DASHBOARD
1. Verstelbare luchtroosters aan de zijkant 2. Linker hendel: richtingaanwijzers, grootlicht, grootlichtsignaal, Lane change
functie 3. Instrumentenpaneel 4. Bedieningstoetsen op het stuurwiel: Cruise-Control, Speed Limiter 5. Rechter hendel:
ruitenwisser/-sproeier, achterruitwisser/-sproeier, instelling gevoeligheid regensensor 6.Uconnect™7. Start&Stop,
alarmknipperlichten, led status passagiersairbag 8. Gekoeld bovenste opbergvak (voor bepaalde versies/markten, indien
aanwezig) 9. Frontairbag passagierszijde 10. Verstelbare middelste luchtroosters 11. Onderste
dashboardkastje 12. Klimaatregeling 13. Knoppen op de tunnelconsole: stoelverwarming, Park Assist-systeem, USB-poort
+ AUX-poort (indien aanwezig) 14. Airbagmodule bescherming knie 15. Startinrichting (sleutel of knop) 16. Frontairbag
bestuurderszijde 17. Bedieningselementen op het stuurwiel: menu display, tripcomputer, multimedia, telefoon,
spraakherkenning 18. Bedieningspaneel: lichtschakelaar, koplampverstelling.
2F1B0641
12
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er klinkt ook een geluidssignaal. Neem zo
snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het
DST-systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
76
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
met geen enkel voorwerp af (bijv.
stickers, fietsenrek, enz.).
Achteraanzicht
Het systeem detecteert voertuigen die
uw voertuig van achteren aan beide
kanten naderen en de detectiezone aan
de achterkant binnenkomen met een
verschil in snelheid van minder dan
50 km/h ten opzichte van uw voertuig.
Inhalen van voertuigen
Als een voertuig langzaam wordt
gepasseerd (met een verschil in
snelheid van minder dan ongeveer
25 km/h) en dit voertuig gedurende
ongeveer 1,5 seconde in de blinde
hoek blijft, gaat het
waarschuwingslampje op de
buitenspiegel aan de betreffende kant
branden.
Als het verschil in snelheid tussen beide
voertuigen hoger is dan ongeveer
25 km/h, gaat het lampje niet branden.
RCP (Rear Cross Path detection)
systeem
Dit systeem assisteert de bestuurder
tijdens achteruitrijmanoeuvres in geval
van beperkt zicht.
Het RCP-systeem bewaakt de
detectiezones aan beide zijden aan de
achterkant, om bewegende
voorwerpen die de zijkanten van het
voertuig naderen met eenminimumsnelheid tussen ongeveer
1 km/h en 3 km/h en voorwerpen die
bewegen met een maximumsnelheid
van 35 km/h, zoals gebruikelijk is in
parkeerzones.
De inwerkingtreding van het systeem
wordt de bestuurder gemeld met een
visuele en akoestische waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
Bedieningswijze
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden via het menu van het display, of
via hetUconnect™-systeem (zie de
speciale bijlage voor meer informatie).
Blind Spot Assist, "Visuele" modus
Wanneer deze modus actief is, zorgt
het BSA-systeem voor een visuele
melding via de buitenspiegel aan de
kant waar het voorwerp is
gedetecteerd.
Wanneer het systeem in de
RCP-modus werkt, stuurt het visuele en
akoestische waarschuwingen wanneer
de aanwezigheid van een voorwerp
wordt gedetecteerd.
Wanneer er een akoestische
waarschuwing wordt afgegeven, wordt
het volume vanUconnect™verlaagd.Blind Spot Assist, "Visuele en
akoestische" modus
Wanneer deze modus actief is, stuurt
het BSA-systeem een visuele
waarschuwing naar de buitenspiegel
aan de kant waar het voorwerp is
gedetecteerd.
Als de richtingaanwijzer aan de kant
waar een voorwerp gedetecteerd is
wordt ingeschakeld, wordt er ook een
akoestische waarschuwing verzonden.
Wanneer een richtingaanwijzer is
ingeschakeld en er wordt tegelijkertijd
een voorwerp aan dezelfde kant
gedetecteerd, worden zowel de
akoestische als de visuele
waarschuwingen verzonden. Het
volume van hetUconnect™-systeem
wordt ook verlaagd.
