Bedienen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
an
gwagen*
Rijden met een aanhangwagen Inleiding tot thema Houd rekening met de specifieke voorschrif-
ten
v
an het land in kwestie met betrekking
tot het rijden met aanhangwagen en het ge-
bruiken van een trekhaak.
De wagen werd in de eerste plaats ontwik-
keld voor het vervoer van personen, maar
kan ook worden gebruikt met aanhangwagen
als de geschikte technische uitrusting aan-
wezig is. Dit extra gewicht heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
In de winter moeten winterbanden bij de wa-
gen en ook de aanhangwagen worden ge-
monteerd.
Maximaal toelaatbare kogeldruk
De maximaal toegestane disselkogeldruk van
de trekhaak is 80 kg. Wagens met start-stopsysteem
Al
s
de wagen beschikt over af fabriek of na-
derhand door SEAT gemonteerde trekhaak,
werkt het start-stopsysteem zoals gebruike-
lijk. Er moeten geen bijzondere factoren in
acht worden genomen.
Als het systeem de aanhangwagen niet her-
kent of de trekhaak niet naderhand is inge-
bouwd door SEAT, moet het start-stopsys-
teem worden uitgeschakeld door te drukken
op de overeenkomstige toets aan de onder-
zijde van de middenconsole; dit moet gebeu-
ren voordat u begint te rijden met de aan-
hangwagen, het systeem moet ook geduren-
de de hele rit uitgeschakeld blijven ››› .
W ag
en
s met rijprofielkeuze
Als u gaat rijden met aangekoppelde aan-
hangwagen, wordt het gebruik van het rijpro-
fiel Eco niet aanbevolen. Selecteer bij voor-
keur een van de andere beschikbare rijprofie-
len voordat u begint te rijden met een aan-
hangwagen. ATTENTIE
Gebruik de aanhangwagen nooit om perso-
nen te v
ervoeren, dit kan hun leven in gevaar
brengen en is bovendien mogelijk verboden. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de trekhaak enkel indien hij in per-
fecte s
taat en correct bevestigd is.
● Wijzig of repareer de trekhaak in geen ge-
val
.
● Om het risico op letsels door aanrijdingen
van acht
eren te beperken en te vermijden dat
voetgangers of fietsers gewond raken wan-
neer u parkeert, moet u de kogelkop altijd
wegklappen of uitbouwen wanneer u geen
aanhangwagen gebruikt.
● Monteer nooit een trekhaak "met verdeling
van het g
ewicht" of "compensatie van de la-
ding". De wagen is niet geschikt voor dit type
trekhaken. De trekhaak kan falen en de aan-
hangwagen kan loskomen van de wagen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
port er
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen, waardoor on-
gevallen kunnen ontstaan.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
hebben meer kan
s om te kantelen.288
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
●
Plots r
emmen en bruuske manoeuvres ver-
mijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen.
● De snelheid meteen verlagen wanneer u
merkt dat
de aanhangwagen slingert.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhan
gwagen trekt (of 100
km/u (60 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd rekening met de maximaal toegestane
snelheid in het land in kwestie voor voertui-
gen met aanhangwagen; deze snelheid kan
lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hang
wagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als de trekhaak achteraf werd ingebouwd
door een werkp l
aats die niet behoort tot de
SEAT-groep, moet het start-stopsysteem
handmatig worden uitgeschakeld telkens
wanneer u met aanhangwagen gaat rijden.
Anders kan zich een defect voordoen aan het
remsysteem, met een ongeval en ernstige let-
sels tot gevolg.
● Schakel het start-stopsysteem altijd hand-
matig uit w
anneer u rijdt met een aanhang-
wagen gekoppeld aan een trekhaak die niet
door SEAT werd ingebouwd. Let op
● Voor d
at u een aanhangwagen aan- of los-
koppelt, schakelt u altijd het alarmsysteem
uit ››› pag. 132. Anders kan de sensor hel-
lingshoek het alarm onbedoeld doen afgaan.
● Rijd niet met aanhangwagen de eerste
1000 km van de mot
or ››› pag. 212.
