28
CHECK
Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert,
zet dan het contact af en:
F
D
ruk op deze knop en houd deze ingedrukt.
F
Z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen.
F
L
aat de knop los als het display =0
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal vijf minuten. Het op nul
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Opvragen van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. F
D
ruk op deze toets.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.
Storing in motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter niet werkt,
wordt het motorolieniveau niet meer
gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u
het motorolieniveau controleren met de
peilstok in de motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Dit wordt op het display weergegeven door de
melding "
Olieniveau correct ".
Als de melding "Ongeldige meting olieniveau " op
het instrumentenpaneel wordt weergegeven, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
31
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl).
De eenheid kan bij stilstaande auto
worden gewijzigd via het configuratiemenu
van het display.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers
weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft
gezet.
Nulstelling dagteller
F
D
ruk bij aangezet contact op de knop tot
streepjes worden weergegeven.
Configuratie van functies
bij uitvoeringen zonder
scherm
Als uw auto niet over een audiosysteem of een
touchscreen beschikt, kunt u met behulp van
de display van het LCD-instrumentenpaneel
met tekstweergave ook voorzieningen
configureren.
Bedieningsknoppen
Door deze knop lang in te
drukken, keert u terug naar het
configuratiemenu; kort indrukken
van de knop is ter bevestiging. Door op een van deze knoppen te
drukken, kunt u in een menu of lijst
navigeren, of een waarde wijzigen.
Door op deze knop te drukken keert u
terug naar het bovenliggende niveau of
wordt de huidige bewerking geannuleerd.
Displaymenu's
-
VERLICHTING:
•
F OLLOW ME HOME (Follow me home-
verlichting),
•
M
EEDR KOPL (Bochtverlichting).
-
RIJHULP:
•
W
S A ANRIJDING (Automatische
noodremassistentie),
•
W
A ARSCH BEST (Waarschuwing
oplettendheid bestuurder),
•
ADVIESSNELH
(Snelheidslimietherkenning),
-
COMFORT:
•
R
W A A UIT (Achterruitwisser autom. in
achteruit).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een van deze functies.
1
Instrumentenpaneel
32
Monochroom display C
Weergave op het display
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
-
d
e tijd,
-
d
e datum,
-
de
buitentemperatuur (de temperatuur
knippert bij kans op gladheid),
-
d
e informatie van de parkeerhulp,
-
d
e geluidsbron waarnaar geluisterd wordt,
-
d
e informatie van de telefoon of de
handsfree set,
-
d
e waarschuwingsmeldingen,
-
d
e configuratiemenu's van het display en de
uitrusting van de auto.
Bediening
Bij uw audiosysteem kunt u drukken op:
F d e toets MENU voor toegang tot het
hoofdmenu ,
F
d
e toets " 5" of " 6" om door de items op het
scherm te scrollen,
F
d
e toets " 7" of " 8" om de waarde van een
instelling te wijzigen,
F
d
e toets OK om te bevestigen,
of
F
d
e toets Terug om de uitgevoerde handeling
af te breken.
Algemeen menu
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
te openen:
-
"Multimedia",
-
"Telefoon",
-
"Boordcomputer",
Menu "Multimedia"
Als het audiosysteem is ingeschakeld, kunt u
via dit menu de functies van de radio (RDS,
Volgsysteem digitale zender/
FM, Zenderinfo
(TXT)) in- of uitschakelen en kunt u de
afspeelmodus voor media selecteren (Normaal,
Shuffle, Shuffle uitgebreid, Herhaling).
Zie voor meer informatie over de
"Multimedia"-applicatie de rubriek "Audio en
datacommunicatie".
Menu "Telefoon"
Als het audiosysteem is ingeschakeld kunt u
via dit menu telefoneren of de adresboeken van
de telefoon opvragen.
Zie voor meer informatie over de
"Telefoon"-applicatie de rubriek "Audio en
datacommunicatie". -
"Verbindingen",
-
"
Persoonlijke instelling – configuratie".
F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het
gewenste menu te selecteren en bevestig
ver volgens door op de toets OK te drukken.
Instrumentenpaneel
33
Menu "Boordcomputer"
Logboek waarschuwingen
Deze functie geeft een overzicht van de actieve
waarschuwingsmeldingen door ze op het
display weer te geven.
Menu "Verbindingen"
Menu "Persoonlijke
instelling – configuratie"
Parameters van de auto instellenVia dit menu kunt u informatie over het
functioneren van de auto raadplegen.
Als de autoradio is ingeschakeld, kunt u via dit
menu een Bluetooth-apparaat aankoppelen
(telefoon, mediaspeler) en de aansluitmodus
ervan instellen (handsfree, audiobestanden
l eze n).
Zie voor meer informatie over de
"Verbindingen"-applicatie de rubriek "Audio en
datacommunicatie".Dit menu geeft toegang tot de volgende
functies:
-
"
Parameters van de auto definiëren",
-
"
Configuratie beeldscherm",
Via dit menu kunnen de volgende
voorzieningen ingeschakeld/uitgeschakeld
worden, afhankelijk van de uitvoering en/of het
verkoopland:
-
"Verlichting en signalering ":
•
"Bochtverlichting",
•
"
Follow me home-verlichting",
•
"Instapverlichting".
-
"Comfort ":
•
"
Ruitenw. aan bij achteruit".
