NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het cabriodak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
verwijder beschermdop A fig. 40 op
de binnenbekleding;
neem de bijgeleverde inbussleutel B;
plaats inbussleutel B in zitting A;
draai inbussleutel B rechtsom om
het dak te openen of linksom om het te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Na onregelmatig gedrag van het
schuifdak of een noodmanoeuvre (zie
beschrijving in de vorige paragraaf),
moet de automatische werking van het
schuifdak opnieuw geïnitialiseerd
worden.Ga als volgt te werk:
druk op knop A fig. 39 om het dak in
volledig gesloten stand te zetten;
zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
zet de startinrichting naar MAR;
houd knop A minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
druk knop A binnen 5 seconden in:
het dak zal een volledige openings- en
sluitingscyclus uitvoeren (om aan te
geven dat de initialisatieprocedure
correct is uitgevoerd). Als dit niet
gebeurt, moet de procedure vanaf het
begin herhaald worden.
BELANGRIJK
22)Verwijder altijd de sleutel (indien
aanwezig) uit het contactslot als het
voertuig wordt verlaten om het risico op
letsel te voorkomen als het schuifdak per
ongeluk wordt bediend. Oneigenlijk gebruik
van het schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het bedienen
altijd of iemand kan worden verwond door
het bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.
BELANGRIJK
11)Open het schuifdak niet als er een
imperiaal of dwarsstangen gemonteerd zijn.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs
op ligt: risico op beschadiging.
40F1B0070C
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodTE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het waarschuwingslampje gaat branden (of bij sommige versies verschijnt het pictogram op het display)
wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir niet onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de
motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en
controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de
aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na het starten het lampje opnieuw gaat branden (of het pictogram
verschijnt weer op het display), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt(bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestaties worden gevraagd): minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng het
voertuig tot stilstand. Stop gedurende twee of drie minuten met lopende motor en geef een beetje gas om
de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit. Controleer of het
koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
roodSTORING STUURBEKRACHTIGING
Dit waarschuwingslampje (of het symbool op het display) gaat branden wanneer de startinrichting in de
stand MAR wordt gezet, maar het moet na enkele seconden doven. Als het lampje blijft branden (of het
symbool op het display blijft staan), zou de elektrische stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om het voertuig te besturen. Het sturen blijft echter wel
mogelijk. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
59
Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelSTORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in MAR wordt gezet, gaat het lampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
13)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een
continu brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot
overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog
brandstofverbruik. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Het lampje dooft
nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het geheugen opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge
snelheid en zonder te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met brandend lampje kan schade
veroorzaken. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn. Laat het
gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van
het lampje. Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING AdBlue®-INSPUITSYSTEEM (UREUM) (dieselversies)
(indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt een speciaal bericht op het display weergegeven
(voor bepaalde versies/markten), als een vloeistof die niet voldoet aan de nominale eigenschappen wordt
ingespoten of als een gemiddeld verbruik van AdBlue® (UREUM) van meer dan 50% wordt gedetecteerd.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het probleem niet verholpen is, zal een specifiek bericht op het instrumentenpaneel worden
weergegeven wanneer een bepaalde drempel bereikt wordt tot het moment dat de motor niet langer kan
worden gestart.
Wanneer nog 200 km over zijn voordat het herstarten van de motor wordt verhinderd, wordt op het
dashboard continu een speciaal bericht weergegeven (voor bepaalde versies/markten) en klinkt er een
geluidssignaal.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelBRANDSTOFRESERVE / BEPERKTE ACTIERADIUS
Dit lampje gaat branden (of het pictogram verschijnt op het display) wanneer er nog ongeveer5à7liter
brandstof in de tank is.
