verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 149.
Als de meter 7 fig. 147 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje
1 van de compressor fig. 149.
Verplaats de auto circa 10 m om het
afdichtmiddel te verdelen; stop de auto
op een veilige wijze, schakel de
handrem in en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 150 tot de
vereiste waarde is bereikt. Als ook
15 minuten na het starten de druk
minder dan 1,8 bar / 26 psi is, rij dan
niet verder, maar neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 150.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk en
rij voorzichtig zo snel mogelijk naar een
dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan
1,8 bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een veilige manier,
zoals hierboven beschreven, en schakel
de handrem in;
neem de zwarte vulleiding 9
fig. 150 uit en schroef deze stevig ophet ventiel van de band. Volg de
aanwijzingen in fig. 148 en fig. 150.
Druk op de ontluchtingsknop 10
fig. 147 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele
Fix&Go-filterelementen die kunnen
worden aangeschaft bij het Fiat
Servicenetwerk.
om het busje 1 te verwijderen
fig. 145, druk op de knop 8 fig. 149 en
trek het omhoog.
BELANGRIJK
156)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op het
busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.
149P2000161
150P2000163
183
157)BELANGRIJK: Overschrijd de
snelheid van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
75)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40°C en
+55°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak tot
een maximale diameter van 6 mm kunnen
hersteld worden. Toon het busje en het
etiket aan het personeel dat de band zal
behandelen die hersteld werd met de
bandenreparatiekit.
NOODSTART
76)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een ander voertuig, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
BELANGRIJK
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
STARTEN MET
HULPACCU
De accu van de auto bevindt zich in de
motorruimte, achter de linkerlichtunit.
158) 159) 160) 161)
BELANGRIJK De plusklem (+) van de
accu is voorzien van een beschermkap.
Til dit omhoog om bij de klem te
kunnen komen.
Ga als volgt te werk:
schakel de parkeerrem in, zet de
versnellingspook in stand P (Parkeren),
voor versies met automatische
versnellingsbak, of in de vrijstand, voor
versies met handgeschakelde
versnellingsbak, en zet de startinrichting
in STOP;
schakel alle andere elektrische
apparaten in de auto uit;
bij gebruik van de accu van een
andere auto, de auto parkeren binnen
het bereik van de kabels die gebruikt
worden voor de verbinding, de
parkeerrem inschakelen en controleren
of de startinrichting is uitgeschakeld.
BELANGRIJK Het verkeerd uitvoeren
van onderstaande procedure kan leiden
tot ernstige letsel bij mensen of schade
aan het laadsysteem van één of beide
voertuigen. Volg de onderstaande
instructies nauwkeurig op.
Kabels aansluiten
77)
Ga als volgt te werk om de auto te
starten met een hulpaccu fig. 151:
sluit een uiteinde van de pluskabel (+)
aan op de plusklem (+) van de auto met
de lege accu;
sluit het andere uiteinde van de
pluskabel (+) aan op de plusklem (+)
van de hulpaccu;
184
NOODGEVALLEN
sluit een uiteinde van de minkabel (–)
aan op de minklem (–) van de hulpaccu;
sluit het andere uiteinde van de
minkabel (–) aan op de massa op de
motor
(een zichtbaar metalen deel
van de motor of de versnellingsbak/
versnellingsbak van de auto met lege
accu) uit de buurt van de accu en het
inspuitsysteem;
start de motor van de auto met de
hulpaccu en laat de motor enkele
minuten stationair draaien. Start de
motor van het voertuig met lege accu.
Kabels loskoppelen
Maak de kabels in de omgekeerde
volgorde los als de motor is gestart.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.Als het vaak nodig is om een
noodstart uit te voeren, laat de accu
en het laadsysteem van de auto dan
controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Alle accessoires (bijv.
mobiele telefoons, enz.) aangesloten op
de stopcontacten van het voertuig
verbruiken stroom, ook als ze niet
worden gebruikt. Als deze apparaten te
lang bij afgezette motor aangesloten
blijven, kan de accu leeglopen met
vermindering van de levensduur van de
accu en/of startproblemen tot gevolg.
BELANGRIJK
158)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).159)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
160)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
161)De batterijen bevatten een zuur dat de
huid of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.
BELANGRIJK
76)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
77)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
151F1B0737
185
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOF-
TOEVOER
BESCHRIJVING
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
uitschakeling van de ventilatie van de
klimaatregeling;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.
BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutelnaar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
RESET AFSLUITER VAN
DE BRANDSTOFTOEVOER
162)
Om de correcte werking van het
voertuig te herstellen, moet de
volgende procedure worden uitgevoerd
(deze procedure moet binnen minder
dan 1 minuut gestart en voltooid
worden):
draai, met de hendel van de
richtingaanwijzer in neutrale stand, de
startinrichting naar STOP;
draai de startinrichting naar MAR;
activeer de rechterrichtingaanwijzer
en vervolgens de
linkerrichtingaanwijzer;
activeer nogmaals eerst de
rechterrichtingaanwijzer en vervolgens
de linkerrichtingaanwijzer;
deactiveer de linkerrichtingaanwijzer;
draai de startinrichting naar STOP en
dan naar MAR.
