181
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u
bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er
dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie …)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van brandstofadditieven
die voldoen aan norm B715001
(benzine)
of B715000 (diesel) is toegestaan.
Benzine conform richtlijn EN228 die
respectievelijk 5% en 10% ethanol bevat.
Diesel conform respectievelijk richtlijn EN590,
EN16734 en EN16709 en die respectievelijk
7%, 10%, 20% en 30% vetzuurmethylester
bevat. Als de brandstof B20 of B30, ook al is
het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten
de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt worden
nageleefd.
Paraffinehoudende diesel conform richtlijn
EN159 40.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld
te houden.
Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om
de auto binnen te parkeren (ver warmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
7
Praktische informatie
182
Houd u aan het maximale
a anhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u
aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep
met de functie " Handsfree toegang "
Om te voorkomen dat de achterklep
ongewenst opengaat bij het trekken van een
aanhanger:
-
s
chakel vooraf de functie Handsfree
toegang uit via het configuratiemenu van
de auto,
-
o
f ver wijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep gesloten is.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarom voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading die door
CITROËN zijn goedgekeurd. Wij adviseren
de montage te laten uitvoeren door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het CITROËN-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Belangrijk: wanneer er geen originele
CITROËN-trekhaak is gemonteerd, moet bij
uitvoeringen met een elektrisch bedienbare
achterklep met de functie "Handsfree
toegang" het detectiesysteem opnieuw
worden gekalibreerd door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats:
risico van storingen in de functie "Handsfree
toegang".
Sommige rij- of parkeerhulpfuncties worden
automatisch uitgeschakeld wanneer een
goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Praktische informatie
186
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, …)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u
een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld: de actieve functies worden in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
i ngeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5
minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
-
m
eer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30
minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie
191
Tijdens de 30 minuten na het bijvullen is de
c ontrole uitgevoerd met de olieniveaumeter
op het instrumentenpaneel bij het aanzetten
van het contact niet betrouwbaar.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient
zich zo dicht mogelijk bij het merkteken
" MAX " te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant
om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof
moet worden ververst.
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten
door koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden
uitgevoerd bij koude motor.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
" MIN " bevindt, moet u
koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk. Wacht na het
afzetten van de motor daarom ten minste één uur alvorens
werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet uitvoeren,
neem dan, om brandwonden te voorkomen, een doek en
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten
dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een
afgesloten houder.
F Wacht enkele minuten en controleer ver volgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Koelen van de motor als deze is afgezet
De koelventilator van de motor kan
inschakelen nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voor werpen of
kleding die in de propeller van de ventilator
kunnen komen!
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het systeem
(pomp, reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditief (dieseluitvoering
met roetfilter)
of Het minimumniveau in het
additiefreservoir van het roetfilter
wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding met betrekking tot een te
laag additiefniveau.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
7
Praktische informatie
194
Koplampen en achterlichten
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag.
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons en zeepwater.
Om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichtrubbers beschadigd raken, is het
raadzaam de koplampen, de achterlichten
en omgeving niet te reinigen met een
hogedrukreiniger.
Houd u bij het gebruik van een
hogedrukreiniger aan de voorschriften met
betrekking tot de druk en de spuitafstand.
Ver wijder eerst hardnekkig vuil met behulp
van een spons en lauw zeepwater.
Leder
Leder is een natuurproduct. Om de
duurzaamheid ervan te garanderen moet
het leder geregeld op de juiste wijze worden
onderhouden.
In het garantie- en onderhoudsboekje
van uw auto vindt u
alle specifieke
voorzorgsmaatregelen met betrekking tot
het leder.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft CITROËN er voor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de nabehandeling van de uitlaatgassen. Dit
systeem heeft geen invloed op de prestaties van de
auto en leidt niet tot een hoger brandstofverbruik..
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten
in stikstof en water (deze stoffen zijn niet
schadelijk voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 17
liter.
Hiermee is een actieradius van ongeveer
9000
km mogelijk ( zeer afhankelijk van uw
rijstijl).
Wanneer u
met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden tot het
reservoir helemaal leeg is, wordt automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het rijden met een te lage bandenspanning
veroorzaakt bovendien een hoger
brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning
veroorzaakt vroegtijdige slijtage van banden en
heeft een negatieve invloed op het rijgedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het rijgedrag. Het wordt
aanbevolen regelmatig de staat van de banden
(loopvlak en bandwangen) te inspecteren en
te controleren of de banden over een ventiel
beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het rijgedrag van
de auto.