Wanneer het systeem in de
"RCP"-modus werkt, stuurt het visuele
en akoestische waarschuwingen
wanneer de aanwezigheid van een
voorwerp wordt gedetecteerd. Wanneer
er een akoestische waarschuwing
wordt afgegeven, wordt het volume van
Uconnect™ook verlaagd.
Deactivering van de functie Blind
Spot Assist
Wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld ("Blind spot alert" op
"OFF"), zullen de BSA- of
87
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........123
DE AUTO PARKEREN.........124
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................124
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........127
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........128
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET
DUBBELE KOPPELING........132
START&STOP-SYSTEEM.......136
SNELHEIDSBEGRENZER.......137
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........138
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................140
RIJMODUSSCHAKELAAR......145
PARK ASSIST SYSTEEM.......147
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .150
TRAFFIC SIGN RECOGNITION . . .152
INTELLIGENT SPEED ASSIST. . . .154
ACHTERUITKIJKCAMERA......155
EEN AANHANGER TREKKEN. . . .157
TANKEN..................159
AdBlue -ADDITIEF (UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT...........162
122
STARTEN EN RIJDEN
START&STOP-
SYSTEEM
(indien aanwezig)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BELANGRIJK Het systeem wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
motor wordt gestart, ongeacht de
status voorafgaand aan het afzetten
van de motor (systeem in- of
uitgeschakeld).
119)
46)
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaande auto en ingetrapt
rempedaal wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook in
een andere stand dan R staat.
OPMERKING Wanneer, bij versies met
automatische versnellingsbak, het
voertuig heuvelopwaarts tot stilstand
wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhinderd
om de "Hill Start Assist" functie (die
alleen bij draaiende motor werkt) te
activeren.
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor werd
uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten. Als het voertuig
niet start door het intrappen van het
koppelingspedaal, de versnellingspook
in de vrijstand zetten en de procedure
herhalen. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische
modus - D (Drive) staat - kan de motor
weer gestart worden door de pook naar
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart
worden door de pook naar "+" of "–", of
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door
de versnellingspook snel naar P
(Parkeren) te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook
uit stand P halen.
SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Druk op de knop fig. 95 op het
dashboard om het systeem handmatig
in of uit te schakelen.
136
STARTEN EN RIJDEN
Ga zo snel mogelijk naar een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.PARK ASSIST
SYSTEEM
(indien aanwezig)
129)
54) 55) 56) 57)
Versie met 4 sensoren:De
parkeersensoren, die zich in de
achterbumper fig. 103 bevinden,
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter de auto.
Versie met 8 sensoren:De
parkeersensoren, die zich in de
voorbumper fig. 103 en de
achterbumper fig. 104bevinden,
detecteren de aanwezigheid van
obstakels voor en achter het voertuig.
De sensoren waarschuwen de
bestuurder met een geluidssignaal en,
waar aanwezig, met visuele signalen op
het display van het instrumentenpaneel.
Aan/Uit
Schakel het systeem uit met een druk
op de knop
fig. 105.
Wanneer het systeem overgaat van
ingeschakeld naar uitgeschakeld en
andersom, wordt dit altijd vergezeld van
een speciaal bericht op het display van
het instrumentenpaneel.
103F1B0668
104F1B0704
147
De led op de knop brandt niet als het
systeem door de bestuurder
ingeschakeld is. De led brandt als het
systeem door de bestuurder
uitgeschakeld is, een storing vertoont of
tijdelijk uitgeschakeld is.
Als er op de knop wordt gedrukt terwijl
er een storing in het systeem is,
knippert de led ongeveer 5 seconden,
daarna blijft hij permanent branden.
Wanneer de startinrichting op MAR
wordt geplaatst, slaat het Park
Assist-systeem de laatste status op het
moment van uitzetten van de motor (in-
of uitgeschakeld) op in het geheugen.
Wanneer het Park Assist-systeem
uitgeschakeld is, blijft het zo totdat het
weer ingeschakeld wordt, ook als de
startinrichting van MAR naar STOP en
vervolgens weer naar MAR gedraaid
wordt.Het gebruik van wielen met afmetingen
die verschillen van die van de wielen die
ten tijde van de aanschaf van de auto
waren gemonteerd, kan van invloed zijn
op het systeem, waardoor het niet
goed kan werken.