BELANGRIJK
162)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
-
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN
Ga in geval van storing als volgt te werk
om de versnellingspook uit P (Parkeren)
te zetten:
zet de motor af;
schakel de elektrische parkeerrem in;
ga voorzichtig te werk op het met de
pijl aangegeven punt, verwijder de
sierlijst A fig. 152 (compleet met
stofkap) door deze omhoog te tillen (zie
ook fig. 153 );
152F1B0741
186
NOODGEVALLEN
Achter
Ga als volgt te werk:
maak, op het punt dat door de pijl
aangewezen wordt, de dop A
(fig. 166offig. 167, afhankelijk van de
versies) los;
neem sleepoog B en draai deze
helemaal vast op de achterste pen met
schroefdraad
BELANGRIJK
163)Bij versies met sleutel zonder
afstandsbediening, moet deze, alvorens
het voertuig te slepen, naar MAR en
vervolgens naar STOP worden gedraaid,
zonder de sleutel uit het contactslot te
nemen. Als de sleutel uit het contactslot
wordt genomen, wordt automatisch het
stuurslot ingeschakeld waardoor het
voertuig niet kan worden bestuurd.
Controleer ook of de versnellingsbak in de
vrijstand staat (bij versies uitgerust met
automatische versnellingsbak controleren
of de pook in de N-stand staat). Voor
versies met elektronische sleutel, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder het portier te
openen.164)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Zorg ervoor dat er tijdens het slepen geen
onderdelen door de sleepverbinding
kunnen worden beschadigd. Neem bij het
slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer het voertuig
wordt gesleept. Maak voor de montage
van het sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Controleer of het
sleepoog volledig op de schroefdraadpen
is gedraaid alvorens de auto te slepen.
165)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moeten er
voor het slepen twee voertuigen worden
gebruikt (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk op
één lijn bevinden.
165F1B0196C
166F1B0717
167F1B0738
191
BELANGRIJK
3)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een laag
amperage gedurende ongeveer 24 uur
op te laden. De accu langer opladen,
kan de accu beschadigen.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op hetdeksel van de accu. De kabelklemmen
moeten ook corrosie-vrij en stevig
vastgemaakt worden aan de klemmen.
Indien gebruik gemaakt wordt van een
acculader van het type "snellader"
terwijl de accu in het voertuig
gemonteerd is, alvorens de lader aan te
sluiten eerst de kabels van de accu zelf
loskoppelen. Gebruik geen "snellader"
voor de levering van startspanning.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los.
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
sluit de minklem aan op de accu.
216
ONDERHOUD EN ZORG
VERSIES MET
Start&Stop-systeem
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker A fig. 176 van de
accusensor C op de minklem D (–) van
de accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel (–) op de klem van
de sensor D zoals aangegeven in de
figuur;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer op de
sensor C aan zoals wordt aangegeven.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
87) 88) 89)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
90)
Motorolieniveau controleren
Om een juiste smering van de motor
te garanderen, moet de olie altijd op het
voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
176F1B0744
217
lijn de nieuwe arm goed uit;
draai moer B helemaal vast en zet
afdekking A terug.
BELANGRIJK Schakel de
achterruitwisser niet met van de ruit
opgeheven wisserblad in.
SPROEIERS
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Motorruimte” in dit
hoofdstuk). Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
BELANGRIJK Bij versies met schuifdak
controleren of het schuifdak gesloten is
alvorens de ruitensproeiers te bedienen.
Achterruitsproeier
De sproeier van de achterruit is niet
verstelbaar. De sproeiermond bevindt
zich aan de kant van het derde remlicht.
UITLAATSYSTEEM
178) 179)
93)
Passend onderhoud van het
motoruitlaatsysteem is de beste
bescherming tegen lekkage van
koolmonoxide in het interieur.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
94)
Gebruik alleen versnellingsbakvloeistof
met dezelfde kenmerken als vermeld in
de tabel "Vloeistoffen en
smeermiddelen" (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”).
BELANGRIJK
177)Het luchtinlaatsysteem (luchtfilter,
rubber slangen, enz.) kan als bescherming
fungeren in geval van terugslag van de
motor. VERWIJDER dit systeem NIET, tenzij
u reparatie- of onderhoudswerkzaamheden
moet uitvoeren. Controleer, alvorens de
motor te starten, dat het systeem niet
verwijderd is: het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot
ernstig letsel.
178)Uitlaatgassen zijn uiterst gevaarlijk, en
kunnen dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide, een kleurloos en reukloos
gas dat bij inademing bewustzijnsverlies en
vergiftiging kan veroorzaken.
179)Het uitlaatsysteem kan zeer hoge
temperaturen bereiken en kan leiden tot
brand als het voertuig geparkeerd wordt op
ontvlambaar materiaal. Droog gras of
bladeren kunnen ook vlam vatten als ze in
contact komen met het uitlaatsysteem.
Parkeer of gebruik het voertuig niet op een
plaats waar het uitlaatsysteem in contact
kan komen met ontvlambaar materiaal.
178F1B0303C
219