155
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle 
om standigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw 
handen op het stuur wiel, zodat u
  snel kunt reageren 
op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder 
handelingen die veel aandacht vergen altijd bij 
stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een  
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd 
meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien 
in een slecht geventileerde, afgesloten 
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige 
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan 
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden 
(temperaturen lager dan -23°C) de motor 
gedurende 4
  minuten stationair draaien 
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze 
komt de goede werking en de duurzaamheid 
van de mechanische onderdelen van de auto, 
motor en versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem – 
Kans op over verhitting en beschadiging van 
het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm 
en blijft ook na het afzetten van de motor nog 
enige tijd warm. Zet uw auto daarom niet stil 
(om te parkeren of met draaiende motor) op 
een plaats met brandbaar materiaal (gras, 
afgevallen bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende 
motor achter. Als u
  uw auto met draaiende 
motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem 
aan en zet de versnellingsbak in de 
neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk 
van het type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde 
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel 
mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, 
versnellingsbak en het elektrische systeem van uw 
auto ernstig beschadigen. Bent u
  genoodzaakt over een overstroomd 
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-  
c
 ontroleer dat de diepte van het water nergens 
meer is dan 15   cm en houd daarbij rekening met 
de golven die kunnen worden veroorzaakt door 
andere gebruikers,
-  
s
 chakel de functie Stop & Start uit,
-  
r
 ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te 
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 
10
 
 km/h,
-  
z
 et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u   het overstroomde weggedeelte achter u   hebt 
gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat 
toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven 
en remblokken te drogen.
Als u   twijfels hebt over de staat van uw auto, neem 
dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een 
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel 
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt 
daarom extra aandacht van de bestuurder.
6 
Rijden