Page 105 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen103ServicedisplayControlelamp o brandt ook op het
Driver Information Center wanneer de
resterende afstand vóór de volgende
onderhoudsbeurt 0 km bereikt of de
datum van de onderhoudsbeurt is
bereikt.
Ook verschijnt het bericht VERVANG
ZSM DE MOTOROLIE op het Driver
Information Center.
Servicedisplay 3 97.
Schakel motor uit C brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Als C brandt (mogelijk in combinatie
met W en / of R) de auto zo spoedig
mogelijk stoppen en de motor
uitschakelen.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Afhankelijk van het type storing kan er
ook een waarschuwingsmelding op
het Driver Information Center
verschijnen 3 107.
Remsysteem
R brandt rood.
Controlelamp R blijft branden na het
inschakelen van het contact als de
handrem aangetrokken is en dooft
wanneer de handrem wordt losgezet
3 163.
Wanneer de handrem wordt losgezet, brandt R (mogelijk in combinatie met
C ) als het remvloeistofpeil te laag is
3 193.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 162.
Antiblokkeersysteem (ABS) u brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelampjes u en A oplich‐
ten en de berichten CONTROLEER
ABS en CONTROLEER ESP op het
Driver Information Center 3 107
verschijnen, is er een storing in het ABS. Het remsysteem blijft werken
maar zonder ABS-regeling.
Als controlelampjes u, A , R en
C oplichten, worden ABS en ESC
gedeactiveerd en verschijnt het
bericht DEFECT REMSYSTEEM . De
hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem 3 162.
Schakelen k of j brandt geel.
Gaat branden wanneer voor zuinig
rijden schakelen wordt aanbevolen.
ECO-modus 3 140.
Lane Departure Warning
ì brandt wit.
Page 106 of 261

104Instrumenten en bedieningsorganenBrandt kort wanneer het contact
wordt ingeschakeld en het systeem
bedrijfsgereed is.
Wanneer het systeem onbedoeld
wisselen van rijstrook herkent, klinkt
er een geluidssignaal in combinatie
met ì.
Lane Departure Warning 3 178.
Elektronische
stabiliteitsregeling
b knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het
motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd 3 166.
Brandt onderweg
Het systeem is niet beschikbaar.
Kan samen met controlelampje A
oplichten 3 102. Een bijbehorend
bericht verschijnt ook op het Driver
Information Center 3 107.ESC 3 166.
Traction Control-systeem 3 165.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
Ø brandt groen.
Als ESC gedeactiveerd is met Ø op
het instrumentenpaneel, dan brandt
controlelampje Ø en verschijnt er
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 107.
ESC 3 166.
Traction Control-systeem 3 165.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Als W brandt (mogelijk in combinatie
met controlelampje C), stop dan de
auto en schakel de motor uit.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 190.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
AdBlue
ú brandt geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Tank zo
spoedig mogelijk AdBlue bij, opdat de motor blijft starten.
Licht samen met controlelamp A op
als aanduiding van een systeemsto‐
ring of als waarschuwing dat de motor
Page 107 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen105na het bepaalde afstand wellicht niet
kan worden gestart. Onmiddellijk hulp
van een werkplaats inroepen.
Er kan een betreffend bericht op het
Driver Information Center verschijnen
3 107.
AdBlue 3 150.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
De controlelamp w brandt samen met
C 3 103 en er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center als
een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt gedetecteerd.Knippert
Storing in het systeem. Na enige tijd
brandt de controlelamp continu.
Neem contact op met een werkplaats.
De controlelamp w brandt samen met
A 3 102 en er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center als
een band zonder druksensor wordt
geplaatst (bijv. reservewiel).
Bandenspanningscontrolesysteem
3 213.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Laat de auto met de motor uitgescha‐
keld naar een werkplaats slepen.
Te laag brandstofpeil
Y brandt geel.
Page 108 of 261

