126
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Intelligent Traction Control
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: Intelligent Traction Control .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in
verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de Intelligent
Traction Control het doorslippen van de voor wielen
om voor een optimale grip te zorgen. Zo worden de
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd. Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de wielen te
weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit
in de modder, sneeuw, in mulle grond enz.) kan het
nuttig zijn het ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra de
gripomstandigheden dit toelaten.
De functie kan worden uitgeschakeld
via het menu Auto/Rijden
van het
touchscreen.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of als een snelheid van 50 km/h wordt
bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
De functie kan opnieuw worden
ingeschakeld via het menu Auto/Rijden
van het touchscreen.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
Storingen
In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen. Dit wordt bevestigd door de weergave van een
melding.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding en een
geluidssignaal, duidt dit op een storing in
de systemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te laten
controleren.
Veiligheid
155
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
om standigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw
handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt reageren
op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder
handelingen die veel aandacht vergen altijd bij
stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd
meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op over verhitting en beschadiging van
het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm
en blijft ook na het afzetten van de motor nog
enige tijd warm. Zet uw auto daarom niet stil
(om te parkeren of met draaiende motor) op
een plaats met brandbaar materiaal (gras,
afgevallen bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende
motor achter. Als u
uw auto met draaiende
motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem
aan en zet de versnellingsbak in de
neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk
van het type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel
mogelijk te vermijden, want het water kan de motor,
versnellingsbak en het elektrische systeem van uw
auto ernstig beschadigen. Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water nergens
meer is dan 15 cm en houd daarbij rekening met
de golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers,
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt
gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat
toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven
en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem
dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
6
Rijden
156
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet
afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur in de
gaten.
F
A
ls dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Nieuwe auto
Gebruik de auto de eerste 1000
km niet om
een aanhanger te trekken.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw
auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de handmatige hoogteverstelling
van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
PEUGEOT-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen, wordt
de parkeerhulp achter hierbij automatisch
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutels is een chip aangebracht die over een
geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet
bij het aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem de
motorregelmodule om te voorkomen dat de motor
na een eventuele inbraak in de auto gestart kan
worden.
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Stand Contact
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Het contactslot heeft 3
standen:
-
stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot steken
en uit het contactslot verwijderen, stuurslot
vergrendeld,
-
stand 2
(Contact aan) : stuurslot ontgrendeld,
contact ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor,
draaien van de motor,
-
stand 3
(Star ten).
In deze stand werkt de elektrische uitrusting van de
auto en kan externe apparatuur worden opgeladen.
Rijden
158
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel naar
stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand alvorens
de motor af te zetten. Dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig
tot stilstand is gekomen. Als de motor wordt
afgezet, worden ook de rembekrachtiging en
de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee
en vergrendel de auto.Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies, zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2
(Contact)
van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop)
en
ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry and
start
Starten van de motor
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt, het koppelingspedaal volledig ingetrapt.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Rijden
159
De elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem moet zich binnen de
detectiezone bevinden.
Als de elektronische sleutel niet in deze zone
wordt gedetecteerd, wordt er een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel naar deze
zone zodat de motor kan worden gestart.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de rubriek
"Sleutel niet gedetecteerd – Noodprocedure
voor het starten".F
D
ruk op de knop " START/STOP";
houd het pedaal ingetrapt tot de
motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen onder nul en/of bij koude motor
pas gestart als het lampje voor het voorgloeien is
gedoofd. F
M
oet u bij een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het lampje uitgaat en niet nogmaals
op de toets " START/STOP " drukken voordat de
motor is aangeslagen.
F M oet u bij een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houden tot het
lampje uitgaat en niet nogmaals op de toets
" START/STOP " drukken voordat de motor is
aangeslagen.
Als aan een van de voor waarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een
melding op het instrumentenpaneel weergegeven.
In sommige gevallen moet het stuur wiel heen en
weer worden bewogen ter wijl de toets " S TA R T/
STOP " wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen; u wordt hier van via een melding op de
hoogte gebracht.
of
F
Z
et bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand
P of N .