● SEAT beveelt aan om zo mogelijk de kogel-
kop uit t
e bouwen of weg te klappen indien u
hem niet gaat gebruiken. Bij een aanrijding
van achteren kan de schade aan de wagen
groter zijn bij gemonteerde kogelkop.
● Sommige achteraf gemonteerde trekhaken
bedekken de behuizin
g van het sleepoog
achteraan. In die gevallen kan het sleepoog
niet gebruikt worden voor het aanslepen of
wegslepen van andere voertuigen. Indien de
wagen naderhand is uitgerust met een trek-
haak, moet de kogelkop daarom altijd in de
wagen bewaard worden bij uitbouw. Controlelampje
Gaat branden op de toets
De kogelkop voor aanhangwagen is niet vergrendeld.
Controleer de vergrendeling van de trekhaak
››› pag.
291. Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de ov er
eenstemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neg
eren.
● De wagen tot stilstand brengen zodra dat
veilig k
an. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Technische voorwaarden
Wagens die
af f
abriek z
ijn uitgerust met een
trekhaak voldoen aan alle technische en wet-
telijke vereisten om te kunnen rijden met
aanhangwagen.
Als de wagens naderhand wordt uitgerust
met een trekhaak, mag enkel een trekhaak
worden gemonteerd die is goedgekeurd voor
het maximaal toegestane gewicht van de
aanhangwagen die getrokken zal worden. De
trekhaak moet geschikt zijn voor de wagen
en aanhangwagen, en goed vastgemaakt zijn
aan het chassis van de wagen. Gebruik enkel
een trekhaak die is goedgekeurd door SEAT »
289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
● Remped
aal
intrappen en ingetrapt houden.
● Toets een keer indrukken om de el
ektro-
nische parkeerrem uit te schakelen ››› pag.
197.
● Als de wagen een schakelbak heeft, koppe-
lings
pedaal helemaal intrappen.
● De 1e versnelling inschakelen of keuzehen-
del in st
and D/S ››› pag. 203 zetten.
● Aan de toets trekken en dez
e uitgetrok-
ken houden om de combinatie wagen en
aanhangwagen tegen te houden met de elek-
tronische parkeerrem.
● Het rempedaal lossen.
● Langzaam beginnen te rijden. Daarvoor in
het gev
al van de schakelbak het koppelings-
pedaal langzaam lossen.
● De toets niet los
laten tot de motor vol-
doende aandrijfkracht heeft om het rijden te
starten. ATTENTIE
Als u een aanhangwagen op verkeerde wijze
trekt, k u
nt u de controle over de wagen verlie-
zen met ernstige letsels tot gevolg.
● Het rijden met aanhangwagen en het trans-
porter
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen en vergroot
de remafstand.
● Rijd altijd verstandig en voorzichtig. Rem
snell
er dan gebruikelijk. ●
De s nelheid en de rij
stijl aanpassen aan het
zicht, het weer, het wegdek en het verkeer.
De snelheid verminderen, met name wanneer
u hellingen af rijdt.
● Bijzonder voorzichtig gas geven. Plots rem-
men en bruuske m
anoeuvres vermijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen. De snel-
heid meteen v
erlagen wanneer u merkt dat de
aanhangwagen slingert.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hang
wagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren.
● Houd rekening met de maximaal toegesta-
ne snelheid in het l
and in kwestie voor voer-
tuigen met aanhangwagen; deze snelheid
kan lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen. Stabilisatie van het samenstel wagen-
aanh
an
g
er De aanhangwagenstabilisator is een bijko-
mende f
u
nctie
van het elektronisch stabilise-
ringsprogramma (ESC).
Als de aanhangwagenstabilisator vaststelt
dat de aanhangwagen slingert, grijpt hij au-
tomatisch in samen met de stuurbekrachti-
ging om het slingeren te verminderen. Vereisten voor de aanhangwagenstabilisator
● De wagen is af fabriek uitgerust met een
trekh
aak of werd achteraf voorzien van een
compatibele trekhaak.