106Instrumenten en bedieningsorganenBrandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Brandstofpeil in de tank is te laag.
Onmiddellijk bijtanken.
Tank nooit leegrijden.
Tanken 3 181.
Katalysator 3 150.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 195.
Brandstoffilter aftappen
k brandt geel.
Er is water in het brandstoffilter gede‐ tecteerd.
Dieselbrandstoffilter 3 195.
Stop-startsysteem
\ brandt wanneer een Autostop
wordt verhinderd als niet aan
bepaalde voorwaarden wordt
voldaan.
Ï brandt of knippert geel / groen.Brandt
Licht groen op tijdens een Autostop.
Als Ï geel oplicht, is er sprake van
een fout in het Stop/Start-systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Knippert groen tijdens automatisch
opnieuw starten.
Stop-startsysteem 3 143.
Rijverlichting
0 brandt groen.
Brandt wanneer de zijmarkeringslich‐
ten aan zijn 3 114.
Dimlicht
9 brandt groen.
Brandt wanneer de koplampen aan zijn 3 114.
Grootlicht
P brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 115.Grootlichtassistentie
í licht op wanneer de grootlichtas‐
sistentie wordt geactiveerd 3 115.
Mistlampen voor
> brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde voorste mistlampen 3 118.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 118.
Cruise control
m , U brandt groen of geel.
m brandt groen als een bepaalde
snelheid wordt opgeslagen.
U brandt groen als het systeem aan
is.
Cruisecontrol 3 168.
Actief noodstopsysteem
l brandt of knippert geel.
Page 109 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen107BrandtHet systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Controleer de reden van deactivering 3 172 en roep bij een systeemfout de
hulp van een werkplaats in.
Knippert Het systeem grijpt actief in.Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch licht of sterk afrem‐
men.
Actieve noodrem 3 172.
Snelheidsbegrenzer U brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld systeem.
Snelheidsbegrenzer 3 170.
Tachograaf
& licht op wanneer er een storing is
3 112.Portier open
y brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld contact
wanneer er een portier of de bagage‐
ruimte open is.
Afhankelijk van de versie brandt ook
de controlelamp op het versnellings‐
bakdisplay en geeft aan welk portier
open is.Displays
Driver Information Center Het Driver Information Center zit in de
instrumentengroep onder de snel‐
heidsmeter.
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie, verschijnen de volgende zaken in
de display:
● buitentemperatuur 3 91
● klok 3 92
● kilometerteller, dagteller 3 95
● peilsensor motorolie 3 97
● service-display 3 97
Page 110 of 261

108Instrumenten en bedieningsorganen● boordinformatie 3 108
● tripcomputer 3 110
● actief noodstopsysteem 3 172
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Info-Display
Het centrale display op het Infotain‐
mentsysteem toont de tijd (en / of de
buitentemperatuur, afhankelijk van
de versie) en gegevens van het Info‐
tainmentsysteem.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op
de stuurkolom, het stemherkennings‐
systeem (mits beschikbaar) of via hetaanraakschermdisplay.Bediening met aanraakscherm
Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding van het infotainmentsys‐
teem.Boordinformatie
Er verschijnen berichten in het Driver
Information Center, in combinatie met
controlelampje j of C.
InformatieberichtenInformatieberichtenSPAARSTAND ACCUANTISLIP-SYSTEEM UITLICHTAUTOMAAT NIET CTIEFOLIEPEIL CORRECTAEBS ACTIEFAEBS GEDEACTIVEERD
Storingsmeldingen Verschijnen in combinatie met contro‐
lelampje j. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg een werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om de
storingsmelding te wissen. Na enkele
seconden verdwijnt de melding
Page 111 of 261

Instrumenten en bedieningsorganen109automatisch en blijft j in beeld. De
storing wordt daarna opgeslagen in
het on board-systeem.StoringsmeldingenCONTROLEER ESPVERVANG DIESELFILTERTRANSMISSIE CONTROLERENCONTROLEER VERLICHTINGWAARSCHUWING AEBS
CONTROLERENWAARSCHUWING AEBS
GEDEACTIVEERD
Waarschuwingsmeldingen
Deze kunnen verschijnen bij contro‐
lelampje C of in combinatie met
andere waarschuwingsmeldingen,
controlelampjes of een akoestisch
signaal. Schakel de motor onmiddel‐
lijk uit en raadpleeg een werkplaats.
WaarschuwingsmeldingenDEFECTE INSPUITINGMOTOR TE HEETTRANSMISSIE TE HEET
Bandenspanningscontrolesysteem
3 213.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Als de veiligheidsgordel niet omgedaan is 3 60.
● Als u met aangetrokken handrem
een bepaalde snelheid over‐
schrijdt 3 163.
● Als de parkeerhulp een obstakel
detecteert of als er een storing is3 174.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft en
de koppelingstemperatuur te
hoog is 3 158.
● Als de snelheid korte tijd een ingestelde limiet overschrijdt
3 95.
● Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur 3 32.
● Als de schuifdeur open is en de handrem losgezet is 3 32.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 39.
● Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaald niveau daalt of als er een
storing is 3 150.
● Als het Lane Departure Warning-
systeem onbedoeld wisselen van rijstrook detecteert en wanneer
het systeem geactiveerd is
3 178.
Page 112 of 261

110Instrumenten en bedieningsorganenBij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde rijverlichting 3 114.
● Er is een storing in de elektrische
portiervergrendeling 3 30.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft
3 158, de handrem niet aange‐
trokken is, de neutrale stand niet
geselecteerd is of het rempedaal
niet ingetrapt is. Ook kan een
betreffend bericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 107.
● Als de buitenkruk van de zijschuifdeur bij het ontgrendelenvan de auto open staat 3 32.
● Als de handrem niet is aange‐ trokken wanneer de schakelaar
elektrische schuifdeur wordt
ingedrukt 3 32.● Als de elektrische schuifdeur aan
de binnenkant met actief kinder‐
slot wordt vergrendeld 3 32.
● Als de motor in een Autostop maar niet uitgeschakeld is. Stop-startsysteem 3 143.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden.
Afhankelijk van het specifieke model
kunnen de volgende functies worden
geselecteerd door de knop op het
uiteinde van de wisserhendel meer‐
dere malen in te drukken:
● brandstofverbruik
● gemiddeld verbruik
● momentaan verbruik
● actieradius