Het monteren van verschillende banden
op de voor- en achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Onderhoudstips
In het garantie- en onderhoudsboekje van
uw auto vindt u de algemene adviezen met
betrekking tot het onderhoud van uw auto.
Praktische informatie
201
F Controleer of de schakelaar van de compressor in stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
één van de 12V-aansluitingen in de auto.
F
B
evestig de sticker met de
snelheidslimiet.
De sticker met de snelheidslimiet moet
in het interieur, in het gezichtsveld van
de bestuurder, worden geplakt om hem/
haar te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd. F
Z et het contact aan.
Als na ongeveer 7 minuten de
bandenspanning niet 2
bar is, is de band
niet te repareren; neem voor verdere hulp
contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. F
V erwijder de set.
F V er wijder de flacon met afdichtmiddel en
berg deze op.
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het CITROËN-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven. F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in stand " l" te zetten en wacht
tot de bandenspanning 2
bar bedraagt. Het
afdichtmiddel wordt onder druk in de band
gespoten; neem gedurende deze handeling
de slang niet los van de aansluiting (kans op
spatten).
F
Ze
t de schakelaar in stand "O".
F
H
aal de stekker van de compressor uit de in
de auto.
F
P
laats de dop op het ventiel.F
R
ijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20
en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
8
In geval van pech
3
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer
inschakelen door het gelijktijdig
indrukken van de volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel – Type 2
Gesproken commando's:
Deze toets bevindt zich op het stuur wiel
of op het uiteinde van de lichtschakelaar
(afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando's
smartphone via het systeem.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken door tegelijkertijd
op de toetsen voor het verhogen en
verlagen van het geluidsvolume te drukken
(afhankelijk van de uitrusting).
Geluidsweergave weer inschakelen door op
één van de twee volumetoetsen te drukken.
Media (kort indrukken): veranderen
van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken):
telefoongesprek starten.
Tijdens telefoongesprek (kor t
indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (lang indrukken): inkomend
gesprek weigeren, gesprek beëindigen;
als de telefoon niet wordt gebruikt,
toegang tot het telefoonmenu.
Radio (draaien): automatisch zoeken
naar vorige/volgende zender.
Media (draaien): vorige/volgende
nummer, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een
selectie. Indien niets geselecteerd:
toegang tot voorkeuzezenders.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de tracklijst.
Radio (ingedrukt houden): bijwerken
van de lijst met beschikbare
radiozenders.
Menu's
Applicaties
Afhankelijk van de uitrusting en uitvoering.
Toegang tot te configureren
apparaten.
Radio Media
Afhankelijk van de uitrusting en uitvoering.Een geluidsbron of radiozender
selecteren.
.
CITROËN Connect Radio
9
Bluetooth streaming audio®
Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de
smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en
stel eerst het volume van het externe apparaat
in (op een hoog volume).
Stel ver volgens het volume van het systeem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan
het zijn dat u de audioweergave moet starten
via de smartphone.
Bediening verloopt via het externe apparaat of
via de aanraaktoetsen van het systeem.
Als de streaming eenmaal is gestart,
wordt uw smartphone als een geluidsbron
beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via het audiosysteem van
de auto. De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten/albums/
genres/playlists/audioboeken/podcasts).
U kunt ook een gestructureerde indeling in
bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u
terug
naar het eerste niveau in de structuur en
kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld
afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat
u in de structuur weer afzakt naar het
gewenste nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de softwareversie van de
Apple
®-speler.Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het audiosysteem speelt bestanden af met de
extensie ".wav,.wma,.aac,.ogg en.mp3" met een
bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit
Rate) kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (.mp4, enz…)
kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie.wma moeten van
het type WMA 9
Standaard zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 11, 22, 44
en 48 kHz.
Informatie en tips
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers en voor apparatuur
van BlackBerry
® en Apple® die op de USB-
aansluitingen kunnen worden aangesloten.
De kabel is niet meegeleverd.
Het apparaatbeheer wordt uitgevoerd
met bedieningselementen van het
audiosysteem.
Andere randapparatuur, die bij het
aansluiten niet door het systeem wordt
herkend, moet met een kabel (niet
meegeleverd) op de jack-plug worden
aangesloten of via Bluetooth streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
.
CITROËN Connect Radio