Voorzorgsmaatregelen bij
gebruik van de zittingen
▼Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van de zittingen
WAARSCHUWING
Zorg er voor dat de afstelbare
onderdelen van een zitting op hun
plaats vergrendeld zijn:
Niet goed vergrendelde afstelbare
zittingen en rugleuningen zijn
gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een
botsing kan de zitting of de rugleuning
in beweging komen, hetgeen letsel kan
veroorzaken. Zorg er voor dat de
afstelbare onderdelen van de zittingen
goed op hun plaats vergrendeld zijn
door te proberen de zitting naar voren
en naar achteren te schuiven en de
rugleuningen heen en weer te duwen.
Laat kinderen nooit een zitting
afstellen:
Toestaan dat kinderen een zitting
afstellen is gevaarlijk, aangezien dit
ernstig letsel kan veroorzaken wanneer
de handen of voeten van het kind
tussen de zitting beklemd raken.
Niet rijden met ontgrendelde
rugleuning:
Alle rugleuningen spelen een
belangrijke rol bij uw bescherming in
een auto. Het niet vergrendelen van de
rugleuning is gevaarlijk, aangezien
tijdens plotseling afremmen of een
botsing passagiers van hun plaats
geslingerd kunnen worden en
inzittenden door bagage geraakt
kunnen worden, hetgeen ernstig letsel
kan veroorzaken. Duw telkens na het
afstellen van de rugleuning , ook als er
geen overige passagiers zijn, de
rugleuning even heen en weer om te
controleren of deze goed op zijn plaats
vergrendeld is.
Een stoel uitsluitend afstellen
wanneer de auto tot stilstand
gebracht is:
Als de stoel tijdens het rijden wordt
afgesteld, kan de zitpositie onstabiel
worden en kan deze onverwacht
bewegen. Dit kan ongelukken
veroorzaken.
De voorzittingen niet wijzigen of
vervangen:
Het aanbrengen van wijzigingen of het
vernieuwen van de voorzittingen zoals
het vernieuwen van de bekleding of
het losdraaien van bouten is gevaarlijk.
De voorzittingen bevatten
airbagcomponenten die van essentieel
belang zijn voor het aanvullend
beveiligingssysteem. Het aanvullend
beveiligingssysteem kan door
dergelijke wijzigingen beschadigd
worden, hetgeen tot ernstig letsel kan
leiden. Raadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) als uitbouwen of
opnieuw inbouwen van de
voorzittingen om een of andere reden
noodzakelijk is.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Stoelen
2-2
Rijd niet met beschadigde
voorzittingen:
Rijden met beschadigde voorzittingen,
zoals zitkussens die gescheurd of tot
op het urethaan beschadigd zijn, is
gevaarlijk. De voorzittingen die
belangrijke airbagcomponenten
bevatten kunnen door een botsing
beschadigd worden, ook als het een
botsing is die voor het activeren van de
airbags niet krachtig genoeg is. Bij een
eventuele volgende botsing zal een
airbag mogelijk niet geactiveerd
worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Laat na een botsing de voorzittingen,
de voorspanners van de
veiligheidsgordels van de voorzittingen
en de airbags altijd door een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur)
controleren.
Rijd niet met de rugleuningen van de
voorzittingen in achterover geleunde
positie:
Tijdens het rijden in achterover
geleunde positie zitten is gevaarlijk,
aangezien de veiligheidsgordels dan
niet de optimale bescherming bieden.
Tijdens een aanrijding of bij plotseling
afremmen, zou u onder de heupgordel
kunnen glijden en ernstig inwendig
letsel kunnen oplopen. Voor een
maximale bescherming, steeds goed
achter op de zitting plaatsnemen en
rechtop zitten.Plaats geen voorwerp zoals een
kussen tussen de rugleuning en uw
rug:
Het plaatsen van een voorwerp zoals
een kussen tussen de rugleuning en uw
rug is gevaarlijk omdat u geen veilige
rijhouding kunt aanhouden en de
veiligheidsgordel bij een botsing niet
de volledige bescherming kan bieden,
wat een ernstig ongeval met mogelijk
dodelijk letsel kan veroorzaken.