Systeem bij activering/deactivering
(uitvoeringen met 4 sensoren)
Inschakeling
Het systeem wordt automatisch
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer een andere
versnelling dan de achteruitversnelling is
ingeschakeld.
Systeem bij activering/deactivering
(uitvoeringen met 8 sensoren)
Inschakeling
Het systeem, wanneer het ingeschakeld
is, wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch
geactiveerd:
wanneer een versnelling vooruit is
geselecteerd (versies met
handgeschakelde versnellingsbak) of D
(Drive - rijden) is geselecteerd (versies
met automatische versnellingsbak/
automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling);of
wanneer een versnelling achteruit is
geselecteerd (versies met
handgeschakelde versnellingsbak) of R
is geselecteerd (versies met
automatische versnellingsbak/
automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling);
of
wanneer de versnellingspook van de
handgeschakelde versnellingsbak in de
vrijstand is geplaatst of de
versnellingspook van de automatische
versnellingsbak/automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
in N (neutraal) is geplaatst en de auto
rijdt. Het systeem blijft ingeschakeld bij
een beweging (voor- of achteruit).
Uitschakelen
Het systeem wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch
gedeactiveerd:
als een andere versnelling dan de
achteruit is ingeschakeld, worden de
sensoren aan de achterkant
uitgeschakeld, terwijl de sensoren aan
de voorkant actief blijven tot 15 km/h
wordt overschreden;
of
bij een snelheid hoger dan 11 km/h
met ingeschakelde achteruitversnelling
(in dit geval gaat de led op de knop op
het instrumentenpaneel branden);
105F1B0705
148
STARTEN EN RIJDEN
of
wanneer bij stilstaande auto de
versnellingspook van de
handgeschakelde versnellingsbak in de
vrijstand is geplaatst of de
versnellingspook van de automatische
versnellingsbak/automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
in P (parkeren) is geplaatst.
Werking met een aanhanger
Uitvoeringen met 4 sensoren
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van de
auto wordt gestoken. In dit geval brandt
de led op de knop op het dashboard
fig. 105. De sensoren worden
automatisch ingeschakeld zodra de
stekker van de aanhangerkabel
verwijderd wordt.
Uitvoeringen met 8 sensoren
De werking van de achterste sensoren
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer de stekker van de aanhanger
in het stopcontact van de trekhaak van
de auto wordt gestoken, terwijl de
sensoren aan de voorkant ingeschakeld
blijven en akoestische en visuele
waarschuwingen kunnen geven. In dit
geval blijft de led op de knop op het
dashboard uit fig. 105. De sensorenachter worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeersysteem
beïnvloeden:
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,
dikke verf op het oppervlak van de
sensoren;
de sensoren kunnen een
niet-bestaand voorwerp detecteren
("echo-interferentie) dat te wijten is aan
mechanische interferentie, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig, in
geval van regen (sterke wind), hagel;
de door de sensor verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem van
vrachtwagens of pneumatische hamers)
in de buurt van het voertuig;
de werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door de plaats van
de sensoren, bijvoorbeeld wegens een
verandering in de geometrie (door
slijtage van de schokdempers,wielophanging) of als de banden
verwisseld worden, het voertuig te
zwaar beladen is, of als er speciale
afstellingen uitgevoerd worden
waardoor de auto lager gezet moet
worden.
de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger, die kan interfereren
met de juiste werking van de achterste
parkeersensoren. Alvorens het Park
Assist-systeem te gebruiken, wordt
geadviseerd het trekhaaksamenstel en
de bijbehorende bevestiging van het
voertuig te verwijderen wanneer dit niet
gebruikt wordt voor
trekwerkzaamheden. Het niet in acht
nemen van dit voorschrift kan leiden tot
persoonlijk letsel of schade aan
voertuigen of obstakels aangezien,
wanneer het permanente geluidssignaal
klinkt, de kogel van de trekhaak zich
veel dichter bij het obstakel bevindt dan
de achterbumper. Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het Park Assist-systeem te
laten bijwerken, aangezien de trekhaak
door de middelste sensoren als een
obstakel gedetecteerd kan worden.
de aanwezigheid van stickers op de
sensoren. Zorg er dus voor dat er geen
stickers op de sensoren worden
aangebracht.
149