-
"Hulp bij het rijden ":
•
Aut
om. noodremfunctie,
•
D
etectie verslapping aandacht,
•
Snelheidsadviezen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de verschillende
voorzieningen.
Configuratie display
Via dit menu kunt u de weergavetaal van het
display in een lijst met talen selecteren.
Als dit menu is geselecteerd, hebt u toegang tot
de volgende instellingen:
-
"
Keuze van eenheden",
-
"
Datum en tijd instellen",
-
"
Voorkeursinstellingen schermweergave",
-
"Taalkeuze", Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Touchscreen
Het touchscreen heeft de volgende functies:
-
b ediening van de ver warming/
airconditioning,
-
t
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en de systemen van de auto,
-
b
ediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie,
en, afhankelijk van de uitvoering:
-
d
e weergave van de
waarschuwingsmeldingen en de grafische
weergave van de parkeerhulp,
-
d
e permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er verschijnt een blauw
verklikkerlampje bij kans op gladheid),
-
t
oegang tot de internetdiensten en
bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie.
Uit veiligheidsoverwegingen moet
de bestuurder handelingen die veel
aandacht vergen altijd bij stilstaande
auto uitvoeren.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
1
Instrumentenpaneel
38
Met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
Enkele definities...
Actieradius
(km of mijl)Aantal kilometers dat u
nog met de resterende
hoeveelheid brandstof kunt
rijden (berekend op basis
van het gemiddelde verbruik
over de laatste afgelegde
kilometers).
Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het actuele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen. Na het tanken van minimaal 5
liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100 km
bedraagt.
Wanneer tijdens het rijden streepjes in
plaats van waarden worden weergegeven,
dient u contact met het CITROËN-netwerk
of gekwalificeerde werkplaats op te nemen.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
B erekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
Traject resetten
Met instrumentenpaneel met LCD-
tekstdisplay of matrixdisplay
F Druk de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan
twee seconden in zodra het traject wordt
aangegeven.
F
O
f druk langer dan twee seconden op
de rolknop op het stuurwiel (volgens
uitvoering). F
D
ruk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de resettoets van het
instrumentenpaneel langer dan twee
seconden in.
(l/100
km, km/l of mpg)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display.
Instrumentenpaneel
39
Afgelegde afstand
(km of miles)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Teller van het Stop & Star t-
systeem.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject in totaal is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het omgevingslicht.
Werkt alleen als de verlichting van de auto is
ingeschakeld (dagrijverlichting uitgezonderd)
en in nachtstand.
Twee knoppen Touchscreen
F Selecteer in het menu Instellingen
de optie
" Lichtsterkte ".
F
S
tel de lichtsterkte af door de pijlen te
gebruiken of de cursor te bewegen.
De helderheid kan verschillend worden
ingesteld voor de dag en de nacht.
Druk, ter wijl de verlichting brandt, op
knop A om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop B om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Datum en tijd instellen
Zonder audiosysteem
U kunt de datum en tijd via het display van het
instrumentenpaneel instellen.
F
H
oud deze knop ingedrukt.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de te wijzigen instelling te
selecteren.
F
D
ruk deze knop kort in om te
bevestigen.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de instelling te wijzigen en
bevestig dit nogmaals om de
nieuwe instelling op te slaan.
1
Instrumentenpaneel
46
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van het
portier. De sirene stopt als het contact
wordt aangezet.
Als uw auto is uitgerust met het
alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Zonder centrale vergrendeling
Volg deze procedures in de volgende gevallen:
- storing van de centrale vergrendeling,
-
a
ccu losgekoppeld of ontladen.
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat
de auto volledig is vergrendeld.
Bestuurdersportier
F Steek de sleutel in het portierslot.
F D raai de sleutel in de richting van
de voorzijde van de auto om deze te
ontgrendelen, of in de richting van de
achterzijde om de auto te vergrendelen.
F
D
raai binnen 5 seconden de sleutel
nogmaals richting de achterzijde van de
auto om de super vergrendeling van de auto
in te schakelen.
Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem geeft het
gedurende enkele seconden knipperen van de
richtingaanwijzers aan dat de procedure goed
is uitgevoerd. F
D
raai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om deze te
vergrendelen, of in de richting van de
voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen van een portier
F T rek aan de binnenportiergreep van het
portier.
Vergrendelen
F
O
pen de portieren.
F
C
ontroleer of het kinderslot van de
achterportieren niet geactiveerd is.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek. F
V
er wijder de zwarte dop op de zijkant van
het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel zonder te forceren in het
gat en beweeg, zonder de sleutel te draaien,
de pal zijwaarts richting de binnenzijde van
het portier.
F
V
er wijder de sleutel en breng de zwarte dop
aan.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.De batterij vervangen
Als de batterij ver vangen moet worden, wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
Toegang tot de auto
72
Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat –
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!
12V-aansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten,
het kapje en sluit een geschikte adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders kans
op beschadiging van uw accessoire).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluiting,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze lader
Met dit systeem kan externe apparatuur, zoals
een smartphone, door middel van magnetische
inductie draadloos worden opgeladen. Het
systeem voldoet aan de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is. Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
F
D
e batterij van het apparaat wordt dan
opgeladen.
F
Z
odra de batterij volledig opgeladen is, gaat
het verklikkerlampje van de lader uit.
F
P
laats een apparaat in het midden van het
laadgedeelte.
F
Z
odra het apparaat wordt gedetecteerd,
gaat het verklikkerlampje van de lader
groen branden.
Ergonomie en comfort