Plaats geen voorwerpen onder de
zitting:
Het voorwerp kan beklemd raken en
tot gevolg hebben dat de zitting niet
goed vergrendeld wordt waardoor een
ongeluk veroorzaakt kan worden.
Nooit lading hoger dan de
rugleuningen opstapelen:
Bagage of overige lading die hoger
wordt opgestapeld dan de
rugleuningen is gevaarlijk. In het geval
van een botsing of plotseling
afremmen kunnen deze voorwerpen
naar voren geslingerd worden
waardoor passagiers geraakt kunnen
worden en letsel kunnen oplopen.
Zorg er voor dat bagage en lading
alvorens te gaan rijden goed wordt
vastgemaakt:
Lading die tijdens het rijden niet is
vastgemaakt is gevaarlijk aangezien
deze bij plotseling afremmen of een
botsing kan gaan schuiven of in elkaar
gedrukt kan worden en letsel kan
veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Stoelen
2-3
Rijd niet met een auto met een
beschadigde veiligheidsgordel:
Gebruik van een beschadigde
veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een
ongeluk kan het gordelmateriaal van
de veiligheidsgordel die op dat
moment werd gedragen beschadigd
raken. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan tijdens een
aanrijding geen voldoende
bescherming bieden. Laat een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens
een aanrijding in gebruik waren
inspecteren alvorens deze weer in
gebruik te nemen.
Laat uw veiligheidsgordels
onmiddellijk vernieuwen als de
voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) de voorspanners
van de veiligheidsgordels en de airbags
inspecteren. Juist zoals de airbags
functioneren de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels slechts eenmaal en
moeten deze na elke botsing waarbij
deze geactiveerd werden worden
vernieuwd. Als de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een
botsing toenemen.Dragen van de schoudergordel:
Een schoudergordel die op verkeerde
wijze wordt gedragen is gevaarlijk.
Zorg er steeds voor dat de
schoudergordel over uw schouder en
in de nabijheid van uw nek wordt
geplaatst, maar nooit onder de arm,
op de nek zelf of op de bovenarm.
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een
aanrijding wordt de schok van de
botsing dan rechtstreeks op de
onderbuik overgebracht, hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken. Zorg er
voor dat de heupgordel nauwsluitend
past en draag deze zo laag mogelijk
om de heupen.
Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het
beenderstelsel van het lichaam te
drukken en behoren laag om de
voorzijde van het bekken, of om het
bekken, de borst en schouders
gedragen te worden, al naargelang van
toepassing; het dragen van de
heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo
nauwsluitend mogelijk afgesteld te
worden, in overeenstemming met
comfort, om de bescherming te
kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende
gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming
kunnen bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-24
van airbag/
veiligheidsgordelvoorspanner op
pagina 7-64.
(Met deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag)
Bovendien is het voorspannersysteem
van de voorpassagierszitting , precies
zoals de voor- en zijpassagiersairbag ,
zodanig ontworpen dat dit enkel in
werking treedt wanneer de
deactiveringsschakelaar voor de
voorpassagiersairbag in de stand ON is
gezet.
Zie voor bijzonderheden,
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-59).
Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor
dat de gordel op een gecontroleerde
manier losser gemaakt wordt om de
druk die door de gordel op het
bovenlichaam van de inzittende wordt
uitgeoefend te reduceren. Alhoewel de
grootste druk op een veiligheidsgordel
bij frontale botsingen wordt
uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie
en kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval
geactiveerd worden.
Ook wanneer de voorspanners niet
geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur)
gecontroleerd te worden.WAARSCHUWING
Maak enkel gebruik van de
veiligheidsgordels op de wijze zoals in
dit instructieboekje wordt
aangegeven:
Verkeerde plaatsing van de
veiligheidsgordels is gevaarlijk. Als
deze niet op de juiste wijze worden
gedragen, kunnen de voorspanner- en
begrenzingsystemen van de
veiligheidsgordels tijdens een ongeval
geen adequate bescherming bieden,
hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan
hebben. Zie voor meer
bijzonderheden over het dragen van
de veiligheidsgordels, “Vastmaken van
de veiligheidsgordels” (pagina 2-26).