● De ESC en ASR zijn actief. Op het instru-
mentenpaneel
brandt het controlelampje
of niet.
● De aanhangwagen is elektrisch aangeslo-
ten op het tr
ekkende voertuig met het stop-
contact voor aanhangwagen.
● U rijdt sneller dan ca. 60 km/u (37 mph).
● De maximaal toegestane disselkogeldruk
wordt
gebruikt.
● De aanhangwagen heeft een starre dissel.
● Als de aanhangwagen een rem heeft, moet
die zijn uit
gerust met een mechanische op-
looprem. ATTENTIE
De hogere veiligheid die de aanhangwagen-
st ab
ilisator biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Voorzichtig accelereren wanneer het weg-
dek gla
d is.
● Wanneer een systeem aan het regelen is,
stop
pen met accelereren. 296
Aanwijzingen
ACEA B4 (dieselmotoren) hoogstens 0,5 liter
eenm alig w
or
den bijgevuld.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie VW 506 00
resp. VW 506 01 of VW 505 00 resp.
VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld. Motoroliepeil controleren
Afb. 240
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeil
stok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Verv
olgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 240.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig
e voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
313. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de mot or niet
starten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 316
Aanwijzingen
– Ge bruik
uits
luitend een lader die geschikt
is voor accu's met een nominale spanning
van 12 V. De lader mag geen spanning ho-
ger dan 15 V afgeven.
– Nu de steker van de voedingskabel van de
accu
lader in het stopcontact steken en het
apparaat inschakelen.
– Na het laden: acculader uitschakelen en de
stek
er van de voedingskabel uit het stop-
contact trekken.
– Nu eerst de pooltangen van de accu losma-
ken.
– Dek
de accu weer af door het deksel op cor-
recte w
ijze te plaatsen.
– Sluit de motorkap ›››
pag. 314.
Raadpleeg vóór het laden van de accu beslist
de aanwijzingen van de fabrikant van de ac-
culader! ATTENTIE
Laad nooit een accu die is bevroren: vervan-
gen! Gev aar
voor ontploffingen! Let op
Accu uitsluitend via de aansluitingen in het
motor c
ompartiment laden. Batterij vervangen
De nieuwe accu moet dezelfde specificaties
(str
ooms
terkte, capaciteit en spanning) heb-
ben als de oude accu.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie ››› pag. 214. Door de
accuregelaar wordt de accu beter geladen
dan bij wagens zonder accuregelaar. Om er-
voor te zorgen dat dezelfde energie ook na
het vervangen van de accu weer beschikbaar
is, adviseren wij, alleen accu's van hetzelfde
type en dezelfde producent (zoals inge-
bouwd bij het afleveren van de wagen) in te
bouwen. Om ervoor te zorgen dat de energie-
regeling na vervanging van de accu weer cor-
rect werkt, moet de accu worden gecodeerd
in de energieregeling door een gespeciali-
seerde dealer. VOORZICHTIG
● Wag en
s met bijv. een start/stop-systeem*
worden voorzien van een speciale accu (accu
van het type AGM of EFB). Als een ander type
accu wordt gemonteerd, is het mogelijk dat
de start/stop-functie aanzienlijk wordt gere-
duceerd en zo de wagen onder bepaalde om-
standigheden niet wordt uitgezet.
● Let erop dat de ontgassingsslang altijd aan
de originele opening aan de
zijkant van de
accu wordt aangesloten. Anders kunnen gas-
sen en accuzuren ontsnappen. ●
Ac c
usteunen en -klemmen moeten altijd
correct zijn bevestigd.
● Vóór alle werkzaamheden aan de accu, de
waars
chuwingsaanwijzingen in ››› pag. 321,
Waarschuwingsaanwijzingen voor accu's le-
zen.
● Vergeet niet om het accudeksel terug te
plaat
sen als dit is verwijderd. Dat is een be-
scherming voor hoge temperaturen. Op deze
wijze wordt de levensduur van de wagen ver-
lengd. Milieu-aanwijzing
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwa-
v elz
uur en lood. Zij moeten daarom volgens
de voorschriften worden opgeslagen en afge-
voerd en horen in geen geval bij het huisvuil.
