Rijd niet met een auto met een
beschadigde veiligheidsgordel:
Gebruik van een beschadigde
veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een
ongeluk kan het gordelmateriaal van
de veiligheidsgordel die op dat
moment werd gedragen beschadigd
raken. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan tijdens een
aanrijding geen voldoende
bescherming bieden. Laat een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens
een aanrijding in gebruik waren
inspecteren alvorens deze weer in
gebruik te nemen.
Laat uw veiligheidsgordels
onmiddellijk vernieuwen als de
voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) de voorspanners
van de veiligheidsgordels en de airbags
inspecteren. Juist zoals de airbags
functioneren de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels slechts eenmaal en
moeten deze na elke botsing waarbij
deze geactiveerd werden worden
vernieuwd. Als de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een
botsing toenemen.Dragen van de schoudergordel:
Een schoudergordel die op verkeerde
wijze wordt gedragen is gevaarlijk.
Zorg er steeds voor dat de
schoudergordel over uw schouder en
in de nabijheid van uw nek wordt
geplaatst, maar nooit onder de arm,
op de nek zelf of op de bovenarm.
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een
aanrijding wordt de schok van de
botsing dan rechtstreeks op de
onderbuik overgebracht, hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken. Zorg er
voor dat de heupgordel nauwsluitend
past en draag deze zo laag mogelijk
om de heupen.
Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het
beenderstelsel van het lichaam te
drukken en behoren laag om de
voorzijde van het bekken, of om het
bekken, de borst en schouders
gedragen te worden, al naargelang van
toepassing; het dragen van de
heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo
nauwsluitend mogelijk afgesteld te
worden, in overeenstemming met
comfort, om de bescherming te
kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende
gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming
kunnen bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-24
instructies betreffende bepaalde
medische aandoeningen.
▼Noodblokkeerstand
Wanneer de veiligheidsgordel is
vastgemaakt, zal deze zich altijd in de
noodblokkeerstand bevinden.
In de noodblokkeerstand blijft de
gordel comfortabel om de gebruiker
zitten en zal de oprolautomaat tijdens
een aanrijding in positie blokkeren.
Als de gordel geblokkeerd is en niet
naar buiten getrokken kan worden, de
gordel eenmaal laten oprollen en deze
vervolgens langzaam proberen naar
buiten te trekken. Als dit niet werkt, de
gordel 1 maal krachtig aantrekken en
loslaten en vervolgens opnieuw
langzaam naar buiten trekken.
Veiligheidsgordels
▼Vastmaken van de
veiligheidsgordels
Plaats de veiligheidsgordeltong in de
gesp.
1. Veiligheidsgordeltong
2. Veiligheidsgordelgesp
Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel
vervolgens de schoudergordel zodanig
af dat deze nauwsluitend om uw
lichaam past.
1. Laag om de heupen houden
2. Aantrekken
3. Te hoog
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
van de achterzitting correct door de
veiligheidsgordelgeleider wordt geleid
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-26
en dat deze niet is verdraaid voordat u
de gordel vastmaakt.
▼Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de
veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, deze
naar buiten trekken en op verdraaiing
en knikken inspecteren. Kijk vervolgens
of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
1. Toets
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt
opgerold, deze door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) laten inspecteren.
▼Voorste schoudergordelafsteller
De veiligheidsgordels van de
voorzittingen hebben een voorste
schoudergordelafsteller. Als de
veiligheidsgordel uw nek raakt of van
uw schouder glijdt, stelt u de hoogte
van de veiligheidsgordel in.
Hoger zetten
Beweeg de voorste
schoudergordelafsteller omhoog om
de veiligheidsgordel te verhogen.
Lager zetten
Houd de voorste
schoudergordelafsteller vast en verlaag
de gordel met de knop van de voorste
schoudergordelafsteller ingedrukt om
de veiligheidsgordel te verlagen.
Duw na het afstellen de voorste
schoudergordelafsteller omlaag en
controleer dat deze stevig op zijn
plaats zit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-27
Veiligheidsgordelwaarsch
uwingssystemen
▼Veiligheidsgordelwaarschuwingssy
stemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet
is vastgemaakt, wordt de inzittende
door een waarschuwingslampje of een
zoemtoon gewaarschuwd.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
veiligheidsgordel (voorzitting) op
pagina 7-69.
Zie Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel (achterzitting) (rood)
op pagina 7-69.
Zie Waarschuwingszoemer
veiligheidsgordel op pagina 7-77.
Veiligheidsgordelindicatielampje
(achterzitting) (groen)
Het lampje gaat branden wanneer de
veiligheidsgordel van de achterzitting
wordt vastgemaakt terwijl het contact
op ON wordt gezet, en gaat uit nadat
een bepaalde tijd is verstreken.
Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
▼Voorspanners van
veiligheidsgordels en
begrenzingsystemen
Voor een optimale bescherming zijn
de veiligheidsgordels van de
voorzittingen en van de buitenste
zitplaatsen van de achterzitting
*
uitgerust met voorspanner- en
begrenzingsystemen. Om deze beide
systemen correct te kunnen laten
functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.
Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig
met de airbags geactiveerd.
(Met rolsensor)
Wanneer tevens een kanteling (over de
kop slaan) wordt bespeurd, worden de
voorspanners gelijktijdig met de
airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over
activering, Criteria voor SRS airbag
activering (pagina 2-66).
