192
Toegang tot het reservewiel
F Het reser vewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende
ruimte is om het reser vewiel te kunnen
verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit
de houder
F Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk van de uitvoering).
F
O
pen de achterdeuren (of achterklep) om
bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen.
F
D
raai de bout los met behulp van de
wielsleutel, tot de reservewielhouder
laag genoeg hangt om de haak van de
reservewielhouder los te maken. F
H
aal de reser vewielhouder los van de haak
en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
Het reservewiel aanbrengen in de
houder
F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
F B eweeg het reser vewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset
.
F
P
arkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
dragen van een reflecterend veiligheidsvest,
enz.) conform de regels die gelden in het
land waar u zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
In geval van pech
193
Een wiel verwijderen
De auto parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg er voor dat deze
op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in en zet ver volgens het contact
af om de wielen te blokkeren.
Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en zet
ver volgens het contact af om de wielen te
blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer of het
lampje op het instrumentenpaneel brandt.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Plaats bij een auto met een elektrische
parkeerrem een wielblok tegen het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Wiel met wieldop
Demonteren: ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken. Gebruik niet:
-
d
e krik voor andere werkzaamheden
dan het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
A of B . Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
F
A
ls uw auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijder dan de wieldop met gereedschap
8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, ver wijder dan de sierdop van de
wielbouten met gereedschap 8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten, zet
dan dop 9 op wielsleutel 6 om de slotbout
iets los te draaien.
F
D
raai
de andere bouten iets los (zonder ze
te verwijderen) met uitsluitend wielsleutel 6 .
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en draai de bout weer volledig vast met de
wielsleutel.
8
In geval van pech
194
F Draai krik 7 uit tot de kop van de krik krikpunt A of B raakt; het contactvlak van
krikpunt A of B moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder krikpunt
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het krikpunt van de auto
zich in het midden van de kop van de krik
bevindt. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik losschieten – Kans op
letsel!
Het is verboden om onder de auto te gaan
liggen. F
V er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met wielsleutel 6 voorzien
van dop 9 handvast. F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw krik 7 op en ver wijder deze.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) geheel
vast met wielsleutel 6 voorzien van dop 9 .
F D raai de overige wielbouten geheel vast
met alleen wielsleutel 6 .
F
B
erg het gereedschap op.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 6 .
In geval van pech
200
Zorg bij het aanbrengen er voor dat de lippen en de
bedrading weer correct worden teruggeplaatst om te
voorkomen dat de bedrading klem komt te zitten.
Nadat de lamp van een richtingaanwijzer
achter vervangen is, duurt het resetten ten
minste ongeveer 2 minuten.
Kentekenplaatverlichting
Ty p e A , W5W -5W
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten met
behulp van de meegeleverde Torx-sleutel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de gereedschapsset .
F
T
rek vanaf de buitenzijde de lichtunit naar u
toe (bij achterdeuren ) of in de richting van
het midden van de auto (bij achterklep ).
F
B
eweeg de lippen naar buiten en ver wijder
vervolgens de lamphouder.
F
D
ruk de defecte lamp iets in en draai
hem een kwartslag linksom om hem te
verwijderen. F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Met achterdeuren
F Maak de binnenbekleding los.
F N eem de stekker los door de lip opzij te
bewegen.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
P
laats de lamphouder terug en sluit de
stekker weer aan.
F
P
laats de binnenbekleding terug.
Met achterklep
F Ver wijder het kunststof lampglas met behulp van een schroevendraaier.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
B
reng het kunststof lampglas aan en druk
het vast.
Derde remlicht
Ty p e A , W16W -16W
F
D
raai de twee moeren los.
F
D
ruk de pennen samen.
F
N
eem indien nodig de stekker los om de
lamp te verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
In geval van pech
206
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
F
z
et het contact af en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen. Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Toegang tot het sleepoog
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset
.
In geval van pech
207
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel
in de neutraalstand.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand N.
Als u dit niet doet, is het mogelijk
dat bepaalde onderdelen van het
remsysteem beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten niet meer
werkt.
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Beweeg uw vinger vanuit het midden van
het klepje in de voorbumper naar een
bovenhoek (zoals hierboven aangegeven)
om het los te maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang. F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt. Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur wiel van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem vrij te zetten,
-
b
ij het slepen met slechts twee wielen
op de grond,
- b ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
F
P
laats op de achterbumper de sleutel in de
inkeping onder het klepje.
F
D
raai de sleutel en open het klepje.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F R ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt.
