75
In dit geval moet er minstens 5 minuten
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld, om beschadiging van
het hydraulische systeem en met name
de pomp te voorkomen;
❒ Voor opwaarts wegrijden op een
helling wordt geadviseerd geleidelijk aan
maar volop gas te geven na de handrem
of het rempedaal te hebben losgelaten;
op deze manier kan de motor tijdelijk met
een hoger toerental draaien en kunnen
steile hellingen met een merkbaar hoger
koppel worden opgereden.CRUISECONTROL
(waar aanwezig)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij een
snelheid van meer dan 30 km/h op lange,
droge en rechte wegen met weinig
veranderingen in de rijomstandigheden
(bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen met
druk verkeer. Gebruik het systeem niet in
de stad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai ring 1 fig. 48 naar .
.
48A0L0022
78)De functie “Launch Control” is alleen
beschikbaar in de Racemodus.
Onafhankelijk van hetgeen expliciet is
aangegeven in de beschrijving van deze
modi, worden de ESC- en ASR-systemen
uitgeschakeld tijdens de werking van de
functie “Launch Control”.
Dit betekent dat de dynamische controle
over het voertuig altijd onder de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
valt. Let daarom uiterst goed op bij het
gebruiken van de Launch Control. Houd
rekening met het verkeer en de conditie
van het wegdek en zorg er tijdens
manoeuvres voor dat er voldoende ruimte
is in het betreffende gebied.
BELANGRIJK
De cruisecontrol kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de
1e versnelling of in de achteruit staat.
Het is raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 5e versnelling of
hoger.
Op afdalingen kan de auto bij
ingeschakelde cruisecontrol de
opgeslagen snelheid iets overschrijden.
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
gaat het digitale
waarschuwingslampje branden en
verschijnt er een speciaal bericht op het
display.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
❒ draai de draaischakelaar 1 fig. 48 naar
en trap het gaspedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken;
❒ beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan
de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen: als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,
keert de auto terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
77
PARKEERSENSOREN
(waar aanwezig)
Ze zitten in de achterbumper
fig. 49 en detecteren de aanwezigheid
van obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
intermitterend geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig dichter
bij het obstakel komt.
49A0L0043
ZOEMER
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er een obstakel achter
de auto is, klinkt er een geluidssignaal
met een frequentie die varieert op basis
van de afstand van het obstakel ten
opzichte van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒ neemt toe naar gelang de afstand
tussen de auto en het obstakel kleiner
wordt, wanneer de afstand ongeveer
30 cm bedraagt klinkt het signaal
continu;
❒ neemt af als de afstand tot het
obstakel groter wordt, tot het signaal
volledig stopt;
❒ is constant als de afstand tussen het
voertuig en het obstakel onveranderd
blijft;
❒ als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
AANWIJZINGEN OP HET DISPLAY
(waar aanwezig)
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 50 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op het
instrumentenpaneel.
Bij meerdere obstakels wordt de
dichtstbijzijnde aangegeven.
50A0L0044
NOODGEVALLEN
98
❒ sluit met een tweede startkabel de
minklem (–) van de hulpaccu aan op een
massapunt
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒ start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met een Speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks met
elkaar!
Als de hulpaccu in een andere auto is
geïnstalleerd, controleren of er geen
accidenteel contact is tussen de metalen
delen van beide auto’s.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
WERKING
Deze grijpt in bij een botsing en
veroorzaakt het volgende:
❒ de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
❒ automatische portierontgrendeling;
alle lampen in de auto worden
ingeschakeld;
❒ inschakeling van de
alarmknipperlichten.
Het digitale waarschuwingslampje en
het speciale bericht op het display geven
de inwerkingtreding van het systeem aan.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
112)
111)Deze procedure moet uitgevoerd
worden door gekwalificeerd personeel
aangezien onjuiste handelingen kunnen
leiden tot zeer sterke elektrische
ontladingen. Bovendien is accuvloeistof
giftig en corrosief: vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
BELANGRIJK
13)Gebruik nooit een accusnellader om
de motor te starten, aangezien dit kan
leiden tot beschadiging van de
elektronische systemen en de
regeleenheden van de ontsteking en de
brandstoftoevoer.
WAARSCHUWINGEN
ONDERHOUD EN ZORG
102
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Alfa Romeo een
reeks controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die elke 20.000 kilometer
uitgevoerd moeten worden.
Vóór 20.000 km en vervolgens tussen
elke twee onderhoudsbeurten is het
sowieso nodig om bepaalde onderdelen
van het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema te controleren (bijv.
periodieke controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het
Speciale Alfa Romeo Servicepunt
uitgevoerd. Eventuele reparaties die
nodig blijken tijdens het uitvoeren van de
diverse inspecties en controles van het
geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na
uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
2000 km voordat er een
onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd, verschijnt er een speciaal
bericht op het display en gaat het lampje
branden.