Laat uw veiligheidsgordels
onmiddellijk vernieuwen als de
voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) de voorspanners
van de veiligheidsgordels en de airbags
inspecteren. Juist zoals de airbags
functioneren de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels slechts eenmaal en
moeten deze na elke botsing waarbij
deze geactiveerd werden worden
vernieuwd. Als de voorspanners en
drukbegrenzers van de
veiligheidsgordels niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een
botsing toenemen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-29
Breng nooit wijzigingen aan de
onderdelen of de bedrading aan en
gebruik nooit elektronische
testapparatuur op het
voorspannersysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen aan
onderdelen of de bedrading van het
voorspannersysteem, zoals
bijvoorbeeld het gebruik van
elektronische testapparatuur is
gevaarlijk. De kans bestaat dat het
systeem dan per ongeluk geactiveerd
of onbruikbaar gemaakt wordt,
waardoor dit tijdens een ongeval niet
in werking kan treden. De kans bestaat
dan dat bestuurder, voorpassagier of
monteurs ernstig letsel oplopen.
Ruim het voorspannersysteem op de
juiste wijze op:
Het op verkeerde wijze opruimen van
het voorspannersysteem of het slopen
van een auto waarvan het
voorspannersysteem niet eerst onklaar
is gemaakt, is gevaarlijk. Ernstig letsel
kan het gevolg zijn wanneer niet alle
veiligheidsmaatregelen in acht worden
genomen. Laat een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) het
voorspannersysteem veilig opruimen of
een auto uitgerust met een
voorspannersysteem slopen.
OPMERKING
xHet is mogelijk dat het
voorspannersysteem niet
functioneert, afhankelijk van het type
botsing. Zie voor bijzonderheden,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-66).
xBij het in werking treden van de
airbags en de voorspanners zal er
enige rook (een niet-toxisch gas)
vrijkomen. Dit duidt echter niet op
brand. Dit gas heeft normaal geen
effect op de inzittenden, echter bij
personen met gevoelige huid is het
mogelijk dat er een lichte
huidirritatie optreedt. Als er
restanten van de activering van de
airbags of van het
voorspannersysteem van de
veiligheidsgordels op de huid of in
de ogen terechtkomt, dit zo spoedig
mogelijk met water afspoelen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-30
Voorzorgsmaatregelen bij
gebruik van een
kinderzitje
▼Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van een kinderzitje
Het wordt door Mazda ten sterkste
aanbevolen gebruik te maken van
kinderzitjes voor kinderen die klein
genoeg zijn om er gebruik van te
kunnen maken.
Mazda raadt het gebruik aan van een
origineel Mazda-kinderzitje of een die
voldoet aan de UN-R
*1 44- of UN-R
129-bepaling. Neem contact op met
een officiële Mazda-reparateur in het
geval u een origineel
Mazda-kinderzitje denkt aan te
schaffen.
Controleer uw plaatselijke, landelijke
of provinciale wetgeving voor
specifieke bepalingen betreffende de
veiligheid van kinderen die in uw auto
meerijden.
*1 UN-R staat voor United Nations
Regulation (Bepaling van de
Verenigde Naties).
Houd bij het selecteren van een
kinderzitje rekening met de leeftijd en
de grootte van het kind en let erop dat
het kinderzitje voldoet aan de
geldende bepalingen. Volg de bij het
kinderzitje behorende instructies.
Een kind dat te groot is voor
kinderzitjes dient op de achterzitting
plaats te nemen en gebruik te maken
van de veiligheidsgordels.
Het kinderzitje dient op de
achterzitting geplaatst te worden.
Statistieken bevestigen dat de
achterzitting de beste plaats is voor
alle kinderen tot een leeftijd van 12
jaar. Dit geldt des te meer wanneer de
auto uitgerust is met een aanvullend
beveiligingssysteem (airbags).
Een naar achteren gericht kinderzitje
mag NOOIT op de
voorpassagierszitting worden gebruikt
wanneer het airbagsysteem
ingeschakeld is. De
voorpassagierszitting komt ook voor
andere soorten kinderzitjes het minst
in aanmerking.
