162
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Opslaan van de snelheid.
5. Actuele ingestelde snelheid.
Opslaan van de snelheid
Bij de detectie van een verkeersbord met
een andere snelheidslimiet geeft het systeem
de waarde aan en knippert MEM een paar
seconden om u voor te stellen deze nieuwe
snelheid als ingestelde snelheid op te slaan.
Bij een verschil van minder dan 9
km/h
tussen de ingestelde snelheid en de
door de snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool " MEM" niet
weergegeven.
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen
verschillende snelheden worden weergegeven.
F
Druk eenmaal op toets 2 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
F
Druk nogmaals op toets 2 om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe ingestelde
snelheid op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave. F
S
chakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De minimale snelheid die ingesteld kan worden
is 30
km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over deze toets en de adaptieve
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning en
in het bijzonder het opslaan van de
weergegeven snelheidslimiet.
Rijden
163
StuurkolomschakelaarsRaadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Indicatie van selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen / onderbreken
Instellen van de
snelheidslimiet (ingestelde
snelheid)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet,
uitgaande van de actuele wagensnelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
1.
ON (stand LIMIT )/OFF (stand 0).
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsbegrenzer met de eerder
opgeslagen snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidsdrempels
in het geheugen met behulp van opslaan
van snelheden.
of
Gebruiken van de door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
weergegeven snelheid.
6. Weergeven en instellen van de
opgeslagen afstand tot de voorligger. F
D
raai de knop 1 in de stand LIMIT
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
A
ls de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op
de toets 4 om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
F
D
ruk nogmaals op de toets 4 om de werking
van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
6
Rijden
166
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
opslaan van snelheden of over het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Weergave op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Indicatie van selecteren van de
snelheidsregelaarmodus.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen/onderbreken
F Draai rolknop 1 in de stand " CRUISE”: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
rijsnelheid wordt de ingestelde snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F
D
ruk nogmaals op toets 4 om de werking
van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
F
D
ruk nogmaals op toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen
(ON).
De werking van de snelheidsregelaar kan
ook tijdelijk worden onderbroken (Pause):
-
d
oor het rempedaal in te trappen,
-
a
utomatisch, als het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) in werking
treedt.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld. Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onver wacht gaat accelereren of vaart
minderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
Rijden
170
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display.
Meldingen en
waarschuwingen
De weergave van deze meldingen of
waarschuwingen is niet sequentieel.
Werkingslimieten
“Cruise control onderbroken” of
“Cruise control afgebroken” na een
korte acceleratie door de bestuurder.
“Snelheidsregelaar actief”, geen auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief”, auto
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar actief en snelheid
aangepast”, detectie van een voertuig
dat zich te dicht vóór de auto bevindt
of waarvan de snelheid lager ligt.
“Snelheidsregelaar actief en
snelheid aangepast”, binnenkort
automatische deactivering nadat een
regelgevingslimiet is bereikt.
“Snelheidsregelaar onderbroken”,
automatische deactivering nadat
snelheidslimietaanpassing is
overschreden en geen reactie van de
bestuurder. Het regelingsbereik is beperkt tot een
verschil van maximaal 30
km/h tussen de
ingestelde snelheid en de snelheid van de
voorligger.
Als het verschil groter is, wordt de werking van
het systeem onderbroken als de afstand tot de
voorligger te klein wordt.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de
rijsnelheid uitsluitend door af te remmen op de
motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam
af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van
het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
-
a
ls de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger,
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Gevallen die niet door de radar worden
gedetecteerd:
-
S
tilstaande voertuigen (file, autopech enz.).
-
T
egemoetkomende voertuigen.
Head-up display
7.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Rijden
189
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van deze
modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode
wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet
via het Bluetooth-systeem van het
audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu enkele
functies, zoals de airconditioning en
achterruitverwarming, tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. -
m
eer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Allesdragers/Imperiaal
Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak beschadigd
raakt, moet u voor de auto goedgekeurde
allesdragers en imperiaals gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften
en de gebruiksvoor waarden die
staan vermeld in de handleiding die
met de allesdragers en imperiaals is
meegeleverd.
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid en
de stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig de veiligheid en
strakke bevestiging van de allesdragers, in
ieder geval voor elke rit.
Ver wijder de allesdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
7
Praktische informatie
4
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu
of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu
of lijst selecteren.
Indrukken van de draaiknop:
bevestigen.
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering."Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer
index, Instelling telefoon, Gespr.
beëindigen.
" Boordcomputer ".
" Onderhoud ": Diagnose, Logboek
waarschuw., ... . "
Verbindingen ": Beheer van de
verbindingen, apparaten zoeken.
" Persoonlijke instelling -
configuratie ": Parameters van
de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze
van eenheden, Datum en tijd
instellen.
Druk op de toets " MENU".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets
SOURCE om de radiofunctie te
selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik
te selecteren (FM / AM / DAB). Druk op een van de toetsen voor
automatisch zoeken naar een
radiozender.
Druk op een van de toetsen om
handmatig naar hogere/lagere
frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst
van de beschikbare zenders in het
gebied waar u zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden
op de toets om deze lijst bij te
werken. Tijdens het bijwerken is de
geluidsweergave uitgeschakeld.
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst
optreden door obstakels in de
omgeving (bergen, gebouwen, tunnels,
parkeergarages, enz.), ook als de RDS-
functie is ingeschakeld. Dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet op een storing in
het audiosysteem.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is,
worden de letters RDS doorgestreept
weergegeven op het display.
Bluetooth®-autoradio
15
VR A AGANTWOORDOPLOSSING
Na het afzetten van de motor wordt de radio na
enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog
werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de
eco-modus van de autoradio is geactiveerd om
te voorkomen dat de accu van de auto ontladen
raakt.Schakel het contact in om de laadstroom van
de accu te verhogen.