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
Het wordt geadviseerd het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
149
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
Aandachtig lezen ..............................................2
ABS-systeem ...................................................50
Accu ...................................................................113
opladen ......................................................113
tips voor lange levensduur
accu .............................................................114
vervangen ................................................114
Achterklep/motorkap ............................... 24
openen ..........................................................24
sluiten ............................................................25
Achterlichtunits (lamp vervangen) .......85
Achteruitkijkspiegels...................................15
Actieve veiligheidssystemen...................50
Afmetingen ....................................................127
Afstandsbediening ...........................................9
Alarm ....................................................................11
Alarmknipperlichten ....................................82
"Alfa DNA"-systeem ..............................27
"All Weather"-modus .............................28
"Dynamic"-modus....................................27
"Natural"-modus ......................................27
“Race”-modus ............................................27
Alfa Romeo-code ...........................................12
Alfa Romeo-codesysteem .......................11
ASR (AntiSlip Regulation)-systeem .....50
Banden .............................................................123
bandenspanning....................................124
Fix&Go Automatic (kit) ........................94
standaard banden ................................123
winterbanden .........................................124
Bougies (type)...............................................122
Brandstofafsluitsysteem ..........................98
Brandstofmeter..............................................30
Brandstofverbruik .....................................132
Buitenspiegels.................................................15
Buitenverlichting............................................16
Carrosserie ....................................................115
bescherming tegen
atmosferische invloeden .................115
corrosiegarantie ...................................115
onderhoud ................................................116
CBC (Cornering Brake Control)-
systeem ........................................................51
Chassisnummer ...........................................121
CO
2-emissies ................................................133
Contactslot ...................................................... 10
stuurslot.......................................................11
Cruisecontrol ...................................................75
Dagverlichting (DRL) ...................................17
Dashboard en boordinstrumenten .......30
Dashboard ............................................................8
De motor starten ...................................68/72
Derde remlicht (lamp vervangen) ..........86
Dimlicht ...............................................................17
lamp vervangen ......................................82/84
Display ................................................................32
DTC-systeem
(Drag Torque Control)..................................50
EEBD-systeem ...............................................50
Een lamp vervangen .....................................82
Een wiel vervangen .......................................90
Electronic Q2 (“E-Q2”) .................................51
Elektrische ruitbediening ..........................23
ESC-systeem ...................................................51
Fix&Go Automatic ........................................94
Follow me home-systeem .........................17
Frontairbag bestuurderszijde .................64
Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes .......................................................64
Frontairbag passagierszijde ....................64
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE
150
Gebruik van de versnellingsbak .............70
Gebruik van het instructieboek .................3
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ...................................103
Gewichten.......................................................128
Gordelspanners ..............................................59
krachtbegrenzers....................................60
Grootlicht ...........................................................17
lamp vervangen................................82/84
Grootlichtsignaal ...........................................17
Handmatige klimaatregeling...................21
Handrem .............................................................69
HBA-systeem ...................................................50
Hill Holder-systeem......................................51
Identificatiegegevens..............................120
chassisnummer .....................................121
identificatieplaatje lakwerk ...........121
identificatieplaatje............................. 120
motorcode ............................................. 121
Identificatieplaatje
carrosserielak...............................................121
Instapverlichting ............................................18
Instellingenmenu ...................................32/33
Instrumenten....................................................30
brandstofmeter .......................................30
display...................................................30/32
kilometerteller..........................................30motorkoelvloeistofmeter...................30
snelheidsmeter ........................................30
Intensief gebruik van de auto ...............105
Interieur (reiniging) ....................................117
Interieurverlichting .......................................18
Kennismaking met het
instrumentenpaneel .....................................29
Kentekenverlichting
(lamp vervangen)............................................87
Kilometerteller .......................................30, 31
Kinderen veilig vervoeren..........................60
Kinderzitjes aanbevolen door
Alfa Romeo........................................................62
Kinderzitjes...............................................61/62
Klimaatregeling...............................................20
Koplampen (lamp vervangen) ..................84
Koplampen ........................................................25
koplampafstelling in
het buitenland ...........................................25
lichtbundel afstellen ..............................25
Koplampunits (lamp vervangen) ............84
Krachtbegrenzers ..........................................60
Krik ........................................................................90
Lakwerk (identificatieplaatje) .............121
Lamp buitenverlichting vervangen .......84
Lampjes en berichten...................................34
Luchtfilter.......................................................112
Menuopties ......................................................34
Mistachterlicht/achteruitrijlicht ...........86
Mistachterlichten ..........................................18
Motorcodes ...................................................121
Motorkoelvloeistof ...................................108
Motorkoelvloeistofmeter .........................30
Motornummer ..............................................121
Motorolieverbruik ......................................108
niveaus controleren ............................108
Motorruimte..................................................106
identificatiecodes................................120
markering .................................................121
motorkoelvloeistofniveau...............108
motorolie ..................................................130
technische gegevens ..........................119
niveaus controleren ............................106
wassen .......................................................116
Niveaus controleren .................................106
Noodgevallen ...................................................81
Noodstart ..........................................................97
Onderhoud en zorg ....................................101
carrosserie ..............................................115
geprogrammeerd onderhoud ........102
geprogrammeerd
onderhoudsschema ............................103
intensief gebruik van de auto.........105
periodieke controles ........................106
Opheffen van het voertuig .....................114