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt, het rempedaal stevig ingetrapt.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor wordt
gestart.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8 wordt het stuurslot niet
vergrendeld. Als dit lampje gaat branden nadat u
op
de toets " START/STOP " hebt gedrukt:
Bij benzinemotoren kan, na een
koude start, het voor ver warmen van de
katalysator 2
minuten lang duidelijk voelbare
motortrillingen veroorzaken wanneer de
motor stationair draait (bij verhoogd stationair
toerental). Verlaat om veiligheidsredenen nooit de auto
ter wijl de motor nog draait.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
F
Z
et bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
of
F
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand P of N .
F Druk ter wijl de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt op de toets " START/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuur wiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8 wordt het stuurslot niet
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet
afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de auto
achter als u
de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
6
Rijden
160
Contact aanzetten (zonder te
star ten)
U kunt dan ook verschillende elektrische functies
activeren (radio, verlichting enz.).F
D
ruk op de toets "START/STOP":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden
zonder dat de motor wordt gestart.
F
D
ruk nogmaals op deze knop om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen. Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op de
eco-mode om de laadtoestand van de accu op
peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als
het systeem de sleutel niet waarneemt in de
detectiezone of als de batterij van de elektronische
sleutel leeg is.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in. F
S
electeer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P en trap ver volgens het
rempedaal stevig in.
F
D
ruk op de toets "
START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Wanneer de elektronische sleutel van het Keyless
entry en start-systeem in de auto ligt, kan door op
op de knop " START/STOP " te drukken, zonder
de pedalen in te trappen, het contact worden
aangezet.
F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer.Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied bevindt,
verschijnt een melding op het instrumentenpaneel
als een portier wordt gesloten of bij een poging om
de motor af te zetten.
F
H
oud om het afzetten van de motor te bevestigen
de knop " START/STOP " ongeveer 5
seconden
ingedrukt.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
161
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor geforceerd
worden afgezet (zelfs tijdens het rijden).
Houd de knop "START/STOP" ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra
de auto stilstaat.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is geactiveerd,
zorgt dit systeem er voor dat de parkeerrem
automatisch wordt aangetrokken bij het afzetten
van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij het
wegrijden. F
d
oor kort aan de hendel te trekken
om de
parkeerrem aan te trekken,
F
d
oor de hendel kort in te drukken ter wijl u het
rempedaal ingetrapt houdt om de parkeerrem vrij
te zetten.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de hendel:
Waarschuwingslampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de
parkeerrem is aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit lampje uit
om dit te bevestigen.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem niet.
Beveilig als de parkeerrem niet is aangetrokken
de auto tegen wegrollen door een versnelling
in te schakelen
Beveilig bij een automatische transmissie
als de parkeerrem niet is aangetrokken de
auto tegen wegrollen door de meegeleverde
wielblokken tegen een van de wielen te
plaatsen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Sticker op het portierpaneel
Controleer voordat u de auto verlaat of de
p arkeerrem is aangetrokken: de lampjes van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
en op de hendel moeten allebei permanent
branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto wanneer
het contact is aangezet: ze zouden de
parkeerrem kunnen vrijzetten.
6
Rijden
163
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem kan
worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of is afgezet door de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem, wordt
de parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is geactiveerd,
kunt u op elk moment zelf de parkeerrem
aantrekken of vrijzetten met de hendel.
Bijzonderheden
Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn
om de parkeerrem handmatig aan te trekken.
Stilzetten van de auto, bij draaiende
motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor
kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Parkeren van de auto met vrijgezette
parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet te
gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto wegrolt
een versnelling in of plaats de wielblokken
tegen een van de wielen.
Stilzetten van de auto, met de parkeerrem
vrijgezet.
F
Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het instrumentenpaneel en op de hendel bevestigt
dat de parkeerrem is aangetrokken,
F
Z
et het contact weer aan, zonder de motor te
starten.
F
Z
et de parkeerrem handmatig vrij door op
de hendel te drukken ter wijl u
het rempedaal
ingetrapt houdt. Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van
het lampje remsysteem en het lampje
P op de hendel in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgezet".
F
Z
et het contact af.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de stand P automatisch ingeschakeld als
het contact wordt afgezet. De wielen zijn dan
geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie , in het bijzonder met betrekking
tot het in de vrijloop zetten van de auto.
Bij uitvoeringen met een automatische
transmissie klinkt een geluidssignaal als de
stand N wordt geselecteerd. Het geluidssignaal
stopt zodra u
het bestuurdersportier weer sluit.
6
Rijden