8
In geval van pech
16
Een door het systeem gevonden
WiFi-netwerk selecteren en hiermee
verbinding maken.
Verbinding Wi-Fi
Deze functie is alleen beschikbaar als
deze is ingeschakeld via het menu
"Notificaties" of "Applicaties". Druk op " Notificaties ".
Selecteer Wi-Fi om deze in te
schakelen.
OF Druk op Applicaties om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES" om naar de
secundaire pagina te gaan.
Selecteer " Verbinding WiFi-
netwerk ".
Selecteer het tabblad " Beveiligd" of
" Niet beveiligd " of "Opgeslagen ".
Selecteer een netwerk. Voer met het virtuele toetsenbord de
"
Sleutel " van het Wi-Fi-netwerk en
het " Wachtwoord " in.
Druk op " OK" om de verbinding te
starten.
Beperkingen m.b.t. het gebruik:
-
M
et CarPlay
® kan uitsluitend de WiFi-
verbinding worden gedeeld.
-
M
et MirrorLink
TM kan uitsluitend de
USB-verbinding worden gedeeld.
De kwaliteit van de diensten is afhankelijk
van de kwaliteit van de netwerkverbinding.
Als "TOMTOM TR AFFIC" wordt
weergegeven, zijn de diensten
beschikbaar.
Met online navigatie beschikt u over de
volgende diensten.
Een pakket online ser vices:
-
We e r,
-
Tankstations,
-
Parking,
-
Verkeer,
-
P
OI lokaal zoeken.
Een pakket "Gevarenzone" (optioneel). Werkingsprincipes en normen zijn
permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale
communicatie tussen de smartphone
en het systeem, adviseren wij u om
het besturingssysteem van uw
smar tphone en de datum en tijd op
zowel de smar tphone als het systeem
up-to-date te houden.
Specifieke instellingen voor
de online navigatie
Via het menu "Instellingen" kunt
u een profiel voor één persoon
of voor een groep personen met
gemeenschappelijke instellingen
aanmaken, waarbij vele instellingen
mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio,
audio-instellingen, navigatiegeschiedenis,
favoriete contacten, enz.). Deze
instellingen worden dan automatisch
aangepast.
Druk op Navigatie om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " MENU" om de tweede pagina
weer te geven.
Selecteer " Instellingen ".
PEUGEOT Connect Nav
22
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor
de telefoon voor:
- "Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend
telefoon),
-
"Streaming " (streaming: draadloos
afspelen van audiobestanden van de
telefoon),
-
"Gegevens mobiel internet ".
Om gebruik te kunnen maken van online
navigatie moet het profiel " Gegevens
mobiel internet " zijn geselecteerd (indien
uw auto niet beschikt over de diensten
"Noodoproep en pechhulpoproep"), nadat
u eerst op uw smartphone het delen
van de mobiele dataverbinding hebt
geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK" om te bevestigen.
Wifi-verbinding
Verbinding met het WiFi-netwerk van de
smartphone.
Druk op Applicaties om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES" om naar de
secundaire pagina te gaan. Selecteer "
Verbinding WiFi-
netwerk ".
Selecteer het tabblad " Beveiligd" of
" Niet beveiligd " of "Opgeslagen ".
Selecteer een netwerk.
Voer met het virtuele toetsenbord de
" Sleutel " van het WiFi-netwerk en
het " Wachtwoord " in.
Druk op " OK" om de verbinding te
starten.
U kunt alleen gebruikmaken van de WiFi-verbinding en het delen van
de Wi-Fi-internetverbinding via het netwerk van de smartphone.
Wifi-verbinding delen
Aanmaken van een lokaal WiFi-netwerk door
het systeem.
Druk op Applicaties om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES" om naar de
secundaire pagina te gaan.
Selecteer " WiFi-verbinding delen ".
Selecteer het tabblad "Activering" om het delen
van de WiFi-verbinding in of uit te schakelen.
en/of
selecteer het tabblad " Instellingen" om de
naam van het netwerk van het systeem en het
wachtwoord te wijzigen.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Om uzelf te beschermen tegen niet-
geautoriseerde toegang en uw systeem zo
veilig mogelijk te maken, wordt het gebruik
van een complexe beveiligingscode of
wachtwoord aanbevolen.
Verbindingen beheren
Druk op Applicaties om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES" om naar de
secundaire pagina te gaan.
Selecteer " Verbinding beheren ".
Via deze functie kunt u zien welke online
diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn
en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.
PEUGEOT Connect Nav