3
.
.
Rijadviezen 138
Starten/afzetten van de motor 1 40
Parkeerrem
144
Hill Start Assist
1
44
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
1
45
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
1
45
Schakelindicator
1
46
Automatische transmissie
1
46
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
1
50
Stop & Start
1
52
Bandenspanningscontrolesysteem
154
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
15 6
Head-up display
1
58
Snelheden opslaan
1
59
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
160
Snelheidsbegrenzer
162
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen
1
64
Snelheidsregelaar
1
65
adaptieve cruise control
1
67
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
1
71
Lane Departure Warning System
1
74
Vermoeidheidsherkenningssysteem
175
dodehoekbewaking
176
Parkeerhulp
178
Achteruitrijcamera, binnenspiegel
1
80
Top Rear Vision
1
80Compatibiliteit van brandstoffen 1
85
Ta n k e n 18 5
Tankbeveiliging diesel
1
87
Sneeuwkettingen
187
Trekhaak
188
Ec o - mode
189
Allesdragers/Imperiaal
189
Motorkap
19
0
Motor
191
Niveaus controleren
1
91
Controles
1
94
AdBlue
® (BlueHDi) 1 96
Onderhoudstips 1 99
Gevarendriehoek
200
Brandstoftank leeg (diesel)
20
0
Gereedschapskist
201
Bandenreparatieset
202
Reservewiel
20
6
Een lamp vervangen
2
11
Een zekering vervangen
2
17
12V- ac c u
219
Slepen
2
22Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
224
Afmetingen
2
28
Identificatie
23
1
Rijden
Praktische informatie
In geval van pech Technische gegevens
Index
Toegang tot aanvullende video's
bit.ly/helpPSA
Audio en telematica
Bluetooth-audiosysteem
CITROËN Connect Radio
CITROËN Connect Nav
.
Inhoudsopgave
9
Instrumentenpaneel
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters met
instrumentenpaneel met
LCD-tekst- of matrixdisplay
1.Brandstofniveaumeter.
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Display
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). U kunt
bij stilstaande auto de eenheid wijzigen
via het configuratiemenu van het scherm.
Met LCD-instrumentenpaneel
Met instrumentenpaneel met
LCD-tekstdisplay Met instrumentenpaneel met
matrixdisplay
1.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
2. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
met LCD en instrumentenpaneel met
LCD-tekstdisplay.
Weergavezone met matrix-
instrumentenpaneel:
waarschuwingsmeldingen of
meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(km/h of mph) enz. ...
4. Onderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of mijl), dagteller (km
of mijl).
Weergavezone met instrumentenpaneel
met LCD-tekstdisplay:
waarschuwingsmelding of melding over de
status van de functies, boordcomputer enz.
5. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
6. Motorolieniveaumeter.
7. Brandstofniveaumeter.
1
Instrumentenpaneel
10
Toetsen
Met LCD-instrumentenpaneel
Met instrumentenpaneel met
LCD-tekstdisplay
Met instrumentenpaneel met
matrixdisplay
C.Resetten van de dagteller.
Afhankelijk van de uitvoering: openen van
het configuratiemenu (lang indrukken),
bevestigen van een keuze (kort
indrukken).
D. Herinnering onderhoudsinformatie of de
actieradius met het SCR-systeem en de
AdBlue
®.
Op nul zetten van de geselecteerde
functie (onderhoudsindicator of dagteller).
Afhankelijk van de uitvoering: openen van
het configuratiemenu (lang indrukken),
bevestigen van een keuze (kort
indrukken).
Met behulp van het touchscreen
kan tevens de lichtsterkte worden
ingesteld.
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t /min).
A.
Nulstelling onderhoudsindicator.
Tijdelijke herinnering
onderhoudsinformatie of actieradius van
het AdBlue®-systeem.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren
naar een bovenliggend niveau of
annuleren van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: navigeren
in een menu, een lijst; een waarde
wijzigen.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding op het
display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten
doven als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een systeem of een
functie.
Instrumentenpaneel
23
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
-
d
e kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan
of de afgelegde afstand sinds de vorige verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan door het
te ke n “ - ”.
-
e
en waarschuwingsmelding geeft de resterende kilometers en de tijd tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of verstreken is.
Waarschuwings-
resp. verklikkerlampje Status
OorzaakActies /
Opmerkingen
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact.De afstand tot de
eerstvolgende beurt is
3.000 tot 1.000
km.
Permanent, bij het
aanzetten van het
contact. De onderhoudsbeurt
moet binnen 1.000
km
worden uitgevoerd. Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel
knippertKnippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van het
contact.
(Bij uitvoeringen met de
BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het
lampje Service). Het inter val voor de
onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig
mogelijk een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
F
Z
et het contact af.
F
H
oud deze knop ingedrukt.