Bij bepaalde modellen is er een
deactiveringsschakelaar aangebracht
die de activering van de
voorpassagiersairbag uitschakelt.
Schakel de voorpassagiersairbag niet
uit zonder “Deactiveringsschakelaar
van voorpassagiersairbag” te lezen
(pagina 2-59).
WAARSCHUWING
Gebruik een kinderzitje van de juiste
maat:
Voor een effectieve beveiliging bij
botsingen en plotseling afremmen
dienen kinderen gebruik te maken van
veiligheidsgordels of een kinderzitje
afhankelijk van de leeftijd en de
grootte. Zo niet, dan bestaat de kans
dat het kind bij een ongeluk ernstig of
zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
2-31
Zelfs bij een gematigde botsing kan
het kinderzitje door een activerende
airbag geraakt worden en met kracht
naar achteren verplaatst worden,
waardoor het kind ernstig of dodelijk
letsel zou kunnen oplopen. Als uw
auto uitgerust is met een
deactiveringsschakelaar van de
voorpassagiersairbag , bij het plaatsen
van een naar achteren gericht
kinderzitje op de voorpassagierszitting
de schakelaar altijd in de OFF stand
zetten.
(Taiwan, behalve voorpassagierszitting ,
indien voorzien van het volgende
label)
Gebruik NOOIT een naar achteren
gericht kinderzitje op een zitting die
aan de voorzijde door een ACTIEVE
AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK
of ERNSTIG LETSEL aan het KIND
toebrengen.
Vermijd het plaatsen van een naar
voren gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting tenzij dit niet te
vermijden is:
Bij een botsing kan de kracht van een
airbag die wordt opgeblazen ernstig of
dodelijk letsel aan het kind
toebrengen. Als het installeren van een
naar voren gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting niet te vermijden
is, de voorpassagierszitting zover
mogelijk naar achteren schuiven en het
zitkussen (hoogte-afstelbaar zitkussen)
in de hoogste stand zetten waarbij de
veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje is bevestigd stevig is
aangetrokken.
Zorg ervoor dat de
deactiveringsschakelaar van de
voorpassagiersairbag in de OFF stand
staat. Zie Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-59).
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
2-33
▼Installatiepositie van babyzitje
Een babyzitje wordt uitsluitend in de
naar achteren gerichte positie gebruikt.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse
zittingposities” voor de
installatiepositie van een babyzitje
(pagina 2-42).
WAARSCHUWING
Installeer een babyzitje altijd op de
juiste zittingpositie:
Het installeren van een babyzitje
zonder eerst de tabel “Geschiktheid
van kinderzitjes voor diverse
zittingposities” te raadplegen is
gevaarlijk. Een babyzitje dat op de
verkeerde zitting wordt geïnstalleerd
kan niet op de juiste wijze worden
bevestigd. Bij een botsing zou het kind
iets of iemand in de auto kunnen raken
en ernstig letsel kunnen oplopen,
mogelijk met dodelijke afloop.
Gebruik dus nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op een
voorpassagierszitting die door een
airbag beveiligd wordt:
Gebruik NOOIT een naar achteren
gericht kinderzitje op een zitting die
aan de voorzijde door een ACTIEVE
AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK
of ERNSTIG LETSEL aan het KIND
toebrengen.
Het kinderzitje kan door de in werking
tredende airbag met kracht geraakt
worden en van zijn plaats gedrukt
worden. Een kind dat zich in het zitje
bevindt zou dan ernstig gewond
kunnen raken of zelfs om het leven
kunnen komen. Als uw auto uitgerust
is met een deactiveringsschakelaar
voor de voorpassagiersairbag , de
schakelaar altijd in de OFF stand zetten
als het installeren van een naar
achteren gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting niet te vermijden
is.
▼Installatiepositie van peuterzitje
Een peuterzitje wordt gebruikt in de
naar voren en naar achteren gerichte
posities, afhankelijk van de leeftijd en
de grootte van het kind. Volg bij het
installeren de instructies van de
fabrikant in overeenstemming met de
betreffende leeftijd en grootte van het
kind, alsmede de richtingen voor het
installeren van het kinderzitje.
Zie de tabel “Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse
zittingposities” voor de
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
2-38