Wanneer de airbags worden
opgeblazen, trekken de
oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel strak
aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners
geactiveerd werden dienen deze
steeds vernieuwd te worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje voor systeem
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-28*Bepaalde modellen.
Breng geen wijzigingen aan een
voorportier aan en laat geen
beschadigingen onhersteld. Laat een
beschadigd voorportier altijd door
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan
een voorportier of het niet herstellen
van beschadigingen is gevaarlijk. Elk
van de voorportieren is voorzien van
een zij-impactsensor welke onderdeel
vormt van het aanvullend
beveiligingssysteem. Als gaten worden
geboord in een voorportier, een
portierluidspreker blijvend wordt
verwijderd, of een beschadigd portier
niet wordt hersteld, kan de werking
van de sensor nadelig beïnvloed
worden zodat deze de druk van de
impact van een zijdelingse botsing niet
meer correct kan bespeuren. Als een
sensor een zijdelingse botsing niet
correct kan bespeuren, bestaat de kans
dat de zij- en gordijn-airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners niet
normaal functioneren, waardoor de
inzittenden ernstig letsel kunnen
oplopen.Breng geen wijzigingen aan in het
aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de
onderdelen of de bedrading van het
aanvullend beveiligingssysteem is
gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in
werking stellen of buiten gebruik
stellen. Breng geen enkele wijziging
aan in het aanvullend
beveiligingssysteem. Hieronder vallen
het aanbrengen van stuurbekleding ,
etiketten of wat dan ook op de
airbagmodules. Hieronder valt ook het
installeren van extra elektrische
apparatuur op of nabij de onderdelen
en de bedrading van het systeem. Een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) kan de
speciale aandacht besteden die bij het
uitbouwen en inbouwen van de
voorzittingen nodig is. Het is van
belang de bedrading en de
aansluitingen van de airbag te
beschermen om er voor te zorgen dat
de airbags niet per ongeluk in werking
treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet
beschadigd wordt en de
airbag-aansluiting van de zittingen
onbeschadigd blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-56
Beperkingen van de SRS
airbag
▼Beperkingen van de SRS airbag
Bij ernstige botsingen zoals die
hierboven beschreven onder “Criteria
voor SRS airbag activering” zal de
betreffende SRS airbaguitrusting
geactiveerd worden. Echter bij
bepaalde botsingen bestaat de kans
dat de uitrusting niet geactiveerd
wordt, afhankelijk van het type botsing
en de ernst ervan.
Beperkingen ten aanzien van de
detectie van frontale/bijna frontale
botsingen:
In de volgende illustraties worden
voorbeelden gegeven van frontale/
bijna frontale botsingen die mogelijk
niet als ernstig genoeg bespeurd
worden om de SRS airbaguitrusting te
activeren.
Botsingen tegen bomen of palen
Frontale zijdelingse botsing
Kopstaartbotsingen of rijden onder de
laadklep van een vrachtauto
Beperkingen ten aanzien van de
detectie van zijdelingse botsingen:
In de volgende illustraties worden
voorbeelden gegeven van zijdelingse
botsingen die mogelijk niet als ernstig
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-68
genoeg bespeurd worden om de SRS
airbaguitrusting te activeren.
Zijdelingse botsingen tegen bomen of
palen
Zijdelingse botsingen met
tweewielige voertuigen
Over de kop slaan (zonder rolsensor)
Beperkingen ten aanzien van detectie
van over de kop slaan (met rolsensor):
De volgende afbeelding toont een
voorbeeld van een ongeluk dat
mogelijk niet als over de kop slaan
wordt gedetecteerd. De
veiligheidsgordelvoorspanners van de
voorstoel en gordijn-airbags worden
daardoor mogelijk niet geactiveerd.
Over de kop slaan
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS-airbags
2-69
3Alvorens te gaan rijden
Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren,
spiegels en ruiten.
Sleutels....................................3-2
Sleutels................................. 3-2
Afstandbediende
portiervergrendeling.............. 3-4
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling............... 3-10
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling
*............3-10
Werkingsbereik.................... 3-11
Portieren en sloten.................. 3-12
Portiersloten........................ 3-12
Achterklep.......................... 3-23
Brandstof en emissie................3-34
Voorzorgsmaatregelen ten
aanzien van brandstof en
motoruitlaatgassen.............. 3-34
Afsluitklep van brandstoftankdop
en brandstoftankdop............ 3-39
Spiegels................................. 3-42
Spiegels.............................. 3-42
Ruiten................................... 3-47
Elektrische ruitbediening...... 3-47
Schuifdak
*........................... 3-50
Beveiligingssysteem.................3-54
Aanbrengen van wijzigingen en
aanvullende apparatuur........3-54
Start-blokkeersysteem.......... 3-54
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*............. 3-56
Rijtips.................................... 3-61
Inrijden............................... 3-61
Brandstofbesparing en
milieubescherming.............. 3-61
Moeilijke
rijomstandigheden............... 3-62
Vloermat............................. 3-63
Op eigen kracht lostrekken van de
auto....................................3-64
Rijden in de winter...............3-65
Doorwaden van water.......... 3-68
Informatie betreffende de
turbolader (SKYACTIV-D
1.8).................................... 3-68
Slepen................................... 3-70
Trekken van caravans en
aanhangers (Europa/Rusland/
Turkije/Israël/Zuid-Afrika) ..........
.......................................... 3-70
*Bepaalde modellen.3-1