Zorg dat de uitgebouwde accu niet kan kante-
len. Anders kan er zwavelzuur uitstromen! 322
Technische gegevens
Benzinemotor 1.4 110 kW (150 pk) Start-Stop ACT ®Vermogen in kW (pk) bij omw/minMaximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud
(cm3
)Brandstof
110 (150)/5.000-6.000250/1.500-3.5004/1.395Super 95 ROZ/Normal 91 ROZ a)
a)
Met licht vermogensverlies.
Vermogens en gewichten2WD Handgeschakeld2WD Automatisch4WD Handgeschakeld4WD Automatisch
Maximumsnelheid (km/u)201 (5)198 (6)192 (5)189 (5)
Acceleratie 0-80 km/u (s)5,96,06,05,9
Acceleratie 0-100 km/u (s)8,58,69,08,9
Toelaatbaar totaalgewicht (kg)1.9001.9202.0002.010
Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg)1.3591.3751.4601.476
Toegestane voorasbelasting (kg)9709901.0001.010
Toegestane achterasbelasting (kg)9809801.0501.050
Toegestane dakbelasting (kg)75757575
Aanhangwagengewicht ongeremd (kg)670680730730
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg)1.8501.8001.9501.950
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg)1.8001.6001.9001.900 338
Technische kenmerken
Benzinemotor 2.0 140 kW (190 pk) start/stopVermogen in kW (pk) bij omw/minMaximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud (cm3
)Brandstof
140 (190)/4.200-6.000320/1.450-4.2004/1.984Super 95 ROZ/Normal 91 ROZ a)
a)
Met licht vermogensverlies.
Vermogens en gewichten4WD
Maximumsnelheid (km/u)212(5)
Acceleratie 0-80 km/u (s)5,2
Acceleratie 0-100 km/u (s)7,9
Toelaatbaar totaalgewicht (kg)2.080
Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg)1.536
Toegestane voorasbelasting (kg)1.070
Toegestane achterasbelasting (kg)1.060
Toegestane dakbelasting (kg)75
Aanhangwagengewicht ongeremd (kg)750
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg)2.000
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg)1.900 339
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Dichtschuiven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 ac ht
erk
lep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Diesel motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
voorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Dieselolie roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
voorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Display van de radio: schoonmaken . . . . . . . . . . 304
Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
indicatie in de buitenspiegel . . . . . . . . . . . . . . 251
rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
DSG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
DSG-versnellingsbak: zie Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . 204
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 159
E E10 zie Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Easy Connect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 127
Easy Connect-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Easy Open . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
EDS zie Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . . . . 200 Een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
achterlic ht in de achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 114
achterlicht in zijpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
knipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . 69
Efficiency-programma besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Elektrische apparaten zie Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . 18, 148 comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 149
Elektro-mechanische besturing . . . . . . . . . . . . . . 211 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Elektromechanische parkeerrem . . . . . . . . . . . . . 197 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
automatische inschakeling . . . . . . . . . . . . . . . 197
automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 197
noodstopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel (XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Elektronische automatische blokkering . . . . . . . 200
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC) . . . . . 200
Elektronische startblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . . . . . . . . . 200
Emergency Assist zie Noodhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Emissiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Energiemanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 ESC
elektroni sche stabiliseringscontrole . . . . . . . . 200
rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . 201
Sport-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Event Data Recorder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Extra verbruikers (efficiency-programma) . . . . . . . 43
Extra verwarming zie Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . 187
F Fietsendrager maximumbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
monteren op de wegklapbare kogelkop . . . . . 292
Filehulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247 functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
situaties waarin het moet worden uitgescha-keld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Frontairbag aan bijrijderszijde Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontairbag aan bijrijderszijde buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontale botsingen en natuurkundige wetten . . . 84
Front Assist aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 229
zie ook Noodremhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . 229
Full-LED koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Functie Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Functie Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Functiestoringen automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 234
glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 262
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Noodremhulpsysteem (Front Assist) . . . . . . . . 230
350