14)
groenSTADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Met deze functie kunnen de koplampen een lange tijd blijven branden nadat de startinrichting op STOP is
gedraaid ("Follow me"-functie).
groenAUTOMATISCHE INSCHAKELING GROOTLICHT
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
groenMISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
groenRICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje Wat het betekent
groenRICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
groenSTART&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat het Start&Stop-systeem werkt (motor
afgezet). Wanneer de motor weer gestart is, gaat het rode waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren
om de motor weer te starten paragraaf "Start&Stop-systeem " in het hoofdstuk "Starten en rijden").
groenRIJDEN OP BENZINE
Tijdens het rijden op benzine gaat het waarschuwingslampje branden.
blauwGROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
witHELDERHEIDSSENSOR
(indien aanwezig)
Deze sensor meet de lichtsterkte in passagiersruimte en past de helderheid van het instrumentenpaneel
zelfstandig aan.
65
Symbool Wat het betekent
geelSTORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING START&STOP SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op het display
verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING KEYLESS GO SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Keyless Go-systeem. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
69
Melding op display
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOPSTART&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Inschakelen: wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een bericht
op het display. In dit geval is de led op de knop gedoofd.
Uitschakelen: wanneer het systeem uitgeschakeld is, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval brandt de led op de knop.
BERICHT "SERVICE" (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD)GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
Wanneer het onderhoudsinterval (onderhoudsbeurt) bijna is vervallen en de
startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt het bericht “Service”, gevolgd door
het aantal resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende dagen (indien
aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km
vóór de onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt.
Dit wordt tevens elke keer dat de sleutel naar MAR wordt gedraaid, weergegeven.
Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is
ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoudsschema te laten verrichten en het bericht te
resetten.
77
RCP-systemen noch akoestische noch
visuele waarschuwingen verzenden.
Het BSA-systeem zal de actieve
werkingsmodus opslaan die in gebruik
was tijdens het afzetten van de motor.
Elke keer dat de motor wordt gestart,
wordt de eerder opgeslagen
werkingsmodus opgeroepen en
gebruikt.
BELANGRIJK Het systeem is een
rijhulpsysteem, het waarschuwt de
bestuurder NIET bij nadering van
voertuigen buiten de detectiezones. De
bestuurder moet altijd voldoende
aandacht houden voor het verkeer en
de wegomstandigheden en voor het
controleren van het traject van het
voertuig.
FULL BRAKE CONTROL
SYSTEEM
58) 59) 60) 61)
22) 23) 24) 25) 26) 27) 28) 29) 30)
Het voertuig kan zijn uitgerust met een
Full Brake Control-systeem. Dit is een
rijhulpsysteem dat bestaat uit een radar
die zich achter de voorbumper
fig. 57 bevindt en een camera die zich
op het middelste deel van de voorruit
fig. 58 bevindt.In het geval van een dreigende botsing
grijpt het systeem in door de auto
automatisch af te remmen om een
botsing te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
Het systeem geeft akoestische en
visuele meldingen aan de bestuurder
door middel van weergave van speciale
berichten op het scherm van het
instrumentenpaneel.Het systeem kan licht remmen om de
bestuurder te waarschuwen als een
mogelijke frontale aanrijding
gedetecteerd wordt (beperkte
remwerking). De meldingen en het
lichte remmen zijn bedoeld om de
bestuurder tijdig te laten reageren, om
een mogelijke aanrijding te voorkomen
of de gevolgen daarvan te beperken.
In situaties met risico op een botsing,
als het systeem geen interventie van de
bestuurder detecteert, zorgt het voor
automatische remwerking om de auto
af te remmen en de gevolgen van een
potentieel ongeval af te zwakken
(automatische remwerking). Als
gedetecteerd wordt dat de druk die de
bestuurder op het gaspedaal uitoefent
onvoldoende is, kan het systeem
ingrijpen om de reactie van het
remsysteem te verbeteren, zodat de
snelheid van het voertuig verder wordt
verlaagd (extra assistentie tijdens de
remfase).
Versies uitgerust met Start&Stop
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop systeem gaan werken zoals
beschreven in paragraaf "Start&Stop
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
57F1B0720
58F1B0656
88
VEILIGHEID