De melding "het audiosysteem is over verhit"
verschijnt op het display. Om het audiosysteem te beschermen tegen
een te hoge omgevingstemperatuur, activeert
de autoradio automatisch een thermische
beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de
CD-speler uitschakelt.Schakel het audiosysteem enkele minuten uit
om het systeem te laten afkoelen.
Radio
VR A AG
ANTWOORDOPLOSSING
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de
verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Om een optimale luisterkwaliteit mogelijk te
maken, kunnen de audio-instellingen (Volume,
Bass, hoge tonen, Geluidseffect, Loudness)
worden aangepast aan verschillende
geluidsbronnen, die hoorbare verschillen
kunnen genereren bij het veranderen van de
bron (radio, CD-speler...).Controleer of de audio-instellingen (Volume,
Bass, hoge tonen, Geluidseffect en
Loudness) zijn afgestemd op de verschillende
geluidsbronnen. Het is raadzaam de
audiofuncties (Bass, hoge tonen, Balans V-A,
Balans L-R) in de middelste stand te zetten,
de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de
functie Loudness in de stand "Actief " te zetten
bij gebruik van de CD-speler en in de stand
"Inactief " bij gebruik van de radio.
.
Bluetooth®-autoradio
234
G
H
I
Gereedschap ....................................... 202, 206
Gereedschapskist ................................. 201-202
Gevarendriehoek
.......................................... 200
Gewichten
............................................. 22
4-225
Grootlicht
.............................. 2
0, 22, 97, 211-213
Grootlichtassistent
.......................... 2
0, 101, 174
Halogeenlampen
.................................... 21
1-212
Handgeschakelde versnellingsbak ~ Versnellingsbak,
handgeschakeld
..........14 5 -14 6 , 15 3 -15 4, 19 5
Handopvoerpomp
................................. 200-201
Handrem
............................................... 14 4, 19 5
Handsfree-schuifdeur
................................ 4
7- 4 9
Head-up display
..................................... 15
8 -159
Het opslaan van de snelheid
........................159
Hill-Holder ~ Hill Start Assist
.................14 4 -145
Hoedenplank
................................................... 76Identificatiegegevens
....................................
231
Identificatieplaatjes constructeur
.................
231
Identificatie (stickers)
....................................
231
Indeling achter
..............................
..................
81
Indeling interieur ~ Interieurindeling
....
75 -76, 81
Individuele achterstoel(en) op rails
....
71 - 7 2 , 115
Infraroodcamera ...........................................
157
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud) ........................185 -187
Inrichting laadruimte
.......................................79
Instapverlichting
......................................9 9 -10 0
Instrumentenpaneel
..................................9, 15 8
Intelligente tractiecontrole
............................11 0
Interieurfilter
............................................8 6, 19 4
Interieurfilter (vervangen)
.............................19 4
Interieurverlichting
...............................
...95, 102
ISOFIX
...........................................13 0, 132-13 6
ISOFIX bevestigingen
.................... 1
2 9, 132-13 6
ISOFIX kinderzitjes
................................13 0 -13 6
JJack ............................... ..................................78
Jack-aansluiting .............................................. 78
Eco-mode ~ Eco-modus
...............................
189
Eco-rijden (adviezen)
........................................
7
Eendelige vaste bank
................................
64-65
Een lamp vervangen (achterdeuren)
............
214
Electronic Stability Program (ESC)
..............................
1
7, 1 0 9 -11 3
Elektrisch bedienbare schuifdeur
....................................
37- 3 8 , 4 3 - 47
Elektrische ruitbediening
................................ 53
E
lektrisch kinderslot
.....................................
13 6
Elektrisch verstelbare stoelen
.................. 55
-56
Elektronische remdrukregelaar (REF)
.........
11 0
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake
Force Distribution (EBD)
..................... 109 -110
Elektronische sleutel
............................... 31, 14 3
Elektronische startblokkering
~
Startblokkering, elektronische
................... 140
E
F
Flacon AdBlue® ............................................. 19 7
Follow me home-verlichting ............................ 3
2
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-verlichting
........................ 99
D
Dagteller .......................................................... 27
Dashboardkastje ............................................. 76
Datum (instellen)
...............................
..............30
Datum instellen
............................................... 30
Derde remlicht
............................................... 215
Detectie obstakels
........................................ 178
Detectie te lage bandenspanning
~
Bandenspanning,
detectie
...............
..........18, 154-155, 205, 210
Dieselfilter
..................................................... 191
Dieselmotor
............... 1
3, 18, 185, 191, 200, 225
Dimlicht
...................................... 20, 97, 211-213
Dimmer dashboardverlichting
~
Dashboardverlichting (dimmer)
.................... 2
7
Display instrumentenpaneel
...........................28
Dodehoekbewaking
........................21, 176 , 178
Dodehoekdetectie
........................................... 21
Dubbele cabine met vaste achterbank
......7 3 -74
Dubbele cabine met wegklapbare bank
.........74 Elektronisch gestuurde
versnellingsbak ....................145, 15 0 -152, 19 5
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)
................1 0 9 -11 0 , 112 -113
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
.......109
Etiketten
................................................5, 63 - 64
Extra verwarming
.................................51, 9 2- 9 4Hoek van de stoel
.............................. .............
54
Hoek van de stoel verstellen ....................54, 56
Hoofdsteunen verstellen
.................................56
Hoofdsteunen vóór
......................................... 5
6
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~ Stuurverstelling
..........................58
Hoogteverstelling veiligheidsgordels ~ Gordelverstelling
....... 11
4
Hulpoproep
...........................................108 -109
Trefwoordenregister