Page 193 of 261

Verzorging van de auto191KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken MINI staan. Bijvullen als het peil
te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Met antivries bijvullen. Is geen anti‐
vries beschikbaar, dan schoon drink‐
water of gedestilleerd water gebrui‐
ken. Dop goed vastdraaien. Antivries‐ gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Als een aanzienlijke hoeveelheid
koelvloeistof vereist is, dient het koel‐
systeem te worden ontlucht. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Stuurbekrachtigingsvloei‐stof
Voorzichtig
Zeer kleine hoeveelheden vuil‐
deeltjes kunnen schade aan de
stuurinrichtingssysteem veroorza‐
ken, waardoor het niet meer goed
werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistof‐zijde van de reservoirdop of dat ze in het reservoir terechtkomen.
In principe hoeft u het vloeistofpeil
niet te controleren. Als er bij het
sturen een ongewoon geluid klinkt of
als de stuurbekrachtiging vreemd
reageert, roep dan de hulp van een werkplaats in.
Afhankelijk van het model bevindt het
reservoir van de stuurbekrachtigings‐
vloeistof zich in de motorruimte
(type A) of onder de voorwielkast,
achter een afwerkingspaneel
(Type B).
Page 194 of 261
192Verzorging van de autoType A
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MINI daalt.
Type B
Neem contact op met een werkplaats,
als het vloeistofpeil in het reservoir tot onder het merkteken MIN daalt.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐ stof bijvullen die antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Het gebruik van sproeiervloeistof
dat isopropanol bevat, kan de
buitenlampen beschadigen.
Page 195 of 261

Verzorging van de auto193Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de
remvoeringen zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot
gevolg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde remvloeistof
voor uw auto gebruiken.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 235.
Accu De starthulpaansluiting zit in de
motorruimte.
Starthulp gebruiken 3 225.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte
ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Controlelampje p licht op als er een
storing in het laadsysteem is. Stop,
schakel de motor uit en roep de hulp
van een werkplaats in.
Laadsysteem 3 102.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan
vier weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Page 196 of 261

194Verzorging van de auto9Gevaar
Controleer of het contact geheel is
uitgeschakeld (de auto mag niet ineen Autostop staan) voordat u de
accu aansluit of loskoppelt.
Stop-startsysteem 3 143.
Accubeveiliging 3 121.
Accu blootleggen
De accu bevindt zich achter een plaat in de portierdrempel linksvoor. De
plaat verwijderen om toegang te krij‐
gen tot de accu.
Accu vervangen
Let erop dat de accu altijd door een
accu van dezelfde soort wordt
vervangen.
Roep de hulp van een werkplaats in
om de accu van de auto te laten
vervangen.
Stop-startsysteem 3 143.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
9 Gevaar
Voor voldoende ventilatie zorgen
bij het opladen van de accu. Er
bestaat gevaar voor ontploffing als gassen die tijdens het opladen
worden gevormd kunnen blijven hangen!
Starthulp gebruiken 3 225.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 197 of 261

Verzorging van de auto195● Zie de gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Extra accu
Afhankelijk van de accessoires die op
de auto zitten, zijn bepaalde modellen voorzien van een extra accu gemon‐
teerd onder de voorstoel rechts.
Let op
De extra accu wordt alleen automa‐
tisch aan de hoofdaccu gekoppeld
wanneer de motor loopt. De extra
accu hoeft niet te worden ontkop‐
peld voordat u de hoofdaccu ontkop‐ pelt of voordat u starthulpkabels
gebruikt.
De polen zijn geschikt voor extra
elektrische verbruikers tot maximaal 50 A.
Starthulp gebruiken 3 225.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Kartelboutjes op het filterdeksel
en aan de onderkant van het filter ca.
één slag losdraaien om het water af
te tappen.
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
olie uit het kartelboutje aan de onder‐ kant loopt. De twee boutjes opnieuw
aanhalen.
Dieselbrandstoffilter met kortere
intervallen controleren als de auto dienstdoet in buitengewone omstan‐
digheden.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden
geventileerd of ontlucht.
Page 198 of 261

196Verzorging van de autoTank met brandstof vullen en als volgtte werk gaan:
1. Passende opvangbak onder de ontluchtingsschroef van het
brandstoffilter plaatsen om brand‐
stof in op te vangen.
2. Ontluchtingsschroef (pijl) één slag
losdraaien.
3. Lijnopvoerpomp langzaam en gelijkmatig met de hand bedie‐
nen, totdat de brandstof die langs
de losgedraaide ontluchtings‐
schroef stroomt geen luchtbellen
meer vertoont.
4. Ontluchtingsschroef weer aanha‐ len.
Bij auto zonder lijnopvoerpomp tank
met brandstof vullen en als volgt te
werk gaan:Voorzichtig
Contactsleutel vóór het ontluchten niet naar stand 3 draaien.
Contactslotstanden 3 141.
1. Contactsleutel naar stand 2
draaien en gedurende
5 seconden vasthouden.
2. Sleutel weer naar stand 1 draaien
en gedurende 3 seconden wach‐
ten.
3. Stap 1 en 2 meerdere keren herhalen.
4. Sleutel naar stand 3 en weer naar
0 draaien.
Als de motor na diverse pogingen tot ontluchten van het dieselbrandstof‐
systeem niet kan worden gestart, de
hulp van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangen
Wisserbladen voorruit Gebruik zo nodig het opstapje onder
de koplampen om bij de voorruiten‐ wisser te komen.
Wisserarm optillen, bevestigingsklem
naar wisserarm duwen en wisserblad losmaken.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Page 199 of 261
Verzorging van de auto197Gloeilamp vervangen
Controleer of het contact geheel is uitgeschakeld (de auto mag niet in
een Autostop staan 3 143 ) en schakel
de betreffende schakelaar uit of sluit de portieren.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
lamp gebruiken.
Lampcontrole Schakel het contact na het vervangen
van een lamp in en bedien en contro‐ leer de lichten.
Werkzaamheden uitvoeren 3 188.Koplampen
Koplampen hebben gescheiden
systemen voor groot licht 1 en
dimlicht 2.
Groot licht
1. Beschermkap koplamp demonte‐
ren.
2. Ontkoppel de kabelboomstekker van de lamphouder.
Page 200 of 261
198Verzorging van de auto
3. Maak de veerclip los en trek delamphouder uit het reflectorhuis.
4. Gloeilamp van lamphouder halen en de geloeilamp vervangen.
5. Steek de lamphouder in het reflectorhuis.
6. Zet deze vast met de veerclip en sluit de kabelboomstekker aan opde lamphouder.
7. Monteer de beschermkap van de koplamp.
Dimlicht
1. Beschermkap koplamp demonte‐ ren.
2. Ontkoppel de kabelboomstekker van de lamphouder.
3. Lamphouder linksom losdraaien. 4. Lamphouder uit reflectorhuis trek‐
ken.
5. Gloeilamp van lamphouder halen en de geloeilamp vervangen.
6. Lamphouder plaatsen, de twee nokken in het reflectorhuis klikkenen deze rechtsom vastklikken.
7. Sluit de kabelboomstekker aan op
de lamphouder.
8. Monteer de beschermkap van de koplamp.