ongeacht het tikken
van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 113.
Adaptief remlicht Bij het met volle kracht remmen knip‐
peren alle drie de remlichten zolang
de ABS-regeling actief is.
Page 180 of 319

178Rijden en bedieningStoring9Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem
9 Waarschuwing
Controleer de handremstatus,
voordat u uit de auto stapt. Contro‐
lelamp R (handbediende hand‐
rem) of m (elektrisch bediende
handrem) brandt voortdurend
wanneer de handrem aangetrok‐ ken is.
Handbediende handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Om minder kracht te hoeven uitoe‐ fenen bij het aantrekken van de
handrem, tegelijkertijd het rempe‐ daal intrappen.
Controlelamp R 3 112.
Elektrische handrem
Aantrekken tijdens stilstand
Trek aan de schakelaar m. Als
controlelamp m brandt, is de elektri‐
sche handrem aangetrokken.
U kunt de elektrische handrem altijd
activeren, zelfs wanneer de ontste‐ king is uitgeschakeld.
Page 181 of 319

Rijden en bediening179Gebruik de elektrische handrem niet
te vaak met een stilstaande motor,
om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt.
Loszetten
Contact inschakelen. Houd het
rempedaal ingetrapt en druk daarna
op de schakelaar m. Als controle‐
lamp m dooft, is de elektrische hand‐
rem losgezet.
Wegrijfunctie
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: Door het koppe‐
lingspedaal in te trappen en iets te
laten opkomen en het gaspedaal iets in te trappen zet u de elektrische
handrem automatisch los. Dit is niet
mogelijk wanneer op dat moment de
schakelaar m wordt aangetrokken.
Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak: Door D in te schakelen en
het gaspedaal in te trappen zet u de
elektrische handrem automatisch los. Dit is niet mogelijk wanneer op dat
moment de schakelaar m wordt
aangetrokken.Dynamisch remmen tijdens het rijden
Wanneer u onder het rijden aan de
schakelaar m blijft trekken, zal de
elektrische handrem de auto vertra‐
gen, maar niet tot stilstand brengen.
Zodra u de schakelaar m loslaat,
stopt het dynamisch remmen.
Automatisch inschakelen
Als de auto is uitgerust met een auto‐
matische versnellingsbak en de
adaptieve cruisecontrol actief is,
wordt de elektrische parkeerrem
automatisch ingeschakeld wanneer
de auto meer dan 2 minuten lang door
het systeem staande wordt gehou‐
den.
Na vertrek wordt de handrem auto‐
matisch uitgeschakeld.
Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische handrem automatisch
worden ingeschakeld. Dit wordt
gedaan om het systeem te testen.Storing
De storingsmodus van de elektrische handrem wordt aangeduid door
controlelamp j en een bericht op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 126.
Controlelamp m knippert: elektrische
handrem is niet helemaal aangetrok‐ ken of losgezet. Knippert de lamp
continu, zet de elektrische handrem
dan los en probeer deze weer aan te
trekken.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem
automatisch met maximale kracht.
Het werken van de remassistentie
blijkt mogelijk uit het pulseren van het
rempedaal en een grotere weerstand
bij het intrappen van het rempedaal.
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht
automatisch af.
Page 182 of 319

180Rijden en bedieningHellingremHet systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Wanneer u het rempedaal loslaat
nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende
twee seconden ingeschakeld. Bij het
optrekken van de auto worden de
remmen automatisch losgezet.Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een
onderdeel van de elektronische stabi‐
liteitsregeling (ESC).
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen beperkt en wordt het wiel
met de meeste slip afzonderlijk afge‐
remd. Daardoor wordt de rijstabiliteit
van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
9
Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 114.
Uitschakelen
U kunt de TC uitschakelen wanneer
de aangedreven wielen moet kunnen doorslaan: druk even op b.
Page 183 of 319

Rijden en bediening181
De controlelamp k brandt.
Bij het deactiveren van TC verschijnt
er een statusbericht op het Driver
Information Center.
Wanneer TC wordt gedeactiveerd,
blijft de ESC actief maar met een
hogere regeldrempelwaarde.
U kunt TC weer activeren door
nogmaals op b te drukken. Bij het
weer activeren van TC verschijnt er
een statusbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het
Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐
biliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen
doorslaan.
De koppelverdeling is een speciale functie die het koppel over de aange‐ dreven wielen verdeelt voordat ESC
ingrijpt. Bij het nemen van bochten
worden de wielen in de binnenbocht
onafhankelijk afgeremd. Daarnaast
wordt het motorkoppel overgedragen
naar het aangedreven wiel in de
buitenbocht. Hierdoor vermindert deneiging tot onderstuur en is er meer
grip op de weg wanneer snel bochten worden genomen.
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelampje b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 114.
Page 184 of 319

182Rijden en bedieningUitschakelen
U kunt ESC en TC deactiveren:● Houd b gedurende minimaal
vijf seconden ingedrukt: ESC en
TC worden beide gedeactiveerd:
k en n lichten op en er verschij‐
nen statusberichten op het Driver
Information Center.
● Druk alleen voor deactiveren van
het Traction Control-systeem
even op de toets b: TC werkt niet
maar ESC blijft werken, k licht
op. Bij het deactiveren van TC
verschijnt er een statusbericht op
het Driver Information Center.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op de toets b te drukken.
Als het TC-systeem eerder uitge‐ schakeld was, worden zowel TC als
ESC opnieuw geactiveerd. k en n
doven wanneer TC en ESC opnieuw
worden geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Driver Information Center. Het
systeem is buiten werking.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.