F
Z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
L
aat de knop los als het display =0
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op deze toets.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens.
1
Instrumentenpaneel
30
De datum en de tijd kunnen worden aangepast
in het display van het instrumentenpaneel.F
H
oud deze knop ingedrukt.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de te wijzigen instelling te
selecteren.
F
D
ruk deze knop kort in om te
bevestigen.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de instelling te wijzigen en
bevestig dit nogmaals om de
nieuwe instelling op te slaan.Met CITROËN Connect
Radio
F Selecteer het menu Instellingen in de bovenste
menubalk van het touchscreen.
F
Sel
ecteer " Systeemconfiguratie ".
F
Sel
ecteer " Datum en tijd ".
F
Sel
ecteer " Datum:" of " Tijd:".
F
S
electeer het formaat van de weergave.
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Met CITROËN Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen
mogelijk als de GPS-synchronisatie is
uitgeschakeld.
F
S
electeer het menu Instellingen
in de menubalk van het
touchscreen.
F
D
ruk op de toets " OPTIES" om de tweede
pagina te openen.
F
Sel
ecteer "Instellen tijd-
datum ".
Met audiosysteem
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 7" of " 8" om het menu
" Persoonlijke instellingen - configuratie "
te selecteren en bevestig ver volgens uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Configuratie display , te selecteren en
bevestig uw keuze door op de knop OK te
drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" en " 7" of " 8"
om de gewenste waarden voor de datum
en de tijd aan te passen en druk op de toets
OK om uw keuze te bevestigen. F
S
electeer het tabblad "Datum:" of "Tijd:". F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met "
OK".
Andere instellingen
U kunt:
-
D e tijdzone wijzigen.
-
D
e weergave-indeling voor de datum en tijd
(12h/24h) instellen.
-
D
e regelfunctie voor de zomertijd activeren
of deactiveren (+ 1 uur).
-
D
e GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk
van het verkoopland).
Instrumentenpaneel
77
Vergeet niet het tafeltje aan
passagierszijde in te klappen alvorens de
stoel in de "tafelstand" te zetten.
Plaats geen zware of harde voor werpen
op de tafel. Ze kunnen bij een noodstop of
een aanrijding veranderen in gevaarlijke
projectielen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de voorstoelen en
in het bijzonder de "tafelstand" van de
rugleuning.
12V-accessoireaansluiting(en)
Afhankelijk van de uitvoering.
F
W
anneer u een 12V-accessoire wilt
aansluiten (maximaal vermogen: 120 W),
opent u het kapje en sluit u de (geschikte)
adapter aan.
Houd u aan dit vermogen om te
voorkomen dat het accessoire beschadigd
raakt. Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-aansluitingF Gebruiken: beweeg het tafeltje zo ver
mogelijk naar beneden, tot het in de laagste
stand vergrendeld is.
F
O
pbergen: klap het tafeltje omhoog, voorbij
het zware punt, tot in de hoogste stand.
Hierop kunt u draagbare apparatuur of een
USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden
afspelen via de luidsprekers van de auto.
U kunt deze bestanden tevens beheren met de
toetsen op het stuur wiel of de toetsen van de
autoradio.
3
Ergonomie en comfort
88
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien).
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende
enige tijd de recirculatiestand inschakelen door
op de toets 4 te drukken. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Temperatuur.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Centrale regeling of ver warming en
airconditioning achter aan/uit (afhankelijk
van de uitvoering).
Automatisch
comfortprogramma
F Druk meerdere keren op de toets " AUTO" 6.
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display. Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau. Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de voetenruimten verdeeld.
Handmatige bediening
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stellen.
De overige functies worden nog steeds
automatisch geregeld.
Zodra een instelling wordt gewijzigd, verdwijnt
het symbool "
AUTO".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 " -" tot het symbool van
de propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld. Tijdens het rijden blijft er een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
F
D
ruk op de toets 2 " +" om het systeem weer
in te schakelen. Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Ergonomie en comfort
89
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw toets 1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te
verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor
een optimaal comfort. Desgewenst kunt u
een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer
dan
3 te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil. Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Verwarming -
airconditioning achter
Raadpleeg voor meer informatie de
rubriek Verwarming - Airconditioning
achter .
Programma "Zicht"
F Druk op knop 7 "Zicht" om de voorruit
en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
F
D
ruk op de betreffende toets 8 om
de functie in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
F
D
ruk op de betreffende toets 8 om
de functie in of uit te schakelen. Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de luchttemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling
zodanig in dat de voorruit en zijruiten zo snel
mogelijk schoon worden.
F
D
ruk nogmaals op knop 7 " Zicht" om het
programma uit te schakelen.
Of
F
D
ruk op knop 6 "AUTO" om terug te
keren naar het automatische programma
"c o mfo r t ".
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
De sleutelhanger wordt gebruikt om:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
3
Ergonomie en comfort